ECLI:NL:RBZWB:2021:6411

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
16 december 2021
Zaaknummer
02/095234-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor voorbereidingshandelingen mensensmokkel met psychische nood en levensgevaar

Op 16 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan voorbereidingshandelingen voor mensensmokkel. De verdachte, geboren in 1993 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was op dat moment gedetineerd. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 december 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging omvatte de periode van 22 januari 2021 tot en met 7 april 2021, waarin de verdachte samen met anderen handelingen verrichtte die gericht waren op het smokkelen van mensen, met het risico van levensgevaar en met het oog op winstbejag.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte betrokken was bij de aanschaf van rubberboten, zwemvesten en andere middelen die bedoeld waren voor mensensmokkel. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij deze voorbereidingshandelingen, ondanks de verdediging die stelde dat de rol van de verdachte beperkt was. De rechtbank concludeerde dat de verdachte en zijn medeverdachte nauw en bewust samenwerkten bij de voorbereiding van mensensmokkel, en dat de verdachte uit winstbejag handelde.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden op, met aftrek van het voorarrest, en verklaarde het in beslag genomen telefoontoestel verbeurd. De rechtbank sprak de medeverdachte vrij van enkele onderdelen van de tenlastelegging, waaronder het winstbejag en het maken van een beroep of gewoonte van mensensmokkel. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/095234-21
vonnis van de meervoudige kamer van 16 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1993 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
thans gedetineerd te PI Ter Apel, 9561 MC Ter Apel, Ter Apelervenen 10,
raadsman mr. R.P. van der Graaf, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 december 2021, waarbij de officier van justitie mr. I.H.C.M. van Dorst en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
zich op een of meer tijdstippen in de periode van 22 januari 2021 tot en met 7 april 2021 samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan voorbereiding van mensensmokkel, waarbij levensgevaar was te duchten en waarvan zij een beroep dan wel een gewoonte hebben gemaakt.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het aan hem ten laste gelegde feit heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de betrokkenheid van verdachte beperkt is gebleven tot de aanwezigheid bij de aanschaf van rubberboten en zwemvesten bij [bedrijf 1] te Goes.
Ten aanzien van de wetenschap bij verdachte van de postpakketten die door medeverdachte [medeverdachte] via [bedrijf 2] zijn verstuurd en ten aanzien van de aanwezigheid van verdachte in de opslagbox van [bedrijf 3] op 5 april 2021, kan niet tot een bewezenverklaring worden gekomen van medeplegen. Verder wordt de betrokkenheid van verdachte bij de aanschaf van 100 reddingsvesten bij [bedrijf 4] betwist. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken van de onderdelen van de tenlastelegging die zien op winstbejag, gewoonte en levensgevaar.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Inleiding
De rechtbank heeft vastgesteld dat het procesdossier is opgedeeld in vier ‘incidenten’ die zien op de aanschaf van zwemvesten, rubberboten en buitenboordmotoren en de opslag daarvan. Deze incidenten houden achtereenvolgens in (i) de aankoop van 25 zwemvesten en 2 rubberboten bij [bedrijf 1] te Goes op 22 januari 2021, (ii) de verzending door verdachte [medeverdachte] van opblaasbare boten via [bedrijf 2] naar Nederland in de periode van 2 tot en met 6 april 2021, (iii) de opslag van buitenboordmotoren en jerrycans in de opslagbox bij [bedrijf 3] te Den Haag op 5 april 2021 en (iv) de aanschaf van 100 zwemvesten bij [bedrijf 4] op 7 april 2021.
Incidenten gerelateerd aan mensensmokkel
De rechtbank zal hierna voornoemde incidenten, de rollen van verdachten [medeverdachte] en [verdachte] hierbij en de verschillende onderdelen van de tenlastelegging bespreken ter beantwoording van de vraag of het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De aankoop van 25 zwemvesten en 2 rubberboten bij [bedrijf 1] te Goes op 22 januari 2021
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [medeverdachte] op 22 januari 2021 in zijn auto, een Seat, met het kenteken [kenteken] , samen met verdachte [verdachte] en ‘ [naam 1] ’ naar [bedrijf 1] te Goes is gereden. Verdachte [verdachte] heeft bij dit bedrijf 25 zwemvesten en 2 rubberboten gekocht en betaald, waarna hij deze goederen samen met verdachte [medeverdachte] en ‘ [naam 1] ’ in de auto heeft geladen. Zij hebben deze goederen vervolgens naar de opslagbox van verdachte [medeverdachte] bij [bedrijf 3] te Den Haag gebracht.
De verzending door verdachte [medeverdachte] van opblaasbare boten via [bedrijf 2] naar Nederland in de periode van 2 tot en met 6 april 2021
Op basis van de bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank komen vast te staan dat verdachte [medeverdachte] vier postpakketten vanuit Groot-Brittannië naar het adres van ‘ [naam 2] ’ te Hoorn heeft verstuurd. In deze postpakketten zaten twee vloerdelen voor een opblaasbare rubberboot en twee opgevouwen en niet opgeblazen rubberboten.
Verdachten [medeverdachte] en [verdachte] hebben hierover middels chatgesprekken contact met elkaar gehad. Ook heeft verdachte [verdachte] hierover contact gehad met ‘ [naam 3] ’. Verdachte [verdachte] vertelt in dat chatgesprek met [naam 3] dat hij in Nederland is vanwege de post die bij [naam 2] is aangekomen.
De opslag van buitenboordmotoren en jerrycans in de opslagbox bij [bedrijf 3] te Den Haag op 5 april 2021
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachten [medeverdachte] en [verdachte] op 5 april 2021 samen buitenboordmotoren en jerrycans in de opslagbox van verdachte [medeverdachte] bij [bedrijf 3] te Den Haag hebben opgeslagen.
De aanschaf van 100 zwemvesten bij [bedrijf 4] op 7 april 2021
Gebleken is dat verdachten [medeverdachte] en [verdachte] in de nacht van 6 op 7 april 2021 samen in een hotel te Rijswijk hebben verbleven. Zij zijn op 7 april 2021 samen in de Seat van verdachte [medeverdachte] naar [bedrijf 3] te Den Haag gereden. Op diezelfde datum heeft verdachte [medeverdachte] telefonisch 100 reddingsvesten besteld bij [bedrijf 4] . Op basis van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het verdachte [verdachte] is geweest die op de achtergrond van het telefoongesprek tussen verdachte [medeverdachte] en [bedrijf 4] is te horen en verdachte [medeverdachte] aanwijzingen geeft over het aantal te bestellen reddingsvesten.
Voorbereidingshandelingen
Voor een bewezenverklaring van het plegen van voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht is vereist dat verdachte een misdrijf heeft voorbereid waar een gevangenisstraf van acht jaar of meer op staat, dat hij voorbereidingsmiddelen heeft verworven en voorhanden heeft gehad en dat die voorwerpen bedoeld waren om dat misdrijf mee te begaan. Met “dat misdrijf” wordt gedoeld op het misdrijf dat is voorbereid en dus niet op de voorbereiding zelf. Dat misdrijf moet met voldoende bepaaldheid blijken, maar niet is vereist dat de tijd, plaats en de wijze van uitvoering vaststaat.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij wist dat verdachte [medeverdachte] van plan was meerdere personen naar Groot-Brittannië te smokkelen en dat de rubberboten, buitenboordmotoren en zwemvesten daarvoor bedoeld waren. Hij wilde verdachte [medeverdachte] hierbij helpen. Daarmee kan worden vastgesteld dat verdachte het (misdadige) doel had om mensen te smokkelen.
Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de rubberboten, buitenboordmotoren, reddings-/zwemvesten, geldbedragen, mobiele telefoons, een auto (Seat kenteken [kenteken] ) en een opslagbox bij [bedrijf 3] heeft verworven en voorhanden heeft gehad in het kader van de voorbereiding van mensensmokkel.
Medeplegen
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de rol van verdachte moet worden geduid als medepleger. Voor medeplegen is een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten vereist, waarbij de bijdrage van verdachte intellectueel en/of materieel van voldoende gewicht moet zijn. Of daarvan sprake is, hangt af van de concrete feiten en omstandigheden van het geval.
De rechtbank is op grond van het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, van oordeel dat verdachten [medeverdachte] en [verdachte] nauw en bewust hebben samengewerkt bij het voorbereiden van mensensmokkel, met elkaar en met anderen. Tijdens de hiervoor beschreven incidenten trokken verdachten gezamenlijk op.
Op de in beslag genomen mobiele telefoons van beide verdachten zijn diverse aan mensensmokkel gerelateerde chats met elkaar en anderen aangetroffen. Zij hadden een gezamenlijk en concreet crimineel doel voor ogen, maar hebben ieder in het geheel ook een eigen rol ingenomen.
De bijdrage van ieder is wel steeds van wezenlijk belang geweest in het geheel van de feiten en omstandigheden. Daarmee acht de rechtbank het ten laste gelegde medeplegen van de voorbereiding van mensensmokkel bewezen.
Winstbejag
Van winstbejag is sprake indien het handelen van de verdachte is ingegeven door een gerichtheid op verrijking, waarbij het niet noodzakelijk hoeft te gaan om een op geld waardeerbaar voordeel en evenmin bepalend is of het beoogde voordeel daadwerkelijk is behaald. Voldoende is dat de verdachte op verrijking uit is geweest. De term winstbejag strekt ertoe om handelen met zuiver ideële motieven uit de werkingssfeer van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht te houden.
Gelet op de door verdachte [verdachte] in het kader van mensensmokkel gevoerde chatgesprekken, waarin grote bedragen worden genoemd, stelt de rechtbank vast dat er bij hem geen sprake is geweest van dergelijke ideële motieven, zodat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat hij uit winstbejag heeft gehandeld.
Ten aanzien van verdachte [medeverdachte] is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat hij uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf. Het dossier bevat daarvoor onvoldoende aanknopingspunten. Van dit onderdeel zal verdachte [medeverdachte] worden vrijgesproken.
Beroep of gewoonte maken
Gelet op hetgeen hiervoor – in het bijzonder in het kader van het winstbejag – is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte [verdachte] van het plegen van het feit een beroep of gewoonte heeft gemaakt.
Ten aanzien van verdachte [medeverdachte] , kan dit gelet op het voorgaande niet worden vastgesteld. Van dit onderdeel zal verdachte [medeverdachte] worden vrijgesproken.
Levensgevaar
Er zijn geen concrete plannen of omstandigheden uit het dossier af te leiden die zien op het al dan niet aanwezig zijn van levensgevaar in het geval van gebruik van de middelen die verdachten verworven en voorhanden hebben gehad bij een eventuele (door)reis van Frankrijk naar Groot-Brittannië. Het dossier bevat ook geen deskundigenrapportage waaruit kan worden geconcludeerd dat van een dergelijk gevaar sprake zou kunnen zijn. Daarom is de rechtbank van oordeel dat het te duchten levensgevaar niet wettig en overtuigend kan worden bewezen, zodat verdachte van dit onderdeel moet worden vrijgesproken.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich samen met anderen meermalen schuldig heeft gemaakt aan de voorbereiding van mensensmokkel.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op meer tijdstippen in de periode van 22 januari 2021 tot en
met 7 april 2021 te Goes en ’s-Gravenhage en Rijswijk en in Groot-Brittannië en in Frankrijk,
tezamen en in vereniging met anderen ter
voorbereiding van het misdrijf om
personen
- behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door
- uit winstbejag behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van verblijf in
Groot-Brittannië
of hen (telkens) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te
verschaffen, terwijl verdachte en zijn mededader wisten of ernstige redenen
hadden te vermoeden dat die toegang en/of die doorreis en/of dat verblijf
wederrechtelijk was, hetgeen een misdrijf is als strafbaar gesteld in artikel 197a van
het Wetboek van Strafrecht,
terwijl verdachte daarvan een beroep of
gewoonte heeft gemaakt,
opzettelijk voorwerpen en informatiedragers en een ruimte en
een vervoersmiddel, bestemd tot het begaan van dat misdrijf heeft verworven en voorhanden
heeft gehad, te weten
- rubberboten en
- buitenboordmotoren en
- reddings/zwemvesten en
- geldbedragen en mobiele telefoons en
- een auto (Seat kenteken [kenteken] ) en
- een opslagbox bij [bedrijf 3] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar met aftrek van het voorarrest. Daarnaast vordert zij aan verdachte op te leggen een geldboete van € 5.790,- bij niet betalen te vervangen door 63 dagen gijzeling.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf fors is en geen recht doet aan deze zaak. Zij wijst in dit kader op de omstandigheid dat verdachte geen strafblad heeft en als vreemdeling in een strafprocedure in Nederland een andere behandeling krijgt. Zij verzoekt de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen die niet langer duurt dan de tijd die verdachte nu in voorlopige hechtenis verblijft. Een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk of een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk wordt meer passend geacht. Ten slotte verzoekt zij de rechtbank aan verdachte geen geldboete op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen ten aanzien van smokkel van personen vanuit Frankrijk naar Groot-Brittannië.
Mensensmokkel doorkruist het overheidsbeleid aangaande bestrijding van wederrechtelijk verblijf in en wederrechtelijke doorreis door Nederland en andere Europese landen en draagt daarmee bij aan het in stand houden van een illegaal circuit dat allerhande maatschappelijke ongewenste effecten met zich brengt. De handelwijze van verdachte ondermijnt het beleid. Ook leidt dit feit gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
De rechtbank heeft acht geslagen op uittreksels uit de justitiële documentatie van 8 april 2021 en 8 juni 2021, waaruit blijkt dat verdachte in Nederland en in Frankrijk niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Nu de rechtbank minder bewezen verklaart dan waar de officier van justitie bij haar eis van uit is gegaan, ziet zij aanleiding af te wijken van haar eis.
De rechtbank is wel van oordeel dat, gelet op de ernst van het gepleegde feit, niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank weegt hierbij in het nadeel van verdachte mee dat hij handelde uit winstbejag en een beroep of gewoonte heeft gemaakt van mensensmokkel.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden is. De rechtbank ziet, gelet op de ernst van het feit en de hiervoor genoemde omstandigheden, geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Zij ziet echter geen aanleiding om naast de gevangenisstraf ook nog een geldboete aan verdachte op te leggen.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat het bewezenverklaarde feit is begaan met betrekking tot dit voorwerp.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 46, 47, 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
voorbereiding van een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Groot-Brittannië en een ander uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen, terwijl hij weet of ernstige redenen heeft te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit wordt begaan door een persoon die daarvan een beroep of gewoonte maakt en terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere personen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 (achttien) maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het in beslag genomen voorwerp, te weten:
* 1.00 stuks telefoontoestel (omschrijving: G007673-27, zwart, merk: Samsung).
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Skalonjic, voorzitter, mr. N. van der Ploeg-Hogervorst en mr. A.B. Scheltema Beduin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. Huwae, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 december 2021.
Mr. Skalonjic is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.