4.1Griffierecht en proceskosten
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
De rechtbank veroordeelt het college daarnaast in de door eiser gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht.
Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.496,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 748,00 en een wegingsfactor 1).
Eiser heeft daarnaast verzocht om de vergoeding van de kosten van zijn deskundige tot een bedrag van € 2.401,85. Ter onderbouwing van dit bedrag heeft eiser vijf facturen overgelegd van ing. S. Grob.
Deskundigenkosten komen voor vergoeding in aanmerking als het inschakelen van een deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Gelet op het feit dat het bestreden besluit onder meer gebaseerd was het rapport van het akoestisch onderzoek door Wematech, heeft eiser er naar het oordeel van de rechtbank in redelijkheid vanuit kunnen gaan dat inschakeling van Grob als deskundige voor hem een relevante bijdrage zou kunnen leveren aan een voor hem gunstige beantwoording door de rechter van een voor de uitkomst van het geschil mogelijk relevante vraag. De rechtbank acht het inschakelen van Grob dus redelijk en beoordeelt de gemaakte kosten als niet onredelijk. De rechtbank zal het college dus ook veroordelen tot de gevraagde vergoeding van de deskundigenkosten.
Samengevat zal de rechtbank het college veroordelen tot vergoeding aan eiser van de door hem gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 3.897,85 (€ 1.496,00 + € 2.401,85).
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt het college op een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,00 aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 3.897,85.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.J.C. Goorden, griffier, op 17 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 11.1 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) ziet op het akoestisch onderzoek dat bij een melding gevoegd wordt.
Het zevende lid bepaalt dat uit het rapport van een akoestisch onderzoek op grond van verrichte geluidsmetingen of geluidsberekeningen blijkt of aan de waarden, bedoeld in de artikelen 2.17 kan worden voldaan. In het rapport wordt aangegeven welke voorzieningen worden getroffen om te voorkomen dat de in de eerste volzin bedoelde waarden worden overschreden.
Het negende lid bepaalt dat het akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd overeenkomstig de Handleiding meten en rekenen industrielawaai.
Afdeling 2.8 van het Activiteitenbesluit draagt als titel “Geluidhinder” en bevat de artikelen 2.16b tot en met 2.22.
Artikel 2.16b van het Activiteitenbesluit bepaalt dat deze afdeling van toepassing is op degene die een inrichting type A of een inrichting type B drijft.
Artikel 2.17, eerste lid, van het Activiteitenbesluit bepaalt dat voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) en het maximaal geluidsniveau LAmax, veroorzaakt door de in de inrichting aanwezige installaties en toestellen, alsmede door de in de inrichting verrichte werkzaamheden en activiteiten en laad- en losactiviteiten ten behoeve van en in de onmiddellijke nabijheid van de inrichting, geldt dat:
a. de niveaus op de in tabel 2.17a genoemde plaatsen en tijdstippen niet meer bedragen dan de in die tabel aangegeven waarden
Tabel 2.17a
07:00 – 19:00 uur
19:00 – 23:00 uur
23:00 – 07:00 uur
LAr,LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr,LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
b. de in de periode tussen 07.00 en 19.00 uur in tabel 2.17a opgenomen maximale geluidsniveaus LAmax niet van toepassing zijn op laad- en losactiviteiten.
Artikel 2.20, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit bepaalt dat het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift kan bepalen welke technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht en welke gedragsregels in acht worden genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen.