ECLI:NL:RBZWB:2021:6493

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_5181
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de beëindiging van de WIA-uitkering van een arbeidsongeschikte telefoniste/receptioniste

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres en het UWV over de beëindiging van haar WIA-uitkering. Eiseres, een 37-jarige vrouw die eerder als telefoniste/receptioniste werkte, had zich in 2008 ziek gemeld vanwege psychische klachten en ontving vanaf 2010 een WIA-uitkering. Het UWV had in 2019 vastgesteld dat zij voor 45,22% arbeidsongeschikt was en had haar een loongerelateerde WGA-vervolguitkering toegekend. In een later besluit werd haar arbeidsongeschiktheid verhoogd naar 48,49%, maar het UWV besloot haar uitkering per 7 april 2020 te beëindigen, omdat haar arbeidsongeschiktheidspercentage onder de vereiste 35% lag.

Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, waarbij zij aanvoerde dat haar beperkingen waren onderschat en dat zij niet in staat was om de door het UWV geduide functies te vervullen. De rechtbank heeft het procesverloop en de medische rapportages van het UWV zorgvuldig beoordeeld. De rechtbank concludeerde dat het UWV voldoende zorgvuldig onderzoek had gedaan en dat de medische informatie die door eiseres was ingebracht, geen nieuwe feiten of omstandigheden bevatte die de eerdere beoordelingen konden ondermijnen. De rechtbank oordeelde dat de door het UWV gehanteerde functies voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid terecht waren gebruikt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de beëindiging van haar WIA-uitkering door het UWV rechtmatig was. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/5181 WIA

uitspraak van 17 december 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres,

gemachtigde: mr. M.H.A.J. Slaats,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV), verweerder.

Procesverloop

In een besluit van 11 maart 2019 (primair besluit I) heeft het UWV aan eiseres een loongerelateerde WGA-vervolguitkering toegekend op grond van Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) met ingang van 4 juli 2018, omdat ze voor 45,22% arbeidsongeschikt werd geacht.
In een besluit van eveneens 11 maart 2019 (primair besluit II) heeft het UWV de hoogte van de WGA-vervolguitkering van eiseres niet gewijzigd vanaf 8 maart 2019, omdat zij vanaf die datum voor 48,49% arbeidsongeschikt werd geacht.
In een besluit van 24 februari 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV de bezwaren van eiseres en haar ex-werkgever tegen beide primaire besluiten gegrond verklaard. Het UWV heeft bepaald dat de WIA-uitkering van eiseres 6 weken na het bestreden besluit wordt beëindigd, te weten per 7 april 2020. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 4 februari 2021. Eiseres is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Het UWV werd vertegenwoordigd door mr. E.A.M. Vervoort-ter Haar. Het onderzoek van de rechtbank is ter zitting geschorst om het UWV in de gelegenheid te stellen om te reageren op medische informatie die eiseres kort voor de zitting heeft ingebracht, bij brief van 29 januari 2021.
Het UWV heeft een nadere onderbouwing ingediend van zijn standpunt bij brief van 10 maart 2021, onder verwijzing naar een aanvullend rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) van 1 maart 2021. Eiser heeft hierop gereageerd middels een brief van 16 april 2021, onder verwijzing naar een verslag van een persoonlijkheidsonderzoek dat bij haar is verricht. Het UWV heeft hierop gereageerd bij brief van 25 mei 2021, onder verwijzing naar een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 21 mei 2021.
Partijen hebben vervolgens toestemming gegeven om de zaak zonder nadere zitting af te doen. De rechtbank heeft het onderzoek in deze zaak gesloten op 5 november 2021.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden

1. Eiseres is een 37-jarige vrouw die werkzaam is geweest als telefoniste/ receptioniste voor 40,15 uur per week. Zij is op 19 november 2008 uitgevallen wegens psychische klachten. Zij had van 17 november 2010 tot en met 18 maart 2018 recht op een WIA-uitkering. Zij heeft zich vervolgens per 4 juli 2018 toegenomen arbeidsongeschikt gemeld, waarna zij opnieuw is onderzocht door het UWV.
In primair besluit I heeft het UWV aan eiseres een loongerelateerde WGA-vervolguitkering toegekend met ingang van 4 juli 2018, omdat ze voor 45,22% arbeidsongeschikt werd geacht. In primair besluit II heeft het UWV de hoogte van genoemde uitkering niet gewijzigd vanaf 8 maart 2019, omdat eiseres vanaf die datum voor 48,49% arbeidsongeschikt werd geacht.
De verzekeringsarts b&b heeft in de bezwaren tegen de primaire besluiten geen aanleiding gezien om af te wijken van de primaire medische beoordeling. De arbeidsdeskundige b&b heeft eiseres na heroverweging echter per 4 juli 2018 voor 28%, en per 8 maart 2019 voor 29,88% arbeidsongeschikt geacht. Door het versturen van voornemen van 6 december 2019 heeft het UWV kenbaar gemaakt dat het voornemens is om de WIA-uitkering van eiseres 6 weken na het bestreden besluit te beëindigen.
In het bestreden besluit heeft het UWV de bezwaren tegen beide primaire besluiten gegrond verklaard, en bepaald dat de WIA-uitkering van eiseres per 7 april 2020 wordt beëindigd.
Relevante regelgeving
2. In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Het onderzoek van het UWV voorafgaand aan de primaire besluiten
3. Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] rapporteert dat eiseres een herbeoordeling heeft aangevraagd omdat zij opnieuw onder behandeling kwam bij Impegno voor psychische behandeling, maar dat verder niets is veranderd. Er bestaat daarom geen aanleiding om de eerder opgestelde Functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 12 januari 2018 aan te passen. Wel ziet de verzekeringsarts reden om de duurbelastbaarheid aan te passen in verband met een verminderde beschikbaarheid voor arbeid in verband met de vier medische afspraken die zij wekelijks heeft. Een deel van deze afspraken kunnen op dezelfde dag plaatsvinden maar niet de oedeemtherapie, die verdeeld over de week moet plaatsvinden omdat deze anders niet effectief is. De verzekeringsarts acht eiseres daarom twee dagdelen per week niet beschikbaar voor arbeid. De beperkingen van eiseres zijn opgenomen in twee functionele mogelijkhedenlijsten van 20 februari 2019. In een aanvullend rapport van 13 maart 2019 heeft de verzekeringsarts nog gereageerd op een brief van GZ-psycholoog [naam psycholoog 1] van 6 maart 2019. Volgens de verzekeringsarts geeft de daarin opgenomen informatie geen aanleiding de belastbaarheid aan te passen. De behandelaar noemt nu weliswaar andere diagnoses, maar de omschrijving van de medische problematiek is hetzelfde als in een eerdere brief van juli 2018.
4. Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] heeft de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 4 juli 2018: Administratief medewerker (document scannen) (Sbc-code 315133), Wikkelaar (nieuw en revisie (Sbc-code 267053) en Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (Sbc-code 111160). De arbeidsdeskundige heeft op basis van deze functies geconcludeerd tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 45,22%. Aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres per 8 maart 2019 zijn de volgende functies ten grondslag gelegd: Textielproductenmaker (excl. vervaardigen textiel) (Sbc-code 111160), Productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043) en Administratief ondersteunend medewerker (Sbc-code 315100). De arbeidsdeskundige heeft op basis van deze functies geconcludeerd tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 48,49%.
Onderzoek van het UWV in de bezwaarfase
5. Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] rapporteert dat zij zich kan vinden in de primair vastgestelde belastbaarheid. De observaties tijdens de hoorzitting zijn in lijn met de bevindingen van de primaire verzekeringsarts. Eiseres meldt zelf ook geen wijzigingen in het medische beeld. Haar beperkingen heeft zij al haar hele leven. Financiële problemen maken haar leven en de zorg voor haar dochters wel moeilijker. De gemachtigde van eiseres stelt dat de beperkingen sinds januari 2018 zijn toegenomen en legt daarbij de nadruk op informatie van de behandelend sector, waaronder het schrijven van psycholoog [naam psycholoog 2] uit 2019. Deze geeft aan dat sprake lijkt van een forse depressieve stoornis, mogelijk gemaskeerd en nog onvoldoende behandeld. Blijkens het dossier is deze diagnose echter al eerder genoemd. In 2010 worden de problemen bij GGzE geclassificeerd als 'aanpassingsstoornis met gemengde stoornis van emoties en gedrag, bulimia nervosa, niet purgerende type en persoonlijkheidsstoornis NAO met borderlinetrekken'. In 2014/2015 is de DSM-IV-TR classificatie 'depressieve stoornis, recidiverend, ernstig zonder psychotische kenmerken, boulimia nervosa en borderline persoonlijkheidsstoornis'. Hieruit blijkt volgens de verzekeringsarts b&b dat al vele jaren sprake is van een depressieve stoornis, een eetstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Klachten kunnen wat fluctueren, maar het onderliggende medische beeld en de medische beperkingen blijven hetzelfde.
6. De arbeidsdeskundige b&b heeft bij de heroverweging van primair besluit I en II andere functies geduid met betrekking tot de peildata van 4 juli 2018 en 8 maart 2019. De arbeidsdeskundige b&b acht eiseres op deze data in ieder geval geschikt voor de functies van Wikkelaar (Sbc-code 267053), Textielproductenmaker (Sbc-code 111160) en Productiemedewerker industrie (Sbc-code 111180). De arbeidsdeskundige b&b concludeert op basis van deze functies tot een arbeidsongeschiktheidspercentage van 28% per 4 juli 2018, en 29,88% per 8 maart 2019.
Aanvullend onderzoek van het UWV na het voornemen van 6 december 2019
7. Eiseres heeft in een brief van 20 december 2019 gereageerd op het voornemen van het UWV van 6 december 2019. Daarin stelt zij dat haar klachten van haar lipoedeem en lymfoedeem, alsmede haar migraine onderbelicht zijn gebleven. Met betrekking tot haar psychische klachten stelt zij dat zij dagelijks verschillende keren een paniekaanval krijgt. Eiseres was bij GGZ Breeburg, maar is door haar huisarts verwezen naar een andere behandelaar. In de ingebrachte brief/verklaring van de huisarts van eiseres van 31 december 2019 is opgenomen dat eiseres lijdt aan ernstige persoonlijkheidsproblematiek die een eveneens ernstige depressie maskeerde. Dit is gebleken uit contacten met diverse psychologen. Eiseres is daarom verwezen naar de specialistische GGZ, maar door wachtlijstproblematiek heeft zij pas op 24 februari 2020 de eerste afspraak.
8. De verzekeringsarts b&b rapporteert in een aanvullend rapport van 11 februari 2020 dat de klachten van lipoedeem en lymfoedeem wel zijn besproken door de primaire verzekeringsarts, en dat eiseres heeft aangegeven dat deze haar niet belemmeren in haar functioneren. De benen zijn wel altijd pijnlijk en zij bezoekt daarvoor een oedeemtherapeut. Bij het vaststellen van de belastbaarheid is rekening gehouden met beperkingen voor zwaar tillen, lopen, respectievelijk staan tijdens het werk. Ook is rekening gehouden met verminderde beschikbaarheid door therapie. De klachten zijn volgens de verzekeringsarts b&b duidelijk geweest, en bij de beoordeling is daar rekening mee gehouden. De migraineklachten zijn niet eerder genoemd, maar eiseres gebruikt hier geen medicatie voor, althans dit is niet genoemd. Ook in de brief van 20 december 2019 worden geen concrete gegevens vermeld over migraine. Met betrekking tot de psychische problematiek waren al veel gegevens bekend. Een borderline persoonlijkheidsstoornis is jaren geleden al gediagnostiseerd bij eiseres. Depressieve klachten en paniekaanvallen zijn ook al eerder beschreven. De verklaring van de huisarts van eiseres vormt volgens de verzekeringsarts b&b een bevestiging van de reeds bekende gegevens. Hij ziet gezien het voorgaande geen aanleiding om af te wijken van de conclusies in de eerdere medische rapportages.
Was het onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig?
9. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het medische onderzoek van het UWV op een voldoende zorgvuldige wijze plaatsgevonden. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gezien op een spreekuur op 13 februari 2019, en ook heeft hij medische informatie opgevraagd bij haar behandelaar. De daarop ontvangen brief van de GZ-psycholoog van 6 maart 2019 is betrokken in de beoordeling. De verzekeringsarts b&b heeft eiseres gezien op een hoorzitting op 2 oktober 2019, waarbij zij is geobserveerd. Ook heeft de verzekeringsarts b&b verschillende documenten van de behandelend sector betrokken in de beoordeling, waaronder een brief van psycholoog [naam psycholoog 2] uit 2019 en een verklaring van de huisarts van eiseres van 31 december 2019. Hiermee beschikten de UWV-artsen over voldoende inzicht in haar medische situatie. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de klachten van eiseres, waaronder haar psychische klachten en klachten van lipoedeem en lymfoedeem. Deze hebben zij ook kenbaar betrokken in de beoordelingen. Verder is de uitkomst van het medisch onderzoek voldoende onderbouwd.

Bespreking beroepschrift van 14 april 2020

10. Eiseres stelt in haar beroepschrift van 14 april 2020 dat haar beperkingen zijn onderschat, en dat geen sprake was van significante verbeteringen van de belastbaarheid op de peildata van 4 juli 2018 en 8 maart 2019. Zij voert aan dat ten onrechte geen verder-gaande urenbeperking is aangenomen, en dat zij niet of nauwelijks beschikbaar is of zal zijn om werkzaamheden te verrichten omdat zij medische behandelingen moet ondergaan. Volgens eiseres is zij ook niet in staat om de door het UWV geduide functies te vervullen.
11. Naar het oordeel van de rechtbank slagen de stellingen van eiseres in haar beroepschrift van 14 april 2020 niet, nu deze niet worden onderbouwd met (nieuwe) medische stukken. In het verweerschrift van het UWV van 10 juni 2020 wordt verder terecht opgemerkt dat met toekomstige behandelingen geen rekening kan worden gehouden, en dat de verzekeringsartsen al zijn uitgegaan van verminderde inzetbaarheid wegens medische behandelingen die liepen ten tijde van de peildata. Wat eiseres aanvoert, geeft ook geen aanleiding voor de conclusie dat zij destijds meer dan twee dagdelen per week niet beschikbaar was voor arbeid. Het standpunt van eiseres dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten vloeit met name voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat, maar voor een dergelijke conclusie bestaat gezien het voorgaande geen aanleiding. De arbeidsdeskundige b&b heeft in zijn rapporten van 5 december 2019 verder steekhoudend onderbouwd waarom eiseres – als wordt uitgaan van de door het UWV vastgestelde belastbaarheid – in staat kan worden geacht tot het verrichten van de geduide functies. De enkele stelling van eiseres dat de argumenten van de arbeidsdeskundige b&b niet overtuigen geeft geen aanleiding om te twijfelen aan de onderbouwing van de arbeidsdeskundige b&b.
De medische informatie in de brief van 29 januari 2021
12. Eiseres heeft middels een brief van 29 januari 2021 medische informatie ingebracht, in de vorm van een behandelovereenkomst van Silver Psychologie (psycholoog [naam psycholoog 3] ) van 6 april 2020, een behandelplan van GGZ-Breburg (regiebehandelaar [naam regiebehandelaar] ) van 22 januari 2021, een brief van GGZ-Breburg met een rapportage na intake en een behandelplan van 7 september 2020, en informatie van Praktijk de Zonnevlecht (therapeute [naam therapeut] ) van 21 januari 2021. Volgens eiseres blijkt uit deze stukken dat haar problematiek ernstiger is dan zoals verondersteld door het UWV, waarbij zij wijst op de begindiagnose van de behandelend psycholoog van een depressieve stoornis, recidiverende episode, ernstig. GGZ-Breburg betrekt dysthymie in het behandelvoorstel. Daarbij gaat men ervan uit dat de ernst van de beperkingen in het functioneren wisselend kan zijn, maar ook dat de beperkingen altijd aanwezig zijn. De feitelijke beperkingen kunnen dus periodiek beperkt zijn, maar periodiek ook even ernstig of beduidend ernstiger dan die van een reguliere depressie. Bij de therapeute van praktijk de Vonnevlecht is eiseres al jaren in behandeling, en deze richt zich op het zich staande houden in het dagelijkse functioneren. Zij stelt verder dat zij drie in plaats van twee dagdelen niet beschikbaar is voor arbeid.
13. Het UWV heeft een nadere onderbouwing ingediend van zijn standpunt bij brief van 10 maart 2021, onder verwijzing naar een aanvullend rapport van verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] van 1 maart 2021. In dit rapport wordt uiteengezet dat psycholoog [naam psycholoog 3] weliswaar de diagnoses depressieve stoornis, en recidiverende episode, ernstig noemt, maar dat uit zijn brief kan worden opgemaakt dat een eerste gesprek heeft plaatsgevonden in maart 2020. Vervolggesprekken worden niet genoemd. De klachten en voorgeschiedenis van eiseres worden beschreven, maar in grote lijnen komen de gegevens overeen met de reeds bekende gegevens uit voorgaande beoordelingen. Op details zijn er kleine verschillen, maar niet zodanig dat hiervoor andere beperkingen aangenomen zouden moeten worden. Het verdere onderzoek lijkt te hebben bestaan uit het afnemen van vragenlijsten. Of daarbij aandacht is geweest voor over- of onderrapporteren, kan niet worden opgemaakt uit het rapport. Ook bevat het rapport geen gegevens over observaties van de psycholoog. Op basis van de door eiseres gerapporteerde klachten volgt de DSM-classificatie, maar alleen op basis daarvan kunnen niet meer beperkingen worden aangenomen. Duidelijk is dat eiseres al vele jaren depressieve klachten heeft en in de loop der jaren zijn deze verschillend geïnterpreteerd en geclassificeerd, mogelijk ook omdat depressieve klachten soms meer en soms minder op de voorgrond stonden. Een persisterende depressieve stoornis of dysthymie, de classificatie van 18 mei 2020 (zoals opgenomen in het behandelplan van GGZ-Breburg van 22 januari 2021) lijkt dan ook beter te passen bij de klachten van eiseres. In mei 2020 is ook een posttraumatische stressstoornis geclassificeerd. Er wordt niet meer gesproken van een borderline persoonlijkheidsstoornis, maar van een ongespecificeerde persoonlijkheids-stoornis. De ernst van de stoornissen wordt in mei 2020 niet meer benoemd. Eiseres stelt dat zij drie in plaats van twee dagdelen per week niet beschikbaar is voor arbeid in verband met therapie, maar niet wordt aangegeven waaruit deze behandeling bestaat. In het behandelplan van 22 januari 2021 wordt gesproken van 3 keer per week wandelen, waarbij de therapeut soms telefonisch meegaat. Ook is uitleg gegeven over verschillende behandelingen. Uit de ontvangen informatie kan niet worden opgemaakt dat rond april 2020 sprake was van meer behandelingen. Uit de brief van 6 april 2020 blijkt dat er een gesprek is geweest in maart 2020 en dat een behandelplan is opgesteld met cognitieve gedragstherapie, EMDR, mogelijk schematherapeutische technieken en mogelijk online modules. De behandeling zal plaats moeten vinden bij S-GGZ. Uit de informatie van GGZ blijkt dat de intake daar heeft plaats gevonden op 18 mei 2020, en dat behandeling op 8 juni 2020 is gestart bij [naam regiebehandelaar] . Een intensievere behandeling rond de peildata kan hieruit niet worden afgeleid. De informatie van praktijk de Zonnevlecht dateert van ruim na de peildata, maar bevat ook geen nieuwe gegevens. De beschrijving van klachten komt in grote lijnen overeen met gegevens van GGZ. Verder is van deze praktijk ook al eerder informatie ontvangen en daarop is destijds gereageerd in rapportage van 9 februari 2018. De Zonnevlecht is, zoals aangegeven op hun website, een therapeutisch centrum voor alternatieve geneeswijze. Het specialisme van therapeute [naam therapeut] is onbekend, en het gaat in ieder geval niet om informatie van een arts, psycholoog of van iemand met een anderszins BIG-geregistreerd beroep.
14. Naar het oordeel van de rechtbank wordt in het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b van 1 maart 2021 uitgebreid en op steekhoudende wijze onderbouwd waarom de door eiseres ingebrachte stukken geen nieuwe medische informatie bevat en ook overigens geen aanleiding geeft om de beoordeling en de conclusies van de verzekeringsartsen van het UWV onjuist te achten. De reactie van eiseres op het aanvullende rapport van het UWV in haar brief van 16 april 2021 geeft daar evenmin aanleiding toe. Anders dan daarin wordt bepleit, vormt de omstandigheid dat psycholoog [naam psycholoog 3] al in maart 2020 constateerde dat sprake was van een ernstige depressie geen reden om te concluderen dat de klachten van eiseres haar functioneren meer belemmerden dan voorheen. De gestelde omstandigheid dat de (alternatieve) therapeut ervoor zorgt dat eiseres op minimaal niveau kan blijven functioneren geeft daar evenmin aanleiding toe. Met de enkele stelling dat drie dagdelen zijn gevuld met behandelcontacten, waarbij ook de behandeling bij de Zonnevlecht een dagdeel in beslag neemt, heeft eiseres de hierboven weergegeven motivering van de verzekeringsarts b&b over een urenbeperking niet weerlegd. De stelling van eiseres dat zij jarenlang met dezelfde klachten 80 tot 100% arbeidsongeschikt werd geacht, en deze klachten niet zijn verminderd, slaagt evenmin. Aan de uitkomst van eerdere schattingen door het UWV van haar mate van arbeidsongeschikt-heid geen rechten kunnen worden ontleend, nu deze geen betrekking hebben op de peildata in deze procedure van 4 juli 2018 en 8 maart 2019.
De medische informatie in de brief van 16 april 2021
15. Eiseres heeft middels een brief van 16 april 2021 ook een e-mail overgelegd van 19 maart 2021 die is gericht aan haar gemachtigde, met daarin een verslag van een bij haar verricht persoonlijkheidsonderzoek. Het verslag heeft betrekking op testdata van 29 januari 2021, 1 februari 2021 en 19 februari 2021. In het verslag wordt geconcludeerd dat bij eiseres sprake is van een vermijdende, afhankelijke, dwangmatige, paranoïde en borderline persoonlijkheidsstoornis.
16. Het UWV heeft op het ingebrachte verslag gereageerd bij brief van 25 mei 2021, onder verwijzing naar een aanvullend rapport van de verzekeringsarts b&b van 21 mei 2021.
De verzekeringsarts b&b wijst erop dat wordt aangegeven dat het om een verslag gaat van de GGZ, maar dat het geen naam of functie bevat van de persoon die de testen heeft afgenomen of de uitkomsten heeft geïnterpreteerd. In het verslag wordt aangegeven dat de depressie van eiseres ernstiger is dan aangenomen door UWV, maar het testonderzoek heeft geen betrekking op de depressie, maar op het classificeren van een persoonlijkheidsstoornis. Bij eiseres was eerder al persoonlijkheidsproblematiek vastgesteld. Er is in de loop der jaren gesproken van een persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline trekken, borderline persoonlijkheidsstoornis, ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis. Nu wordt dan gesproken van een vermijdende, afhankelijke, dwangmatige, paranoïde en borderline persoonlijkheidsstoornis. Volgens de verzekeringsarts b&b roept dit vragen op. Een persoonlijkheidsstoornis ontstaat meestal al vroeger in het leven. Met het ouder worden kunnen sommige persoonlijkheidsstoornissen wat verbleken, maar een persoonlijkheids-stoornis is geen aandoening die komt en gaat en recidiveert. De benaming of classificatie kan wel wat wisselen zoals ook bij eiseres het geval is geweest (persoonlijkheidsstoornis NAO met borderline trekken, borderline persoonlijkheidsstoornis, ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis). Dit kan voor een deel te maken hebben met het classificatie-systeem van de DSM. Verder kan het beeld altijd wel wat fluctueren. Dat nu sprake is van nieuwe persoonlijkheidsstoornissen is onwaarschijnlijk. Evenmin is waarschijnlijk dat de nu genoemde persoonlijkheidsstoornis gemist zou zijn bij eerder onderzoek, waar wel een borderline persoonlijkheidsstoornis is vastgesteld. Het lijkt dan ook vooral te gaan om een wat andere benaming voor dezelfde problematiek. Mogelijk komen nu wel meer vermijdende, afhankelijke, dwangmatige en paranoïde kenmerken naar voren. Omdat het onderzoek enige tijd na de data in geding heeft plaatsgevonden, waarbij door de onderzoeker wordt aangegeven dat het gaat om een momentopname, vormen de gegevens geen aanleiding om de belastbaarheid van eiseres bij te stellen, aldus de verzekeringsarts b&b.
17. Naar het oordeel van de rechtbank wordt in het aanvullende rapport van de verzekeringsarts b&b van 21 mei 2021 uitgebreid en steekhoudend onderbouwd waarom het door eiseres ingebrachte verslag geen nieuwe medische informatie bevat en ook overigens geen aanleiding geeft om de beoordeling en de conclusies van de verzekeringsartsen van het UWV onjuist te achten. Eiseres wordt daarom niet gevolgd in haar standpunt in de brief van 16 april 2021.
Mate van arbeidsongeschiktheid
18. Gezien het voorgaande mochten de door het UWV gehanteerde functies worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. Op basis van de inkomsten die zij met deze functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 28% per 4 juli 2018, en 29,88% per 8 maart 2019. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij arbeidsongeschiktheidspercentage van 35% of meer, mocht het UWV overgegaan tot het beëindigen van de WIA-uitkering van eiseres met ingang van 7 april 2020.
Conclusie
19. Het beroep wordt ongegrond verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.E.M. Marsé, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier, op 17 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.