Op 16 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 december 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De verdachte werd ervan beschuldigd de aangever met een mes te hebben gestoken, wat resulteerde in een steekwond, een klaplong en een ribfractuur. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk handelde en de aanmerkelijke kans op de dood van de aangever heeft aanvaard. De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar de rechtbank verwierp dit beroep, omdat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan poging tot doodslag en legde een gevangenisstraf van drie jaar op, met aftrek van voorarrest. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn instabiliteit en het ontbreken van een geldige verblijfsvergunning.