Op 18 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De zaak betreft de wijziging van de bijstandsuitkering van de eiser, die sinds 29 juni 2015 een bijstandsuitkering ontving naar de norm voor een alleenstaande. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser per 7 november 2019 gewijzigd naar de norm voor gehuwden met een niet-rechthebbende partner, en heeft de uitkering aangevuld met een bedrag van € 91,54 per maand. In een later besluit op 20 februari 2020 heeft het college het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en de bijstandsuitkering verhoogd met € 95,09 per maand.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij aanvoert dat hij niet in staat is om met vier personen van € 382,20 per maand te leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partner van eiser op 7 november 2019 geen recht op bijstand had, en dat de kosten van levensonderhoud voor de partner niet in de begroting van de kosten kunnen worden betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de bijstandsuitkering voldoende heeft afgestemd op de individuele situatie van eiser door deze aan te vullen met het eerder genoemde bedrag. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.