ECLI:NL:RBZWB:2021:6565
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke herbeoordeling van uitkering
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door mr. V.A.M. Vos, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (verweerder) op haar verzoek tot herbeoordeling van een (ex-) werknemer in het kader van een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. Verzoekster heeft op 23 augustus 2021 een beroep ingediend, waarna verweerder op 15 oktober 2021 op het bezwaarschrift heeft beslist. Verzoekster trok haar beroep in, maar verzocht de rechtbank om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling. Verweerder heeft aangegeven in te stemmen met de vergoeding van de kosten van rechtsbijstand. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat, wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten, zoals geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster en heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 374,-, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Tevens heeft de rechtbank verweerder verplicht om het door verzoekster betaalde griffierecht van € 360,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig op 21 december 2021 en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.