ECLI:NL:RBZWB:2021:6568

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
22 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5433
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in de proceskosten na intrekking van beroep inzake WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV, dat op 5 februari 2020 haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigde. De rechtbank heeft op 10 februari 2021 een zitting gehouden, waarbij verzoekster, haar gemachtigde mr. L.A.M. van der Geld, en haar herstelcoach via videobellen aanwezig waren. Namens het UWV was mr. B.H.C. de Bruijn aanwezig. Op 24 maart 2021 deed de rechtbank een tussenuitspraak en gaf het UWV de kans om het geconstateerde gebrek te herstellen. Het UWV heeft deze kans benut en op 15 juni 2021 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij de bezwaren tegen eerdere beslissingen gegrond werden verklaard. Verzoekster kreeg met terugwerkende kracht recht op een loonaanvullingsuitkering, en er zou een nabetaling plaatsvinden.

Na deze ontwikkelingen trok verzoekster haar beroep in en verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overwoog dat, op grond van artikel 8:75a van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten als het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener.

De rechtbank concludeerde dat het UWV gedeeltelijk aan verzoekster tegemoet was gekomen, maar dat het UWV al een bedrag van € 6.000,- had toegekend voor de proceskosten. Aangezien de door verzoekster opgegeven proceskosten van € 1.905,75 dit bedrag niet overschreden, zag de rechtbank geen aanleiding om het UWV te veroordelen tot een aanvullende proceskostenvergoeding. De rechtbank wees het verzoek om proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: 20/5433 WIA
uitspraak van 21 december 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [naam woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr. L.A.M. van der Geld,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Eindhoven), verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 5 februari 2020 (bestreden besluit) van het UWV inzake de beëindiging van haar uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA).
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 10 februari 2021. Verzoekster, haar gemachtigde en haar herstelcoach [naam herstelcoach] , hebben de zitting bijgewoond via videobellen. Namens het UWV was aanwezig mr. B.H.C. de Bruijn.
Op 24 maart 2021 heeft de rechtbank een tussenuitspraak gedaan en het UWV in de gelegenheid gesteld het daarin vastgestelde gebrek te herstellen.
Van die gelegenheid heeft het UWV gebruik gemaakt.
Op 15 juni 2021 heeft het UWV een gewijzigde beslissing op het bezwaar genomen. De bezwaren tegen de beslissingen van 2 september 2019 en 23 oktober 2019 zijn alsnog gegrond verklaard. Verzoekster heeft met ingang van 3 september 2020 alsnog recht op een loonaanvullingsuitkering berekend naar 80 – 100 % arbeidsongeschiktheid. Er zal een nabetaling plaatsvinden.
Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de gewijzigde beslissing op het bezwaar dat het UWV in ieder geval gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank in beginsel dan ook aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Uit de gewijzigde beslissing op bezwaar blijkt echter dat het UWV aan verzoekster reeds een bedrag van € 6.000,- heeft toegekend voor de door haar gemaakte proceskosten. De rechtbank constateert dat de door verzoekster opgegeven proceskosten (€ 1.905,75 voor de arbeidsmedische expertise van het Expertise Instituut en de proceskosten van haar gemachtigde) dit bedrag niet overschrijden. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om het UWV te veroordelen tot een (aanvullende) proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.M. Schotanus, rechter, in aanwezigheid van mr. J.M. van Sambeek, griffier, op 21 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.