ECLI:NL:RBZWB:2021:6357
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten
Op 13 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gilze en Rijen. De verzoeker had beroep ingesteld tegen het besluit van 19 oktober 2021, waarin zijn aanvraag voor Tijdelijke ondersteuning noodzakelijke kosten (Tonk) was afgewezen. De verzoeker vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was er geen zitting nodig. De voorzieningenrechter overwoog dat op basis van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb een voorlopige voorziening kan worden getroffen indien er onverwijlde spoed vereist is, gelet op de betrokken belangen. De griffier had de verzoeker gevraagd om toelichting te geven over de reikwijdte van het bestreden besluit. De verzoeker gaf op 8 december 2021 een nadere toelichting.
De voorzieningenrechter stelde vast dat het verzoek om voorlopige voorziening pas na afloop van de periode waarop het bestreden besluit betrekking had, was ontvangen. Hierdoor kon er in beginsel geen voorlopige voorziening worden getroffen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om van dit uitgangspunt af te wijken. De voorzieningenrechter benadrukte dat de procedure voor voorlopige voorzieningen bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen.
Uiteindelijk werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat het verzoek om maandelijkse voorschotten op een eventueel te ontvangen nabetaling buiten de reikwijdte van het bestreden besluit viel. De uitspraak werd gedaan door mr. C.E.M. Marsé, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, en werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.