In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een eigenaresse van een recreatiewoning, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die was verleend voor het wijzigen van de maximale oppervlakte van een recreatiewoning op een perceel in de gemeente Sluis. Het college verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat zij volgens hen geen belanghebbende zou zijn in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres wel degelijk als belanghebbende kan worden aangemerkt, omdat zij als eigenaar van een woning op hetzelfde recreatieterrein mogelijk nadelige gevolgen ondervindt van de vergunning die aan een andere woning is verleend. De rechtbank oordeelde dat het college ten onrechte het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk had verklaard en vernietigde het bestreden besluit. Tevens werd het college opgedragen om binnen acht weken een nieuw, inhoudelijk besluit te nemen op het bezwaar van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het college geen dwangsom verschuldigd is aan eiseres wegens niet tijdig beslissen, omdat het college binnen de gestelde termijn op het bezwaar had beslist. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het college opgedragen het griffierecht aan eiseres te vergoeden.