ECLI:NL:RBZWB:2021:6358
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- C.E.M. Marsé
- A.J.M. van Hees
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening wegens niet voldoen aan wettelijke vereisten
Op 18 november 2021 heeft verzoeker de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) besloten dat een zitting niet nodig was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet aan alle vereisten voldeed, zoals gesteld in artikel 8:81 van de Awb, in samenhang met artikel 6:6 van de Awb. Dit houdt in dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet voldaan is aan artikel 6:5 van de Awb of aan andere wettelijke vereisten. Verzoeker kreeg de kans om het verzuim te herstellen binnen een gestelde termijn.
In de brief van 18 november 2021 is verzoeker gevraagd om een kopie van het besluit waartegen het verzoek om voorlopige voorziening zich richt, evenals een kopie van zijn bezwaarschrift. Zonder deze informatie kon de rechtbank het verzoek niet in behandeling nemen, omdat onduidelijk was tegen welk besluit verzoeker zich wilde verzetten en wie de andere partij was. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker niet binnen de gestelde termijn heeft gereageerd op de brief van 18 november 2021. Hierdoor is het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
De voorzieningenrechter, mr. C.E.M. Marsé, heeft op 13 december 2021 de beslissing genomen om het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk te verklaren. Deze uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.