ECLI:NL:RBZWB:2021:6646
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van uitkering en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure
In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 november 2021 van het UWV, waarin haar uitkering werd beëindigd. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 26 november 2021 heeft het UWV het bestreden besluit ingetrokken, waarna verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ook heeft ingetrokken. Verzoekster heeft vervolgens verzocht om het UWV te veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, gezien het besluit van 26 november 2021, het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Dit biedt aanleiding om het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het UWV ook moet worden veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 748,--, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan op 23 december 2021, waarbij het UWV in de proceskosten van verzoekster is veroordeeld tot het genoemde bedrag.