ECLI:NL:RBZWB:2021:661

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 februari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5401
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging bijstandsuitkering en beoordeling individuele situatie onder de Participatiewet

Op 18 februari 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. De zaak betreft de wijziging van de bijstandsuitkering van de eiser, die sinds 29 juni 2015 een bijstandsuitkering ontving naar de norm voor een alleenstaande. Het college heeft de bijstandsuitkering van eiser per 7 november 2019 gewijzigd naar de norm voor gehuwden met een niet-rechthebbende partner, en heeft de uitkering aangevuld met een bedrag van € 91,54 per maand. In een later besluit op 20 februari 2020 heeft het college het bezwaar van eiser gedeeltelijk gegrond verklaard en de bijstandsuitkering verhoogd met € 95,09 per maand.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, waarbij hij aanvoert dat hij niet in staat is om met vier personen van € 382,20 per maand te leven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de partner van eiser op 7 november 2019 geen recht op bijstand had, en dat de kosten van levensonderhoud voor de partner niet in de begroting van de kosten kunnen worden betrokken. De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de bijstandsuitkering voldoende heeft afgestemd op de individuele situatie van eiser door deze aan te vullen met het eerder genoemde bedrag. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een kostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5401 PW STER

uitspraak van 18 februari 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. I.P.M.J. Nelemans,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, het college.

Procesverloop

In het besluit van 22 november 2019 (primair besluit) heeft het college de bijstandsuitkering van eiser met ingang van 7 november 2019 gewijzigd in de norm voor gehuwden met een niet-rechthebbende partner. Omdat de maandelijkse kosten van eiser hoger zijn dan de maandelijkse inkomsten, heeft het college de uitkering op grond van artikel 18 van de Participatiewet aangevuld met een bedrag van € 91,54 per maand.
In het besluit van 20 februari 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard omdat de bijstandsnorm dient te worden aangevuld met
€ 95,09 per maand.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 7 januari 2021. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. L.M.W. Reijrink.

Overwegingen

Feiten

1. Eiser ontving vanaf 29 juni 2015 een bijstandsuitkering naar de norm voor een alleenstaande.
Vanaf 24 oktober 2019 voert eiser een gezamenlijke huishouding met zijn partner en hun twee minderjarige kinderen. Eiser heeft dit aan het college doorgegeven.
Het college heeft daarop de totale maandelijkse kosten van eiser vastgesteld op
€ 1.246,11, waarvan € 382,20 aan kosten voor levensonderhoud. De maandelijkse inkomsten van eiser, bestaande uit de bijstandsuitkering en toeslagen, zijn vastgesteld op
€ 1.151,02.
Geschil
2. In deze zaak gaat het om de vraag of het college de bijstandsuitkering van eiser voldoende heeft afgestemd op eisers situatie per 7 november 2019.
Standpunt eiser
3. Eiser voert aan dat hij niet in staat is om met vier personen, waarvan een baby, te leven van € 382,20 per maand. De gemeente heeft niet gevraagd om een onderbouwing daarvan. Ook heeft de gemeente niet gevraagd om gegevens over de ziektekostenverzekeringspremie van zijn niet-rechthebbende partner, die wel betaald moet worden vanaf 7 december 2019.
Wettelijk kader
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Beoordeling
5.1
Ter zitting is gebleken dat aan eiser met ingang van 17 januari 2020 een uitkering voor gehuwden is toegekend zodat het in deze zaak gaat om de periode van 7 november 2019 tot 17 januari 2020.
5.2
Vast staat dat de partner van eiser op 7 november 2019 geen recht op bijstand had. Uit artikel 24 eerste lid onder a van de Participatiewet volgt dat eiser recht heeft op een bijstandsuitkering van 50% van de gehuwdennorm. In die situatie moet worden beoordeeld of, gelet op de individuele situatie van eiser, aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 18, eerste lid van de Participatiewet alsnog een hogere (aanvullende) bijstandsuitkering toe te kennen. Het college heeft bij die beoordeling een berekening gemaakt, waaruit blijkt dat eiser aan maandelijkse kosten (vaste lasten en levensonderhoud) meer geld kwijt is dan hij aan inkomen ontvangt wanneer de bijstandsnorm voor hem 50% bedraagt. Het college heeft op grond hiervan besloten om de norm voor hem te verhogen met € 95,09.
5.3
Voor de berekening van de kosten van levensonderhoud, buiten eisers vaste lasten als huur- en energiekosten, is het college uitgegaan van een bedrag van € 382,20 per maand op basis van een driepersoonshuishouden. Eiser voert aan dat hij van dat bedrag niet met vier personen kan leven en dat de kosten voor zijn jongste kind, luiers en flesvoeding, van dat bedrag niet betaald kunnen worden. De rechtbank overweegt dat nu de partner van eiser op 7 november 2019 geen recht op bijstand had, de kosten van haar levensonderhoud niet in de begroting van die kosten kunnen worden betrokken. Bovendien heeft eiser nagelaten verder inzichtelijk te maken hoe hoog de maandelijkse kosten van het levensonderhoud van hem en zijn minderjarige kinderen zijn, welk bedrag hij dan tekort komt en op welk punt dat verschilt van de berekening van het college.
5.4
Bij de berekening van de noodzakelijke maandelijkse kosten heeft het college ook rekening gehouden met de zorgverzekeringspremie van eiser. De partner van eiser had op 7 november 2019 geen recht op bijstand zodat haar zorgverzekeringspremie terecht niet is meegenomen in de berekening van de noodzakelijke maandelijkse kosten.
5.5
Gelet op wat hiervoor is overwogen gaat de rechtbank voor de vaststelling van de noodzakelijke maandelijkse kosten van eiser uit van de juistheid van de berekening van het college in de beslissing op bezwaar van 20 februari 2020. De rechtbank is daarom van oordeel dat het college eisers bijstandsuitkering voldoende heeft afgestemd op zijn individuele situatie door deze aan te vullen met een bedrag van € 95,09.
Conclusie
6. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een kostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.E.J.M. Stoof, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier op 18 februari 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Wettelijk kader
Op grond van artikel 18, eerste lid van de Participatiewet stemt het college de bijstand en de daaraan verbonden verplichtingen af op de omstandigheden, mogelijkheden en middelen van de belanghebbende.
Op grond van artikel 24, eerste lid onder a van de Participatiewet is voor gehuwden waarvan een echtgenoot geen recht op algemene bijstand heeft, voor de rechthebbende echtgenoot de norm gelijk aan 50% van de norm die voor hem zou gelden als hij gehuwd zou zijn met een rechthebbende echtgenoot van zijn leeftijd, indien de rechthebbende echtgenoot 21 jaar of ouder is en geen kostendelende medebewoners heeft.