ECLI:NL:RBZWB:2021:6454

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
C/02/387780 / JE RK 21-1494
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met onduidelijkheid over vervolgplek

In deze zaak heeft de kinderrechter op 17 december 2021 een tussenuitspraak gedaan met betrekking tot de machtiging gesloten jeugdhulp voor de minderjarige [minderjarige], geboren op 1 juni 2006. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende duidelijkheid is over de vervolgstap naar een open setting voor de minderjarige. De kinderrechter heeft de machtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van drie weken, van 18 december 2021 tot 8 januari 2022, en heeft een nadere mondelinge behandeling bepaald op 6 januari 2022. Tijdens de mondelinge behandeling is de minderjarige bijgestaan door haar advocaat, mr. R.T.K. Davidse, en zijn vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) en de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig geweest. De GI heeft aangegeven dat het nog te vroeg is voor de minderjarige om overgeplaatst te worden naar een open setting, terwijl de minderjarige zelf heeft aangegeven dat zij gemotiveerd is voor een vervolgplek. De kinderrechter heeft de GI opgedragen om voor de volgende zitting een briefrapportage te overleggen waarin de mogelijkheden voor een vervolgstap naar een open setting worden onderzocht. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van groot belang is om snel duidelijkheid te krijgen over de situatie van de minderjarige, vooral gezien de mogelijke beschikbaarheid van een plek bij [zorginstelling].

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/387780 / JE RK 21-1494
Datum uitspraak: 17 december 2021

nadere beschikking (spoed)machtiging gesloten jeugdhulp

in de zaak van

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (de GI),
gevestigd te Middelburg,
betreffende

[minderjarige] , geboren op 1 juni 2006 te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige] ,
advocaat: mr. R.T.K. Davidse te Middelburg.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige] , voornoemd.

De kinderrechte merkt als informant aan:

[zorginstelling] ,

hierna te noemen: [zorginstelling]
gevestigd te [vestigingsplaats] .
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
- de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Middelburg,
hierna te noemen: de Raad, om de kinderrechter over het verzoek te adviseren.

Het verdere procesverloop

De rechtbank oordeelt op grond van de navolgende stukken:
- de beschikking van 18 oktober 2021 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- de brief met bijlagen van de GI van 9 december 2021;
- de brief van [minderjarige] die zij tijdens de mondelinge behandeling aan de kinderrechter heeft overgelegd.
Op 15 december 2021 heeft de kinderrechter de zaak mondeling - met gesloten deuren -behandeld.
Gehoord zijn:
- de minderjarige [minderjarige] , bijgestaan door haar advocaat, mr. van de Voorde,
- een vertegenwoordigster van de GI,
- een vertegenwoordiger van de Raad;
- de zittingsvertegenwoordigster van [zorginstelling] , mevrouw [zittingsvertegenwoordiger zorginstelling] .

De feiten

Bij beschikking van 5 februari 2021 is [minderjarige] onder voogdij gesteld van Stichting Intervence, rechtsvoorganger van Stichting Jeugdbescherming west Zeeland.
Bij beschikking van 14 juli 2021 is ten aanzien van [minderjarige] een spoedmachtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven voor de duur van twee weken, te weten met ingang van 14 juli 2021 en tot 28 juli 2021, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden, onder aanhouding van het resterende deel. Bij deze beschikking is het verzoek om aansluitend een machtiging te verlenen tot verblijf in een gesloten accommodatie voor de duur van zes maanden, aangehouden.
Bij beschikking van 27 juli 2021 is het resterende deel van het verzoek tot een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp afgewezen. Tevens is een machtiging verleend om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en verblijven voor de duur van drie maanden, met ingang van 27 juli 2021 en tot 27 oktober 2021. Het resterende deel van het verzoek gesloten jeugdhulp is aangehouden.
Bij beschikking van 18 oktober 2021 is een machtiging gesloten jeugdhulp van [minderjarige] verleend, met ingang van 27 oktober 2021 en tot 18 december 2021, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek.
Op grond van de laatst genoemde machtiging verblijft [minderjarige] bij [zorginstelling] te [vestigingsplaats] .

Het verzoek

Ter beoordeling ligt nog voor het resterende deel van het verzoek om [minderjarige] in een gesloten accommodatie te doen opnemen en te doen verblijven, te weten voor de periode van 18 december 2021 en tot 27 januari 2022.

De standpunten

De GI handhaaft haar verzoek. De GI vindt het op basis van de informatie van (de behandelcoördinator van) [zorginstelling] nog te vroeg voor [minderjarige] om te kunnen worden overgeplaatst naar [zorginstelling] of een andere open groep. Door [zorginstelling] is aangegeven dat binnen de gesloten setting ook nog niet geoefend wordt met de regels voor een open groep omdat [minderjarige] , agerend op de therapie, een afwerende kant laat zien. Zij laat zelfbepalend gedrag zien en er wordt gezien dat zij nog drang heeft om weg te lopen. Ondanks de inzet die [minderjarige] toont, wordt gezien dat het de laatste weken minder goed gaat met haar en dat zij lijkt terug te vallen in oud gedrag. Namens de GI is aangegeven dat het verwarrend is dat tijdens de mondelinge behandeling er vanuit [zorginstelling] nu andere informatie lijkt te komen. Er staan de komende dagen overleggen gepland om de situatie te evalueren en meer duidelijkheid te krijgen. Ook bestaat de vraag of [minderjarige] wellicht wordt overvraagd. Er zal daarom diagnostiek plaatsvinden en een IQ onderzoek zal worden verricht. De wens van [minderjarige] om bij de open groep [zorginstelling] te worden geplaatst is volgens de GI gelet op al deze omstandigheden nu nog te vroeg. De GI kan [minderjarige] niet garanderen dat er een plek bij [zorginstelling] beschikbaar is op het moment dat wordt gezien dat zij daar wel klaar voor is. De GI heeft daarom aan [minderjarige] gevraagd mee te denken over een plan B. Aan haar gevraagd in kaart te brengen wat ze absoluut niet wil en mee te denken. Het is belangrijk dat ze gemotiveerd is voor een nieuwe plek maar het is dus niet zo dat [minderjarige] zelf naar opties moet zoeken. Zo is [minderjarige] inmiddels aangemeld bij Juvent, maar vanwege de wachtlijsten is niet duidelijk of zij daar ook tegen de tijd dat zij daar klaar voor is terecht kan. Daarnaast kan worden gekeken naar mogelijkheden in de regio van haar vader en opa maar de wachtlijsten voor een plek zijn daar een jaar of anderhalf jaar. De GI verzoekt voor nu het resterende deel van het verzoek toe te wijzen. Er is op dit moment immers nog geen perspectief biedende plek beschikbaar. De GI wil zich inzetten om een plek te vinden die voor [minderjarige] de meeste kans van slagen biedt en waarbij haar veiligheid kan worden gewaarborgd. Het is bij de GI niet bekend of er op dit moment plek is bij [zorginstelling] .
[minderjarige] heeft in een apart gesprek met de kinderrechter gezegd dat zij niet achter het verzoek staat. De therapie die zij nu volgt is voor haar heftig en het is daarom logisch dat ze daarop reageert. Het verschil is met voorheen is, dat ze nu open staat voor therapie en wel wegloopdrang voelt, maar niet daadwerkelijk wegloopt. [minderjarige] vindt dat de meeste onrust nu komt door de onduidelijkheid over een vervolgplek na haar gesloten plaatsing. Deze onrust kan alleen worden weggenomen door de voogd van de GI, maar zij zet zich hier onvoldoende voor in. [minderjarige] stelt de afgelopen periode juist stappen te hebben gezet en enorm haar best te hebben gedaan. Zij vindt dat ze de daarom nu de kans moet krijgen te laten zien dat het haar wel gaat lukken om bij de open groep van [zorginstelling] te verblijven. [minderjarige] is bang als daar nu mee gewacht wordt dat het enorm lang gaat duren voordat weer een plekje vrij komt. [minderjarige] zegt dat ze therapie wil blijven volgen en daar zelf graag voor naar [zorginstelling] zal reizen.
De advocaat van [minderjarige] verzoekt het resterende deel van het verzoek voor een korte duur van twee weken toe te wijzen en in de tussentijd een vervolgplek vast te leggen, wellicht in combinatie met een voorwaardelijke machtiging. [minderjarige] is de afgelopen periode goed aan de slag gegaan en is toe aan een volgende stap. [minderjarige] is daarnaast gemotiveerd voor een verblijf bij [zorginstelling] . Het verlengen van de machtiging gesloten plaatsing voor de volledige verzochte duur kan juist als demotiverend werken nu het de GI ook niet is gelukt een duidelijk plan van aanpak te overleggen waarin concreet benoemd wordt wanneer [minderjarige] wel toe zou zijn aan een plaatsing binnen een open groep.
Namens [zorginstelling] wordt naar voren gebracht dat [minderjarige] gebaat is bij duidelijkheid. [minderjarige] heeft veel stappen gezet en weet goed om te gaan met spanningen. Ze heeft ook al de nodige vrijheden binnen de groep. Zo gaat zij zelfstandig op verlof en naar fysiotherapie. Ze heeft gelegenheid om weg te lopen maar doet dat niet. De onrust die [minderjarige] nu vooral ervaart, heeft te maken met de onduidelijkheid over haar (vervolg)plek. Er wordt gezien dat [minderjarige] enorm gemotiveerd is voor een vervolgstap en het zou goed zijn hier gebruik van te maken.
De Raad adviseert het resterende deel van het verzoek af te wijzen. Op basis van de nu bekende informatie vindt de Raad dat [minderjarige] de kans moet worden geboden om bij de open groep [zorginstelling] een vervolgstap te maken. [minderjarige] is open over wat er speelt, weet dit te communiceren en is gemotiveerd voor deze vervolgplek. De GI heeft zich volgens de Raad onvoldoende ingezet om voor [minderjarige] duidelijkheid te creëren. Bij Juvent en de regio van opa en vader zijn wachtlijsten. Deze opties vormen dan ook geen werkelijk perspectief. De Raad vindt wel dat er een voorwaardelijke machtiging moet komen zodat voor [minderjarige] duidelijk is dat bij het niet houden aan de voorwaarden zij zal worden teruggeplaatst binnen het gesloten kader.

De beoordeling

De kinderrechter stelt, op basis van de stukken en hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, vast dat [minderjarige] zich de afgelopen periode erg heeft ingezet om haar gedrag te verbeteren. Ze volgt therapie, houdt zich aan de gemaakte afspraken en is open in haar communicatie over wat er bij haar speelt. De kinderrechter vindt dit knap van haar, zeker wanneer je kijkt naar wat [minderjarige] in het verleden allemaal heeft meegemaakt. De therapie maakt veel bij [minderjarige] los en het is dan ook logisch dat zij moeilijke momenten heeft binnen de gesloten groep van [zorginstelling] . Ondanks deze moeilijke momenten zijn de mensen om haar heen positief over de door [minderjarige] gemaakte stappen.
De GI vindt dat op basis van de van (de behandelcoördinator van) [zorginstelling] verkregen informatie, er nog stappen te zetten zijn voordat [minderjarige] klaar is om bij een open groep te worden geplaatst. Een plaatsing bij [zorginstelling] zou op dit moment nog te vroeg zijn. De kinderrechter is het met de GI eens dat het van belang is dat de plaatsing bij een open groep een goede kans van slagen heeft. Wanneer de plaatsing te vroeg zou gebeuren, zou dit betekenen dat [minderjarige] mogelijk weer te maken krijgt met een teleurstellende ervaring, terwijl het juist zo belangrijk is dat zij succeservaringen op doet. De kinderrechter stelt echter ook vast dat de informatie die tijdens de mondelinge behandeling namens [zorginstelling] is gegeven er op duidt dat [minderjarige] (mogelijk) wel klaar is voor een plaatsing op [zorginstelling] . De informatie die de GI van [zorginstelling] zegt te hebben gekregen, lijkt dan te verschillen met de informatie die namens [zorginstelling] tijdens de mondelinge behandeling naar voren is gebracht. Het is juist deze onduidelijkheid die bij [minderjarige] voor onrust zorgt en het maakt ook dat voor de kinderrechter onvoldoende duidelijk is geworden of een vervolgstap voor [minderjarige] naar een meer open setting zoals [zorginstelling] (op korte termijn) reëel is. Het is van groot belang dat er op dit punt zo snel mogelijk duidelijkheid komt. Niet alleen om [minderjarige] gemotiveerd te houden maar ook omdat er op dit moment mogelijk plek zou zijn op [zorginstelling] en het dus van groot belang is dat er duidelijkheid is voordat deze mogelijke plek bezet raakt, te meer nu voor de andere door de GI genoemde opties naar verwachting lange wachtlijsten zijn. Om deze redenen zal de kinderrechter de verzochte machtiging slechts afgeven tot 8 januari 2022 en een nadere mondelinge behandeling bepalen op
6 januari 2022 te 15:30 uur.
De kinderrechter verwacht van de GI dat zij voorafgaand aan die mondelinge behandeling, maar uiterlijk 4 januari 2022, een briefrapportage zal overleggen waarin onderbouwd wordt aangegeven of een vervolgstap naar [zorginstelling] (op korte termijn) tot de mogelijkheden behoort. De GI dient daarbij ook de mogelijkheid tot een voorwaardelijke machtiging te onderzoeken en hierover verslag uit te brengen in de briefrapportage en indien aan de orde een daartoe strekkend verzoek in te dienen dat dan ook op de hiervoor genoemde mondelinge behandeling zal worden besproken. De briefrapportage dient onderbouwd te worden met rechtstreekse en eenduidige informatie van [zorginstelling] , te weten schriftelijk en/of in persoon tijdens de mondelinge behandeling.
Tot slot dient bij handhaving van het verzoek een nieuwe verklaring van een gedragswetenschapper die [minderjarige] kort daarvoor heeft bezocht en gesproken, te worden overgelegd voorafgaand aan de mondelinge behandeling van 6 januari 2022.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging gesloten jeugdhulp betreffende de minderjarige [minderjarige] voor de duur van drie weken, te weten met ingang van 18 december 2021 en tot 8 januari 2022;
houdt de behandeling van het resterende deel van het verzoek aan tot de zitting van
donderdag 6 januari 2022te
15:30 uur, bij de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, Kousteensedijk 2, 4331 JE, in afwachting van de briefrapportage van de GI zoals weergegeven in de beoordeling;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproep voor die mondelinge behandeling voor [minderjarige] , haar advocaat, de GI en de Raad;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beschikking is op 17 december 2021 gegeven door mr. N.C.W. Haesen, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken, in aanwezigheid van E.C. Cornelisse als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.