In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand, dat op 6 augustus 2020 een omgevingsvergunning heeft verleend aan vergunninghouder. De rechtbank heeft de zaak op 1 april 2021 behandeld en op 14 mei 2021 een tussenuitspraak gedaan, waarin het college werd opgedragen om het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Na de aanvullende motivering van het college hebben eiser en vergunninghouder hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek op 16 november 2021 gesloten.
De rechtbank heeft in haar uitspraak overwogen dat de omgevingsvergunning voldoende duidelijk is en dat er geen evident privaatrechtelijke belemmeringen zijn die de verlening van de vergunning in de weg staan. Eiser heeft echter betoogd dat er wel degelijk sprake is van een privaatrechtelijke belemmering, gebaseerd op de koopovereenkomst met vergunninghouder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erfdienstbaarheid op perceel [perceelnummer 2] niet toereikend is voor toegang met een auto, maar dat er mogelijk ook een erfdienstbaarheid op perceel [perceelnummer 3] rust. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college voldoende gemotiveerd heeft waarom het de omgevingsvergunning heeft verleend.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd wegens strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel, maar de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand gelaten. Dit betekent dat de verleende omgevingsvergunning in stand blijft en vergunninghouder mag bouwen conform deze vergunning. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht, maar er zijn geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking gekomen.