ECLI:NL:RBZWB:2021:6484
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de bestuursrechter in beroepschrift tegen informatieve brief
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser op 10 december 2020 een e-mail gestuurd naar de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarin hij verzocht om toestemming voor rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Na een telefonisch onderhoud tussen eiser en verweerder, waarin eiser zijn intentie om het handelen van verweerder ter discussie te stellen verduidelijkte, heeft verweerder op 15 december 2020 een brief gestuurd waarin de inhoud van het gesprek werd vastgelegd. Eiser heeft vervolgens op 24 december 2020 een beroepschrift ingediend tegen deze brief.
De rechtbank heeft op 17 december 2021 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd was. De rechtbank heeft uiteengezet dat het beroepschrift van eiser gericht was tegen een brief van verweerder die geen besluit was in de zin van de Awb. De brief had een informatieve aard en bevatte geen publiekrechtelijke rechtshandeling die rechtsgevolgen met zich meebracht. Hierdoor was de rechtbank niet bevoegd om het beroepschrift in behandeling te nemen.
De rechtbank heeft eiser gewezen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Ombudsman op basis van artikel 9:20, tweede lid, van de Awb, over de behandeling van zijn klacht door het bestuursorgaan. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en gelast dat het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser wordt teruggestort.