ECLI:NL:RBZWB:2021:6484

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 december 2021
Publicatiedatum
20 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10327
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onbevoegdheid van de bestuursrechter in beroepschrift tegen informatieve brief

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, heeft eiser op 10 december 2020 een e-mail gestuurd naar de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, waarin hij verzocht om toestemming voor rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Na een telefonisch onderhoud tussen eiser en verweerder, waarin eiser zijn intentie om het handelen van verweerder ter discussie te stellen verduidelijkte, heeft verweerder op 15 december 2020 een brief gestuurd waarin de inhoud van het gesprek werd vastgelegd. Eiser heeft vervolgens op 24 december 2020 een beroepschrift ingediend tegen deze brief.

De rechtbank heeft op 17 december 2021 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd was. De rechtbank heeft uiteengezet dat het beroepschrift van eiser gericht was tegen een brief van verweerder die geen besluit was in de zin van de Awb. De brief had een informatieve aard en bevatte geen publiekrechtelijke rechtshandeling die rechtsgevolgen met zich meebracht. Hierdoor was de rechtbank niet bevoegd om het beroepschrift in behandeling te nemen.

De rechtbank heeft eiser gewezen op de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Ombudsman op basis van artikel 9:20, tweede lid, van de Awb, over de behandeling van zijn klacht door het bestuursorgaan. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard en gelast dat het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser wordt teruggestort.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10327

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaatsnaam] , eiser

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

(kantoor Breda), verweerder

Procesverloop

Eiser heeft op 10 december 2020 een e-mailbericht gezonden naar verweerder met onder andere het verzoek om toestemming voor rechtstreeks beroep bij de rechtbank. Na telefonisch onderhoud van verweerder met eiser bleek dat eiser bedoeld heeft het hele handelen van verweerder ter discussie te stellen. Verweerder heeft wat besproken is in dit telefonisch onderhoud bij brief van 15 december 2020 vastgelegd. Eiser heeft op 24 december 2020 een beroepschrift ingediend gericht tegen deze brief van verweerder.

Overwegingen

Omdat de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is om van het beroepschrift kennis te nemen.
Een belanghebbende kan tegen een besluit beroep instellen bij de rechtbank. Dit staat in artikel 8:1 van de Awb.
In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb staat uitgelegd wat onder een besluit wordt verstaan. Een besluit is een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
Het beroepschrift van eiser is gericht tegen de brief van verweerder van 15 december 2020, waarin verweerder vastlegt wat telefonisch met eiser is besproken. Naar het oordeel van de rechtbank is deze brief geen besluit. De inhoud van de brief is van informatieve aard. Het betreft geen publiekrechtelijk rechtshandeling van een bestuursorgaan en geeft publiekrechtelijk geen rechtsgevolg.
De rechtbank is daarom onbevoegd om van het beroepschrift kennis te nemen.
De rechtbank wijst eiser op de mogelijkheid om op grond van artikel 9:20, tweede lid, van de Awb bij de Ombudsman een klacht in te dienen over de wijze waarop een klacht intern bij een bestuursorgaan is behandeld.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart zich onbevoegd;
- draagt de griffier op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser terug te storten.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 17 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.