ECLI:NL:RBZWB:2021:6623

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_149
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid bestuursrechter inzake handhavingsverzoek Wet Milieubeheer

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Tilburg, een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Dit verzoek betrof het gebruik van urine als meststof door leden van een vereniging, wat volgens eiseres in strijd is met de Meststoffenwetgeving en de Wet Milieubeheer. Het college heeft het verzoek op 16 juli 2020 afgewezen en dit besluit is later, op 15 december 2020, in het bestreden besluit bevestigd. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft in haar uitspraak van 23 december 2021 vastgesteld dat zij niet bevoegd is om over het beroep te oordelen. Dit oordeel is gebaseerd op de regels omtrent de bevoegdheid van de bestuursrechter, die bepalen dat tegen besluiten genomen op grond van de Wet milieubeheer beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. De rechtbank heeft daarom besloten het beroepschrift door te zenden naar de AbRS.

De uitspraak is gedaan door rechter G.M.J. Kok, in aanwezigheid van griffier M.A. de Rooij. De rechtbank heeft de partijen geïnformeerd over de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze uitspraak, met een termijn van zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/149 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] te [plaatsnaam] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 16 juli 2020 (primaire besluit) heeft het college het verzoek van eiseres om handhavend op te treden tegen het gebruik van urine als meststof door leden van [naam vereniging] afgewezen.
In het besluit van 15 december 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op 22 juni 2020 heeft eiseres bij het college een verzoek om handhaving ingediend. Dit verzoek luidt als volgt:
“Middels dit schrijven wil ik een handhavingsverzoek indienen bij de gemeente betreffende Wet Milieubeheer artikel 10.1 en 10.2. Bij de [naam vereniging] aan de [straatnaam] in [plaatsnaam] wordt urine gebruikt als meststof. Volgens de Meststoffenwetgeving en Wet Milieubeheer wordt urine gezien als afvalstof en derhalve mag deze niet in of op de grond aangebracht worden. (..)”
Bij het primaire besluit heeft het college het verzoek van eiseres afgewezen.
Bij het bestreden besluit heeft het college de door eiseres daartegen ingediende bezwaren ongegrond verklaard. In de rechtsmiddelenclausule onder het bestreden besluit heeft het college opgenomen dat daartegen beroep kan worden ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
2. Voordat de bestuursrechter kan toekomen aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep, moet hij beoordelen of hij bevoegd is. Regels over de bevoegdheid van de bestuursrechter gaan over de toegang tot de rechter en zijn van openbare orde. De rechter moet dan ook ambtshalve - zonder dat partijen hierover iets hebben aangevoerd - onderzoeken of hij bevoegd is van het beroep kennis te nemen.
3. Het in bezwaar gehandhaafde besluit tot afwijzing van het verzoek om handhaving vindt zijn grondslag in de Wet milieubeheer. Op grond van artikel 2 van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak (bijlage 2 bij de Algemene wet bestuursrecht) volgt dat tegen besluiten, genomen op grond van de Wet milieubeheer, beroep kan worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de AbRS). Dit betekent dat de rechtbank niet bevoegd is te oordelen over het beroep.
4. Het beroepschrift zal worden doorgezonden naar de AbRS.

Beslissing

De rechtbank verklaart zich onbevoegd.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A. de Rooij, griffier, op 23 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.