ECLI:NL:RBZWB:2021:6631

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8659
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering na medische beoordeling en geschiktheid voor functies

Op 23 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Sarrari, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiser had beroep ingesteld tegen het besluit van 14 augustus 2020 van het UWV, waarin de aanvraag voor een WIA-uitkering werd geweigerd. Eiser was eerder werkzaam als vrachtwagenchauffeur en was uitgevallen door nek- en hartklachten. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gehouden op 2 december 2021, waarbij eiser zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde en het UWV werd vertegenwoordigd door mr. H.M. van Gent.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak vastgesteld, waaronder de medische beoordeling door verzekeringsartsen van het UWV. Deze artsen concludeerden dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt was, omdat hij niet voldeed aan de criteria voor een WIA-uitkering. Eiser voerde aan dat hij volledig arbeidsongeschikt was en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde echter dat het medisch onderzoek zorgvuldig was en dat de verzekeringsartsen alle relevante medische informatie hadden meegenomen in hun beoordeling.

De rechtbank concludeerde dat de FML (Functionele Mogelijkheden Lijst) van 24 februari 2020 een juiste weergave was van eisers belastbaarheid. Eiser had geen onderbouwing voor zijn stelling dat hij meer beperkt was dan door de verzekeringsartsen was vastgesteld. De rechtbank oordeelde dat de functies die aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag lagen, passend waren voor eiser. Aangezien eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt werd bevonden, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, zonder proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8659 WIA

uitspraak van 23 december 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. F. Sarrari,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 14 augustus 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de weigering een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 2 december 2021. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Namens het UWV is mr. H.M. van Gent verschenen.

Overwegingen

1.
Feiten
Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als vrachtwagenchauffeur. Voor dat werk is hij op 26 maart 2018 uitgevallen vanwege nek- en hartklachten.
Bij besluit van 12 maart 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd per 23 maart 2020 aan eiser een WIA-uitkering toe te kennen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per 23 maart 2020.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de Wet WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Volgens artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts heeft eiser gezien op het spreekuur en door de verzekeringsarts b&b is eiser telefonisch gehoord. Beide verzekeringsartsen hebben bij hun beoordeling van eisers beperkingen en mogelijkheden alle beschikbare medische informatie -waaronder een brief van cardioloog [naam cardioloog] van 6 september 2018- betrokken. Op basis van hun bevindingen zijn de verzekeringsartsen tot de conclusie gekomen dat er vanuit verzekeringsgeneeskundig oogpunt geen reden is om eiser op de datum in geding volledig arbeidsongeschikt te achten, omdat hij niet voldoet aan de criteria die daarvoor gelden. Daarom zijn de beperkingen en de belastbaarheid van eiser door de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 24 februari 2020. De verzekeringsarts b&b heeft aangegeven dat deze FML een juiste weergave is van eisers belastbaarheid.
4.2
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is verricht. Hij heeft hartklachten, rug-, nek- en schouderklachten met uitstraling naar de benen, buikklachten en psychische klachten. Binnenkort wordt hij geopereerd aan zijn galblaas. De klachten die hij daaraan heeft, waren reeds op de datum in geding aanwezig.
4.3
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder hart- en nekklachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van eisers klachten rekening gehouden. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschiktheid is, maar heeft nagelaten deze stelling te onderbouwen met medisch objectiveerbare gegevens. Hetzelfde geldt voor de ter zitting geclaimde urenbeperking. Ook voor de stelling dat eiser op de datum in geding al klachten aan zijn galblaas had, ontbreekt een onderbouwing met medische stukken. Daar komt bij dat door eiser bij de verzekeringsarts noch bij de verzekeringsarts b&b over dergelijke klachten is gesproken. Evenmin heeft eiser hiervan melding gemaakt in zijn bezwaarschrift. Bovendien is ter zitting verklaard dat de behandeling met betrekking tot de galblaasklachten pas op 24 september 2020 -aldus zes maanden na de datum in geding- is gestart. De rechtbank is met het UWV van oordeel dat de overige door eiser in zijn beroepschrift genoemde klachten bij beide verzekeringsartsen bekend waren en zijn meegewogen bij de vaststelling van eisers belastbaarheid. De rechtbank ziet dan ook geen reden om eiser te volgen in de stelling dat er vanwege de nekklachten een aanvullende beperking voor hoofdbewegingen aangenomen dient te worden. Ten aanzien van de overgelegde lijst met medicatie die eiser gebruikt, overweegt de rechtbank dat -naast het feit dat uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat deze daarmee bekend waren- eiser heeft nagelaten toe te lichten tot welke beperkingen zijn medicijngebruik zou moeten leiden. In dit verband merkt de rechtbank op dat er reeds meerdere beperkingen in de rubriek persoonlijk functioneren zijn aangenomen, waaronder de beperking dat eiser niet kan werken bij draaiende machine onderdelen.
Ter zitting is namens eiser een beroep gedaan op het arrest Korošec en is de rechtbank verzocht om een deskundige te benoemen. Uit voornoemd arrest volgt niet dat de rechtbank uit het oogpunt van equality of arms gehouden zou zijn om in een situatie als hier aan de orde, waarin eiser informatie van zijn behandelaars in de procedure heeft kunnen brengen, een medisch deskundige te benoemen. Aan eisers verzoek zal door de rechtbank dan ook geen gevolg worden gegeven.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat niet is gebleken dat in de FML van 24 februari 2020 de beperkingen van eiser zijn onderschat. Voor de verdere beoordeling gaat de rechtbank dan ook uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker textiel (geen kleding) (Sbc-code 272043), textielproductenmaker (excl. textiel) (Sbc-code 111160) en monteur printplaten (Sbc-code 267051).
5.2
De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 11 maart 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 13 augustus 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Ter zitting is gesteld dat eiser de geduide functies niet kan verrichten vanwege het repetitieve karakter van de functie monteur printplaten en omdat er moet worden samengewerkt in de functie productiemedewerker textiel. Deze stellingen komen voort uit eisers opvatting dat hij meer beperkt is dan door de verzekeringsartsen is aangenomen. Zoals de rechtbank in overweging 4.3 heeft geconcludeerd, is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 23 maart 2020.
7.
Conclusie
Gelet op wat hiervoor is overwogen, zal het beroep ongegrond worden verklaard.
8.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard is er geen reden om een proceskostenveroordeling uit te spreken. Ook bestaat geen aanleiding om te bepalen dat het griffierecht aan eiser moet worden vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Constant, griffier, op 23 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.