ECLI:NL:RBZWB:2021:6388

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 december 2021
Publicatiedatum
15 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_1014
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 14 december 2021, werd het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een Wajong-uitkering toe te kennen, ongegrond verklaard. Eiser had op 2 december 2018 een aanvraag ingediend voor een Wajong-uitkering, maar het UWV weigerde deze op 9 april 2019, met de motivering dat eiser geen arbeidsvermogen had. Eiser maakte bezwaar, maar het UWV verklaarde dit bezwaar ongegrond in een besluit van 10 januari 2020. Eiser stelde dat zijn beperkingen niet duurzaam waren en dat verbetering van zijn belastbaarheid mogelijk was door adequate behandeling. Tijdens de zitting op 31 augustus 2021 werd eiser bijgestaan door zijn gemachtigde en ouders, terwijl het UWV vertegenwoordigd werd door mr. M.S. van Zaane.

De rechtbank beoordeelde de feiten en overwegingen van het UWV, waaronder rapportages van verschillende verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank concludeerde dat het UWV voldoende had onderbouwd dat het ontbreken van arbeidsvermogen in de periode in geding niet duurzaam was, omdat er behandelmogelijkheden waren die verbetering konden brengen. De rechtbank oordeelde dat het UWV op goede gronden had geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen, en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/1014 WAJONG

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaatsnaam] , eiser,

gemachtigde: mr. E. Türk,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 9 april 2019 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd aan eiser een uitkering toe te kennen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong).
In het besluit van 10 januari 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank in Middelburg op 31 augustus 2021.
Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en zijn ouders. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.S. van Zaane.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser, geboren op [geboortedatum] 1998, heeft op 2 december 2018 een Beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd bij het UWV ten behoeve van een Wajong-uitkering.
Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het UWV in het primaire besluit geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen en is aan eiser meegedeeld dat hij geen arbeidsvermogen heeft, maar dat het UWV verwacht dat hij in de toekomst mogelijk wel arbeidsvermogen kan ontwikkelen. Eiser is tevens opgenomen in het doelgroepregister.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
In het bestreden besluit is eisers bezwaar tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2.
Geschil
In geschil is of het UWV terecht heeft geweigerd aan eiser een Wajong-uitkering toe te kennen.
3.
Beroepsgronden
Eiser bestrijdt in beroep dat zijn beperkingen niet duurzaam zijn en dat verbetering van de belastbaarheid (bij adequate behandeling) niet is uitgesloten. Eiser voert aan dat hij al jarenlang behandelingen heeft gehad en dat deze niet zijn aangeslagen; dit geldt ook voor medicatie. Eiser functioneert op marginaal niveau in de thuissituatie en er is enkel nog geen sprake geweest van escalatie omdat hij altijd kan terugvallen op zijn ouders. Eiser stelt dat door cognitieve gedragstherapie (CGT) zijn welbevinden zou kunnen toenemen, maar dat dit niet hetzelfde is als dat hij belastbaar zou kunnen zijn in arbeid. Verder stelt eiser dat de verzekeringsarts informatie had moeten opvragen bij het AMC over behandelingen en kans op herstel. Ook zijn de behandelmogelijkheden die de verzekeringsarts noemt slechts van theoretische aard en schiet zijn motivering tekort. Tot slot voert eiser aan dat in bezwaar geen gezamenlijk overleg tussen de verzekeringsarts bezwaar en beroep (b&b) en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (b&b) plaatsgevonden, wat hoort volgens het Compendium, waardoor het bestreden besluit onzorgvuldig en niet deugdelijk gemotiveerd is.
4.
Wettelijk kader
De relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
5.
Beoordeling
5.1.
Aan het in het bestreden besluit neergelegde standpunt heeft het UWV een rapportage van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] , een rapportage van verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) [naam verzekeringsarts b&b] en een rapportage van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] ten grondslag gelegd.
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] heeft eiser gesproken op het spreekuur van 5 maart 2019, waarbij psychisch onderzoek heeft plaatsgevonden, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 4 april 2019 het volgende. Eisers diagnoses zijn dwangstoornis en ADD. Eiser heeft dagbehandeling en individuele therapie gehad met beperkte resultaten, maar heeft inmiddels nieuwe behandelaars. Dwang komt meer op de voorgrond te staan. Nu is de diagnose OCS gesteld. Eiser heeft andere medicatie gekregen en is volgens de brief van Emergis van 21 maart 2019 naar het AMC verwezen voor verdere diagnostiek en behandeling. Actueel is er geen sprake van een bipolaire stoornis; in ieder geval is deze in remissie. Behandelingen zijn nu gericht op het behoud van stabiliteit. Verbetering van de belastbaarheid is niet uitgesloten. Op de website van het AMC staan behandelmogelijkheden vermeld. Met een gerichte behandeling kan de medische situatie verbeteren en de belastbaarheid toenemen. Er is geen reden om aan te nemen dat bij eiser sprake is van geen benutbare mogelijkheden. Er is op de 18e verjaardag sprake van beperking van de belastbaarheid. Eiser heeft beperkingen in persoonlijk/sociaal functioneren. Eiser is niet ten minste vier uur per dag belastbaar. Eiser kan niet aaneengesloten werken gedurende ten minste een periode van een uur. Het ontbreken van arbeidsvermogen is echter niet duurzaam te achten.
Arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] heeft eiser gesproken op het spreekuur van 5 maart 2019, heeft overlegd met verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] op 5 maart 2019, en heeft het dossier bestudeerd. De arbeidsdeskundige rapporteert op 9 april 2019 het volgende. Eiser beschikt op dit moment niet over basale werknemersvaardigheden, is niet ten minste vier uur per dag belastbaar, kan geen taak verrichten en kan niet aaneengesloten werken gedurende ten minste een periode van een uur. Hierdoor heeft eiser geen arbeidsvermogen. De beperkingen zijn niet duurzaam, omdat de verzekeringsarts heeft aangegeven dat eiser nog behandelmogelijkheden heeft waarmee verbetering kan worden bereikt.
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts b&b] heeft eiser gesproken op de hoorzitting van 26 september 2019, heeft aanvullende medische gegevens (waaronder de brief van psycholoog [naam psycholoog] van het AMC van 25 oktober 2019) meegenomen in de beoordeling, en heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts rapporteert op 2 januari 2020 dat hij niet afwijkt van de visie van verzekeringsarts [naam verzekeringsarts] dat adequate behandeling zeker nog mogelijk is en dat met gerichte behandeling nog een aanzienlijk deel van de klachten in remissie kan gaan. De diagnose bipolaire stoornis is terecht verworpen. Afgelopen jaar heeft geen daadwerkelijk effectieve behandeling voor OCD-klachten plaatsgevonden. Gezien de voorgeschiedenis zijn er bij eiser nog behandelingsmogelijkheden, zowel gebruikelijke behandeling (CGT, exposure en medicatie) als zeer gesofisticeerde behandelingsmethoden (rTMS of deep brain stimulation). Het onderzoek van de verzekeringsarts is ruim voldoende zorgvuldig uitgevoerd. Bij eiser is sprake van een ziektebeeld wat door een adequaat tweedelijns of derdelijns centrum te behandelen is, waarbij goede compliance van eiser een voorwaarde is. Verbetering van de belastbaarheid is niet uitgesloten en zelfs te verwachten bij adequate behandeling.
5.2.
De rechtbank stelt vast dat de datum/periode in geding 9 maart 2016 (zijn 18e verjaardag) en de ten tijde van de beoordeling reeds verstreken periode van vijf jaar na zijn 18e verjaardag is (artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a en tweede lid, van de Wajong). Niet in geschil is dat eiser op deze datum en in deze periode geen arbeidsvermogen had, beoordeeld op de vier vereisten van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit (uitvoeren taak, beschikken over basale werknemersvaardigheden, gedurende één uur aansluitend werken, vier uur per dag belastbaar zijn). Partijen zijn echter verdeeld over de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
5.3.
Recht op een Wajong-uitkering ontstaat eerst indien de betrokkene duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daaronder wordt op grond van het vierde lid van artikel 1a:1 van de Wajong verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Het UWV hanteert bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen een beoordelingskader, dat is opgenomen in Bijlage 1 van het ‘Compendium Participatiewet’ (Compendium). In het beoordelingskader is het volgende stappenplan opgenomen voor het onderzoek van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige naar de vraag of bij een betrokkene al dan niet sprake is van het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen:
‘‘Stap 1 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of er sprake is van een progressief ziektebeeld.
Als het antwoord bevestigend is, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 2 - voor de verzekeringsarts
De verzekeringsarts stelt vast of de situatie van cliënt aan beide volgende voorwaarden voldoet:
- er is sprake van een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden;
- de aandoening is zodanig ernstig dat geen enkele toename van bekwaamheden mag worden verwacht.
Als aan deze beide voorwaarden wordt voldaan, ontbreekt het arbeidsvermogen duurzaam. De beoordeling is afgerond.
Stap 3 - voor de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige samen
De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige stellen in gezamenlijk overleg vast of het ontbreken van arbeidsvermogen van de cliënt duurzaam is. Zij betrekken daarbij ten minste de volgende aspecten in onderlinge samenhang:
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden ter verbetering van de belastbaarheid;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot verdere ontwikkeling;
- het al dan niet ontbreken van mogelijkheden tot toename van bekwaamheden.
Op grond van hun gezamenlijk overleg concluderen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige of het arbeidsvermogen al dan niet duurzaam ontbreekt. De beoordeling is afgerond.”
Het gaat bij de vraag naar de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen om de toekomstige mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige moeten een inschatting maken over hoe de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich bij de betrokkene kunnen ontwikkelen. Dit brengt volgens vaste rechtspraak (zie de uitspraak van de CRvB van 5 april 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1018) voor een zorgvuldige besluitvorming mee dat de inschatting van de verzekeringsarts en/of de arbeidsdeskundige van de ontwikkeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie moet berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betrokkene aan de orde zijn, voor zover die feiten en omstandigheden betrekking hebben op de situatie van de betrokkene op de datum in geding. In het geval de inschatting van de mogelijkheden tot ontwikkeling berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de betrokkene. Als de betrokkene bezwaar maakt tegen het oordeel dat geen sprake is van duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen, zal de verzekeringsarts bezwaar en beroep en/of de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, rekening houdend met alle medische en arbeidskundige gegevens die in de bezwaarfase voorhanden zijn, voor zover deze betrekking hebben op de datum in geding, beoordelen of de inschatting van het niet duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen gehandhaafd moet blijven.
5.4.
De rechtbank overweegt ten aanzien van eisers grond dat zijn beperkingen duurzaam zijn en dat verbetering van de belastbaarheid (bij adequate behandeling) is uitgesloten, dat uit de hiervoor opgenomen kader volgt dat de verzekeringsarts b&b een inschatting over de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen diende te maken op het moment van de beoordeling van de aanvraag. Op dat moment was eiser door Emergis verwezen naar het AMC voor behandeling. De intake vond daar plaats op 11 juli 2019 en uit het bericht van het AMC van 25 oktober 2019 blijkt dat er een therapie bekend is die verbetering kon brengen in eisers klachten vanwege zijn dwangstoornis, namelijk een CGT-behandeling. De verzekeringsarts b&b heeft deze brief in de beoordeling betrokken. Uit de brief van Emergis van 3 augustus 2021 is overigens inmiddels ook gebleken dat eisers klachten daadwerkelijk afnemen door de CGT-behandeling. Hoewel de verzekeringsarts b&b niet specifiek aangeeft welk resultaat te verwachten is van de behandeling op de deelaspecten van het arbeidsvermogen, geldt wel dat voornoemde behandeling door het AMC is geadviseerd na onderzoek van eisers (medische) situatie, deze behandeling de dwangstoornis van eiser aanpakt, die dwangstoornis in de weg staat aan het aannemen van arbeidsvermogen en daarom resultaat mag worden verwacht op de hier relevante aspecten. Naast de mogelijkheid van een CGT-behandeling heeft de verzekeringsarts b&b onder andere nog gewezen op behandeling met exposure en medicatie. Anders dan eiser stelt, zijn de jarenlange behandelingen zonder resultaat niet bepalend voor de beoordeling in dit geding. Uit de medische stukken van de bezwaarfase volgt namelijk dat de juiste diagnose pas in juli 2019 is gesteld, zodat pas vanaf dat moment aan een gerichte behandeling kon worden gewerkt.
Verder overweegt de rechtbank dat, in tegenstelling tot wat eiser stelt, het niet onzorgvuldig is te achten dat de verzekeringsarts enkel de website van het AMC heeft geraadpleegd voor mogelijke behandelingen voor eiser. Op dat moment lag er immers slechts een verwijzing naar het AMC. Van belang is ook dat de verzekeringsarts b&b in de bezwaarfase wél informatie heeft opgevraagd bij het AMC. Ten aanzien van eisers grond dat gezamenlijk overleg tussen de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b had moeten plaatsvinden, overweegt de rechtbank dat in de primaire fase wél overleg tussen de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige heeft plaatsgevonden. Gelet op eisers medische gronden hoefde het UWV naar het oordeel van de rechtbank geen noodzaak te zien om opnieuw een overleg te laten plaatsvinden tussen de verzekeringsarts b&b en de arbeidsdeskundige b&b. Eisers gronden slagen niet.
Uit het voorgaande volgt dat het UWV voldoende heeft onderbouwd dat het ontbreken van arbeidsvermogen in de periode hier in geding niet duurzaam is, omdat niet uit te sluiten is dat eiser op termijn in staat is om arbeidsvermogen te ontwikkelen.
6.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het UWV op goede gronden heeft geweigerd een Wajong-uitkering toe te kennen. Het beroep is daarom ongegrond. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling. Eisers verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.M. Pasmans, griffier, op 14 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Bijlage

Wajong
Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a van de Wajong is een jonggehandicapte de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
In het tweede lid is bepaald dat de ingezetene die op grond van het eerste lid niet aangemerkt wordt als jonggehandicapte alsnog jonggehandicapte kan worden in de zin van dit hoofdstuk, indien hij binnen vijf jaar alsnog duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, indien dit voortkomt uit dezelfde ziekteoorzaak.
In het vierde lid is bepaald dat onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan de situatie waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
In het zesde lid is bepaald dat de beoordeling van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie wordt gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en voor zover nodig een arbeidskundig onderzoek.
In het achtste lid is bepaald dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot het eerste, vierde en zesde lid nadere regels kunnen worden gesteld.
Deze nadere regels zijn neergelegd in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten (Schattingsbesluit).
Schattingsbesluit
Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit heeft betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong 2015, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.