ECLI:NL:RBZWB:2021:6401

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
02/026224-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens ontuchtige handelingen met minderjarige en verminderd toerekeningsvatbare verdachte

Op 16 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een minderjarige, geboren in 2008. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 juni 2013 tot 24 mei 2016, meerdere ontuchtige handelingen heeft verricht met het slachtoffer, die toen nog geen zestien jaar oud was. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed heeft gehad op de strafoplegging. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met een proeftijd van drie jaren en bijzondere voorwaarden, waaronder toezicht door de reclassering en opname in een zorginstelling. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van een immateriële schadevergoeding van € 4.000,- aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De zaak is behandeld op zittingen van 22 april en 2 december 2021, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft de verklaringen van het slachtoffer en de verdachte zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de ontuchtige handelingen wettig en overtuigend bewezen zijn.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/026224-20
vonnis van de meervoudige kamer van 16 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
wonende [adres]
raadsman mr. T.M. ten Velde, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 22 april 2021 en 2 december 2021, waarbij de officier van justitie, mr. A.L. Gaillard, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Ter zitting is ook de vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer] behandeld.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ), terwijl die nog geen zestien jaar oud was.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de gedetailleerde verklaring van [slachtoffer] in het kader van de psychoseksuele screening, de verklaring van verdachte ten overstaan van psycholoog [naam] en het overige steunbewijs in het dossier. Het nader onderzoek dat heeft plaatsgevonden voor wat betreft de pleegperiode brengt daar geen verandering in.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging voert aan dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen vanwege het ontbreken van steunbewijs. De handelingen omschreven in de tenlastegelegde periode komen enkel en alleen voort uit de verklaring van [slachtoffer] bij de politie of de verklaring van [slachtoffer] ten overstaan van derden. Verdachte heeft wel vóór 2013 ontuchtige handelingen met [slachtoffer] gepleegd, maar ontkent zich ná 2013 nog daaraan schuldig te hebben gemaakt. Gelet op de verklaring bij de rechter-commissaris van psycholoog [naam], in het licht van de intelligentie van verdachte, is de weergegeven verklaring van verdachte in het psychologisch rapport van [naam] niet betrouwbaar. Onduidelijk is of de handelingen die verdachte ten overstaan van [naam] zou hebben bekend, dan ook daadwerkelijk in de tenlastegelegde periode zijn gepleegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De ontuchtige handelingen
Verdachte wordt verweten dat hij ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] . Op grond van de aangehaalde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de tenlastegelegde ontuchtige handelingen bewezen kunnen worden verklaard, met uitzondering van de handeling waarbij verdachte zichzelf heeft afgetrokken/bevredigd voor het oog van/in het bijzijn van [slachtoffer] . Daarvoor is onvoldoende bewijs voor handen. Zij zal verdachte op dit punt vrijspreken.
De tenlastegelegde periode
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode.
Hiervoor neemt zij de verklaring van [slachtoffer] als uitgangspunt. Hij heeft verklaard dat het misbruik heeft plaatsgevonden toen hij vier jaar oud was, tien jaar oud was en op zijn elfde verjaardag. Gelet op de geboortedatum van [slachtoffer] ( [geboortedatum] 2008) constateert de rechtbank dat hij bij de start van de tenlastegelegde periode, die loopt van 1 juni 2013 tot en met 1 juni 2019, vier jaar oud was en bij het einde daarvan tien jaar oud. Het misbruik dat zou hebben plaatsgevonden toen hij vier en tien jaar oud was, valt daarmee binnen de tenlastegelegde periode. Het gestelde misbruik op de elfde verjaardag van [slachtoffer] valt daarentegen buiten de tenlastegelegde periode. De rechtbank kan niet buiten de grondslag van de tenlastelegging treden en zal daarom geen oordeel over eventuele ontuchtige handelingen op die leeftijd vellen.
Vervolgens moet worden bekeken of voor de ontuchtige handelingen die in tenlastegelegde periode vallen, voldoende wettig en overtuigend bewijs is. De rechtbank zoekt in dat kader aansluiting bij de verklaring van verdachte zelf. Hij heeft ter terechtzitting verklaard dat de ontuchtige handelingen met [slachtoffer] hebben plaatsgevonden vóór de datum van de laatste sepotbeslissing op 24 mei 2016 en niet meer na die datum. [slachtoffer] was toen in de leeftijd van vier tot en met zeven jaar. [slachtoffer] heeft zelf verklaard dat het op zijn vierde is begonnen en al die tijd is doorgegaan. Daarmee is er voldoende bewijs voor de periode van 1 juni 2013 tot 24 mei 2016. Voor de tenlastegelegde periode vanaf 24 mei 2016 ziet de rechtbank geen steunbewijs in het dossier. Zij spreekt verdachte daarvan daarom vrij.
Conclusie
Op grond van de bewijsmiddelen en het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 juni 2013 tot 24 mei 2016 het geslachtsdeel van [slachtoffer] heeft betast, gekust, in de mond heeft genomen en aan het geslachtsdeel heeft gezogen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 juni 2013 tot
24 mei 2016te Raamsdonk, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontuchtige handelingen hierin dat hij, verdachte (telkens)
-
hetgeslachtsde
el van die [slachtoffer] heeft betast en
- de penis/het geslachtsdeel van die [slachtoffer] in de mond heeft genomen en/of heeft betast en/of gekust en/of aan de penis/het geslachtsdeel van die [slachtoffer] heeft gezogen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een voorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden met een proeftijd van twee jaren met de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. Zij neemt de richtlijnen van het openbaar ministerie als uitgangspunt. Gelet op het advies van de reclassering en het beeld dat de officier van justitie van verdachte heeft gekregen op de terechtzitting, acht zij het niet wenselijk dat verdachte nu naar de gevangenis gaat. Wel is er vanwege de vrees voor herhaling een stevige stok achter de deur nodig. Zij vordert tot slot dat de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden uitspreekt.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Mocht tot een strafoplegging gekomen worden, dan bepleit de verdediging oplegging van een geheel voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden. Een taakstraf of hechtenis is onuitvoerbaar vanwege de specifieke hulp die verdachte nodig heeft. Hechtenis zou daarnaast niet bijdragen aan het verminderen van de kans op herhaling. Als bijzondere voorwaarde dient te worden opgenomen dat verdachte verblijft bij Prisma of een aan te wijzen organisatie om er zeker van te zijn dat verdachte zich zal houden aan de regels die worden gesteld. De verdediging verzoekt de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden niet uit te spreken, nu er bij verdachte sprake is van wisselende omstandigheden en er nog geen zicht is op een plek voor hem.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
6.3.1
De aard en de ernst van het feit
Verdachte heeft zich gedurende een aantal jaren schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] , die in die periode vier tot zeven jaar oud was. Verdachte heeft hem zijn seksuele verlangens opgedrongen en niet stilgestaan bij de gevolgen die dit voor [slachtoffer] zou hebben. Verdachte heeft daarmee de normale en gezonde seksuele ontwikkeling van [slachtoffer] doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat misbruik vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. Op de terechtzitting is uit de toelichting op het verzoek tot schadevergoeding gebleken dat [slachtoffer] nog dagelijks de gevolgen van het misbruik ondervindt. Zo is hij onder andere met regelmaat angstig.
6.3.2
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Justitiële documentatie
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte in 2015 en 2016 beleidssepots heeft ontvangen op het gebied van ontucht en kinderporno. Verdachte ontving voor deze zaken schriftelijke waarschuwingen.
Psychologisch Pro Justitiarapport
De rechtbank slaat verder acht op het psychologisch Pro Justitiarapport van drs. [naam], klinisch psycholoog, opgemaakt op 12 oktober 2020. In dit rapport komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een pedofiele stoornis, een licht verstandelijke beperking en een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met borderline-trekken. De psycholoog stelt vast dat deze psychopathologie ook aanwezig was ten tijde van het tenlastegelegde feit en dat dit de gedragskeuzes en gedragingen van verdachte heeft beïnvloed. De psycholoog adviseert het tenlastegelegde feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen en aan verdachte een deels voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
De rechtbank neemt bovenstaande conclusies ten aanzien van de toerekeningsvatbaarheid over, maakt die tot de hare en verklaart verdachte daarom verminderd toerekeningsvatbaar.
Reclasseringsrapport
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het reclasseringsadvies van 19 april 2021 dat over verdachte is opgesteld. Uit het rapport van de reclassering blijkt dat verdachte een verstoorde persoonlijkheids- en seksuele ontwikkeling heeft doorgemaakt. Verdachte kampt tevens met suïcidale gedachten. De complexe problematiek heeft ervoor gezorgd dat verdachte de afgelopen jaren vaker heeft verbleven binnen verschillende afdelingen van Prisma en dat dat zo nu en dan onderbroken werd door klinische opnames op vrijwillige en gedwongen basis. Het recidiverisico schat de reclassering hoog in. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling met de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, het zonder toestemming niet mogen wijzigen van huisvesting, het vermijden van contact met minderjarigen en het vermijden van kinderporno. Daarbij wordt opgemerkt dat een reclasseringstoezicht enkel uitvoerbaar is vanuit een klinische setting. Vanwege de complexe psychische problematiek van verdachte in combinatie met zijn beperkte verstandelijke vermogens, adviseert de reclassering om geen gevangenisstraf of een werkstraf aan verdachte op te leggen. Gelet op de financiële stabiliteit van verdachte is hij wel in staat om een schadevergoeding te voldoen.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank houdt tot slot bij de bepaling van de straf in het voordeel van verdachte rekening met de specifieke omstandigheden in deze zaak. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat het volgens hem beter was geweest als hij in 2015 en 2016 was veroordeeld en daarmee de hulp en behandeling had gekregen die nodig was en is om zijn problematiek aan te pakken. De zeer jonge [slachtoffer] en de beperkte verdachte bevonden zich beiden in de bewezenverklaarde periode in een (verwant) pleeggezin. Hun pleegouders waren op de hoogte van de eerdere incidenten en problematiek van verdachte. Ondanks deze waarschuwingen aan hun adres is er niet ingegrepen, waardoor de ontuchtige handelingen mogelijk bleken.
6.3.3
De straf
Gelet op de flinke problematiek bij verdachte, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden passend en geboden is. Tijdens de zitting heeft de rechtbank bij verdachte bemerkt dat hij zelf ook de behoefte heeft aan een stevige voorwaardelijke straf met daarbij de juiste hulpverlening en begeleiding. Gelet op de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat deze voorwaardelijke straf enkel kan bestaan uit een voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal wel een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist. Zij laat hierbij mee wegen dat zij een kortere periode bewezen verklaart, verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is en hij in het verleden niet voldoende adequaat geholpen is met zijn problematiek. Vanwege de problematiek van verdachte en behoefte aan lange tijd begeleiding, acht de rechtbank een verlengde proeftijd van drie jaren passend.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering en een proeftijd van drie jaren, passend en geboden is.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan gelet op zijn problematiek en zijn strafblad. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De benadeelde partij

Namens [slachtoffer] als benadeelde partij is een immateriële schadevergoeding gevorderd van € 10.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de ontuchtige handelingen heeft gepleegd. Dit betekent dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar [slachtoffer] toe en dat hij verplicht is de schade van [slachtoffer] te vergoeden.
[slachtoffer] is meerdere malen gedurende drie jaren blootgesteld aan ontuchtige handelingen door verdachte. De rechtbank is van oordeel dat hiermee inbreuk is gemaakt op de lichamelijk en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Uit de vordering en de daarop ter terechtzitting gegeven toelichting is gebleken dat [slachtoffer] tot op heden nog dagelijks de gevolgen van het handelen van verdachte ondervindt.
Naar het oordeel van de rechtbank is namens [slachtoffer] voldoende onderbouwd dat hij ernstige nadelige geestelijke gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. Gelet op de aard en de ernst van de normschending en de aard en de ernst van de gevolgen daarvan is bij [slachtoffer] sprake van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in zijn eer of goede naam. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op alle omstandigheden en de bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht de rechtbank de vergoeding van een bedrag van € 4.000,- voor de schade die [slachtoffer] heeft geleden tot aan de dag van de uitspraak, billijk.
Met betrekking tot het overige deel van de gevorderde immateriële schadevergoeding is de rechtbank van oordeel dat de aangehaalde voorbeelduitspraken ter onderbouwing van het bedrag afwijken van de onderhavige zaak, waarmee de rechtbank geenszins afbreuk wil doen aan de inbreuk die op [slachtoffer] is gemaakt en de ernst van het feit. De rechtbank ziet in deze omstandigheid reden de immateriële schadevergoeding te matigen en de benadeelde partij in het overige deel van haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal voor het toegekende bedrag aan immateriële schadevergoeding tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Daarnaast zal de wettelijke rente worden toegewezen over het toegewezen bedrag vanaf 24 mei 2016, de dag na de laatste dag van de bewezenverklaarde periode.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich uiterlijk binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland locatie Breda op het adres Langedijk 34 te Breda zal melden. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* dat verdachte zich laat opnemen in een nader te bepalen zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door STEVIG of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld ontstaat een grote kans op risicovolle situaties. Dan kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte verblijft in een passende instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, nader te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
* dat verdachte zich niet vestigt op een ander adres zonder toestemming van het openbaar ministerie;
* dat verdachte op geen enkele wijze contact zoekt met minderjarigen. Hij vermijdt deze contacten zoveel mogelijk. Als contacten onvermijdelijk zijn, zorgt verdachte dat hulpverlening vanuit STEVIG hierbij aanwezig is;
* dat verdachte zich op welke wijze dan ook onthoudt van:
* het seksueel getint communiceren met minderjarigen;
* gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin kinderpornografisch materiaal kan worden verkregen;
* gedrag dat is gericht op een digitale omgeving waarin over seksuele handelingen met minderjarigen wordt gecommuniceerd;
Verdachte bespreekt tijdens de gesprekken met de reclassering hoe hij denkt dit gedrag te
Voorkomen. Verdachte werkt mee aan controle van digitale gegevensdragers tijdens een huisbezoek. Het toezicht op deze voorwaarde bestaat uit controles van computers en ander apparatuur die in gebruik zijn bij verdachte. De controles mogen maximaal 3 keer per jaar plaatsvinden op door de reclassering uit te kiezen momenten, dit gedurende de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden voorwaarden en het op de naleving van die voorwaarden uit te oefenen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.000,- aan immateriële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 mei 2016 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 4.000,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 24 mei 2016 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 50 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. M.E.I. Beudeker en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.P. Hoskam, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 december 2021.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid om dit vonnis mede te ondertekenen.