ECLI:NL:RBZWB:2021:6646

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_4982 PKV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van uitkering en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 november 2021 van het UWV, waarin haar uitkering werd beëindigd. Verzoekster heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Echter, op 26 november 2021 heeft het UWV het bestreden besluit ingetrokken, waarna verzoekster haar verzoek om voorlopige voorziening ook heeft ingetrokken. Verzoekster heeft vervolgens verzocht om het UWV te veroordelen in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, gezien het besluit van 26 november 2021, het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Dit biedt aanleiding om het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het UWV ook moet worden veroordeeld tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht. De kosten voor de rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 748,--, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De voorzieningenrechter heeft de uitspraak gedaan op 23 december 2021, waarbij het UWV in de proceskosten van verzoekster is veroordeeld tot het genoemde bedrag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4982 WIA VV
uitspraak van 23 december 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. I. Lamou,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 1 november 2021 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van haar uitkering. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 26 november 2021 heeft het UWV het bestreden besluit ingetrokken.
Vervolgens heeft verzoekster het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft in de brief van 16 december 2021 gesteld zich te conformeren aan de uitspraak van de rechtbank.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit het besluit van 26 november 2021 dat het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,-- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1).
3. Nu het UWV aan verzoekster is tegemoetgekomen, ziet de voorzieningenrechter hierin aanleiding om het UWV tevens te veroordelen tot vergoeding van het door verzoekster betaalde griffierecht.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 748,--
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 23 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.