ECLI:NL:RBZWB:2021:6517

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
AWB- 19_3919
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de Ziektewet-uitkering van een werkneemster na psychische klachten

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 21 december 2021, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het UWV behandeld. Eiseres, een 34-jarige vrouw, had zich ziek gemeld wegens zwangerschaps- en psychische klachten. Het UWV had in een primair besluit van 22 januari 2019 vastgesteld dat zij vanaf 23 februari 2019 geen recht meer had op een Ziektewet-uitkering. Dit besluit werd in een bestreden besluit van 18 juni 2019 door het UWV gehandhaafd, waarop eiseres beroep instelde. Tijdens de zitting op 1 oktober 2021 was eiseres niet aanwezig, maar het UWV werd vertegenwoordigd.

De rechtbank overweegt dat het UWV de psychische klachten van eiseres in de beoordeling heeft betrokken. Eiseres had een psychiatrische expertise ingediend, waaruit bleek dat zij lijdt aan PTSS en andere psychische klachten. De verzekeringsartsen van het UWV hebben echter geconcludeerd dat eiseres, rekening houdend met haar beperkingen, geschikt is voor verschillende functies. De rechtbank oordeelt dat de geselecteerde functies medisch passend zijn en dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Hierdoor heeft het UWV de ZW-uitkering terecht beëindigd.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, maar laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand, omdat de geselecteerde functies terecht aan de beoordeling ten grondslag zijn gelegd. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten worden aan het UWV opgelegd. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 19/3919 ZW

uitspraak van 21 december 2021 van de rechtbank in de zaak tussen

[naam eiseres] (eiseres), te [plaatsnaam] , gemachtigde: mr. B.J. Dijk,

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 22 januari 2019 (primair besluit) heeft het UWV in het kader van een Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWB) bepaald dat eiseres vanaf 23 februari 2019 geen recht meer heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW).
In het besluit van 18 juni 2019 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Middelburg op 1 oktober 2021. Eiseres is niet verschenen. Het UWV werd vertegenwoordigd door [naam vertegenwoordiger] .

OverwegingenRelevante feiten en omstandigheden

1. Eiseres is een 34-jarige vrouw die werkzaam was als medewerker bij een ingenieursbureau voor gemiddeld 31,95 uur. Zij werkte daarnaast in haar eigen bedrijf. Eiseres meldde zich op 24 juli 2017 ziek wegens zwangerschaps- en psychische klachten. Zij ontving van 12 september 2017 tot en met 1 januari 2018 een uitkering op grond van de Wet arbeid en zorg.
Eiseres meldde zich op 2 januari 2018 opnieuw ziek wegens psychische klachten. Haar dienstverband is afgelopen op 1 mei 2018. In een besluit van 5 januari 2018 heeft het UWV aan eiseres een ZW-uitkering toegekend met ingang van 2 januari 2018.
In het primaire besluit heeft het UWV in het kader van een EZWB bepaald dat eiseres vanaf 23 februari 2019 geen recht meer heeft op een ZW-uitkering. Volgens het UWV kan eiseres op 22 januari 2019 meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Wettelijk kader
2. Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW heeft een verzekerde zonder werkgever, na 52 weken ongeschiktheid tot werken, recht op ziekengeld als hij nog steeds ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en hij als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het vijfde lid wordt onder het maatmaninkomen verstaan hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
Op grond van artikel 19ab, eerste en derde lid, van de ZW wordt het percentage van het maatmaninkomen dat de verzekerde kan verdienen, bedoeld in artikel 19aa van de ZW, vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek en wordt onder arbeid als bedoeld in artikel 19aa van de ZW verstaan alle algemeen geac-cepteerde arbeid waartoe een verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Voor de beoordelingssystematiek waarmee de verdiencapaciteit na het eerste ziektejaar wordt bepaald, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de huidige uitvoeringssystematiek van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), waarbij aan de hand van geschikte functies wordt vastgesteld of de betrokkene beschikt over resterende verdiencapaciteit (zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 8 september 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2279).
Het verzekeringsgeneeskundige onderzoek van het UWV
3. Het verzekeringsgeneeskundige onderzoek van het UWV is verricht door een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b).
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft eiseres gezien op een spreekuur van 23 november 2018, waarbij psychisch onderzoek is verricht. Hij rapporteert dat eiseres beperkt moet worden geacht voor pieken en deadlines, en dat zij is aangewezen op een voorspelbare werksituatie. Eiseres is verder beperkt voor het langdurig achtereen verrichten van cognitief ingewikkeld werk, en het verrichten van leidinggevende taken. Zij kan zitten, maar moet wel kunnen vertreden. Uit preventief oogpunt is een beperking aangenomen voor een drie of meer ploegensysteem. De verzekeringsarts verwacht dat de beperkingen binnen zes maanden nog kunnen afnemen. Hij heeft de beperkingen van eiseres opgenomen in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 juli 2018.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd, en eiseres gesproken op een telefonische hoorzitting van 27 mei 2019. Zij rapporteert dat het bezwaarschrift geen aanleiding vormt om de medische grondslag van het primaire besluit onjuist te achten. Er is geen reden voor het stellen van een urenbeperking buiten de reeds gestelde beperkingen. Als eiseres werkt in passende arbeid, rekening houdende met haar beperkingen, bestaat geen reden om te veronderstellen dat eiseres dit niet gedurende acht uur per dag zou kunnen volhouden. Er is geen sprake van medisch voorgeschreven behandeling die maakt dat eiseres een substantieel deel van de dag niet beschikbaar is voor arbeid. Er is ook geen sprake van energetische beperkingen (bijvoorbeeld door ernstige hart- of longproblematiek) en ook niet van een preventieve beperking (bijvoorbeeld door recidiverende psychoses). Eiseres is een alleenstaande moeder die voor haar zoontje kan zorgen. Zij doet zelf het huishouden, werkt gedeeltelijk als zelfstandige en heeft sociale contacten. Een goede balans tussen inspanning en rust is noodzakelijk, maar dit betekent niet dat een urenbeperking uit preventief oogpunt is aangewezen. De verzekeringsarts b&b heeft de FML van 13 juli 2018 gehandhaafd.
Het arbeidskundig onderzoek van het UWV
4. Het arbeidskundig onderzoek is verricht door arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige 1] , vastgelegd op 21 januari 2019. Rekening houdend met de FML van 13 juli 2018 heeft hij een arbeidsmogelijkhedenlijst opgesteld met voor eiseres geschikte functies. Zij is in ieder geval geschikt geacht voor de functies van Assemblage medewerker elektrotechnische producten (Sbc-code 267041), Bode-bezorger (kantoor) (Sbc-code 315140) en Inpakker (handmatig) (Sbc-code 111190). Op basis van deze functies is de verdiencapaciteit van eiseres vastgesteld op 85,5% van het maatmanloon.
Standpunt eiseres in beroep
5. Eiseres voert aan dat haar psychische klachten zijn onderschat. Zij stelt dat zij depressief en perfectionistisch is, en aan faalangst lijdt. Eiseres stelt onvoldoende afstand te kunnen nemen van de emoties andere mensen, en dat zij mede daardoor last heeft van vermoeidheidsklachten. Zij gebruikt antidepressiva en heeft last heeft van bijwerkingen die haar psychisch minder belastbaar maken. Volgens eiseres is zij hooguit voor twee à drie uur per dag belastbaar. Zij heeft haar standpunt onderbouwd met een psychiatrische expertise van psychiater dr. J.W. Peterse, vastgelegd in een rapportage van 11 augustus 2020.
Standpunt UWV in beroep
6. Het UWV heeft op de door eiseres ingediende psychiatrische expertise gereageerd middels een brief van 12 april 2021, onder verwijzing naar een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 3 april 2021. Daarin is opgenomen dat de informatie van de GZ-psycholoog niet eerder is voorgelegd en dat Peterse wordt gevolgd in zijn conclusie dat op de peildatum sprake was van de diagnose PTSS. De verzekeringsarts b&b heeft zich ook verenigd met de beperkingen die Peterse aangeeft, en zij heeft in een aangepaste FML van 4 april 2021 aanvullende beperkingen aangenomen bij de aspecten 1.1 (vasthouden van de aandacht), 1.2 (verdelen van de aandacht), 2.6 (emotionele problemen van anderen hanteren), 2.7 (eigen gevoelens uiten), en 2.8 (omgaan met conflicten). In een aanvullend rapport van 8 april 2021 concludeert arbeidsdeskundige b&b [naam arbeidsdeskundige 2] dat de genoemde aanvullende beperkingen geen aanleiding geven om de eerder geduide functies niet langer passend te achten voor eiseres.
Beoordeling van het medische onderzoek van het UWV
7. De rechtbank overweegt dat uit de rapportages van de verzekeringsartsen van het UWV blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde psychische klachten. De verzekeringsartsen hebben beperkingen aangenomen in verband met deze psychische klachten. De informatie die eiseres in beroep heeft overgelegd, namelijk de rapportage van Peterse, is door het UWV bij de beoordeling betrokken. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b de door Peterse genoemde aanvullende beperkingen heeft overgenomen en daarop de FML van 4 april 2021 in beroep heeft aangepast.
Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken dat verdere beperkingen nodig zijn. Voordat eiseres de rapportage van Peterse in het geding bracht, nam zij het standpunt in dat een urenbeperking aangewezen is. Voor zover eiseres dat standpunt nog handhaaft, heeft zij dit niet onderbouwd. De door eiseres ingeschakelde expert Peterse heeft geen aanleiding gezien om een urenbeperking aan te nemen. De verzekeringsarts b&b heeft ook deugdelijk onderbouwd waarom een urenbeperking niet aan de orde is, als rekening wordt gehouden met de vastgestelde beperkingen. De enkele omstandigheid dat de artsen van het UWV de door eiseres ervaren klachten op een andere manier hebben gewogen dan dat zij die ervaart, betekent niet dat hun oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak immers niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiseres zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.
De rechtbank gaat daarom uit van de belastbaarheid van eiseres die is neergelegd in de FML van 4 april 2021.
Geschiktheid voor de functies
9. De rechtbank ziet geen reden om te oordelen dat de voor eiseres geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De arbeidsdeskundige b&b van het UWV heeft, rekening houdend met de gewijzigde FML, bekeken of de geselecteerde functies nog geschikt zijn en aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid ten grondslag kunnen worden gelegd. De arbeidsdeskundige b&b concludeert in het rapport van 8 april 2021 dat eiseres geschikt is voor de eerder geselecteerde functies. De arbeidsdeskundige b&b heeft inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiseres de werkzaamheden in deze functies kan verrichten.
De onder 4 genoemde functies mochten dan ook worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
Mate van arbeidsongeschiktheid
10. Met de inkomsten die eiseres met de voor haar geduide functies zou kunnen verwerven, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat zij op de datum in geding minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat zij tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, bestaat geen aanleiding om deze conclusie onjuist te achten. Nu pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV terecht de ZW-uitkering beëindigd met ingang van 23 februari 2019.
Conclusie
11. Omdat het UWV in beroep de FML heeft gewijzigd, is het beroep gegrond en komt het bestreden besluit voor vernietiging in aanmerking.
De rechtbank laat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand omdat de geselecteerde functies wel terecht aan de EZWB ten grondslag zijn gelegd en het UWV in beroep zijn standpunt afdoende heeft gemotiveerd. Dit betekent dat er inhoudelijk niets verandert.
Proceskosten en griffierecht
12. Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseres te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 47,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 21 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.