Bijlage: wettelijk kader
Artikel 8c, eerste en tweede lid, van de Advocatenwet luidt, voor zover hier van belang:
1. De secretaris van de algemene raad schrapt de advocaat die op het tableau is ingeschreven in geval:
c. Hij, hetzij onafgebroken, hetzij met onderbrekingen, gedurende een tijdvak van drie jaar voorwaardelijk als advocaat ingeschreven heeft gestaan:
1°.zonder dat de verklaring bedoeld in artikel 9b, vijfde lid, kan worden overlegd; of
2°.zonder dat het bewijs kan worden overgelegd dat met gunstig gevolg het in artikel 9c bedoelde examen is afgelegd.
2. Indien het in het eerste lid, onderdeel c, bedoelde tijdvak is onderbroken en de verklaring bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, of het onder 2°, bedoelde bewijs niet kan worden overgelegd, kan betrokkene verzoeken om opnieuw gedurende een tijdvak van drie jaar voorwaardelijk als advocaat te worden ingeschreven. Dit verzoek kan worden ingediend na drie jaar na onderbreking van het tijdvak.
Artikel 3.18, eerste lid en tweede lid, van de Verordening op de advocatuur (Voda), luidden ten tijde in geding:
1. De algemene raad kan op schriftelijk verzoek van de stagiaire geheel of gedeeltelijk vrijstelling verlenen van de verplichting tot het deelnemen aan onderwijsonderdelen. Deze vrijstelling houdt geen vrijstelling in van de verplichting om alle toetsen, en de daartoe voorgeschreven voorbereiding, van het in artikel 3.19 bedoelde examen af te leggen.
2. Vrijstelling wordt verleend indien de stagiaire genoegzaam aantoont op grond van opleiding en praktijkervaring op het onderwijsonderdeel waarvoor vrijstelling wordt verzocht een gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid te hebben verworven.
Artikel 3.20, eerste en tweede lid, van de Voda, luidden ten tijde in geding:
1. De algemene raad kan op schriftelijk verzoek van de stagiaire gehele of gedeeltelijke vrijstelling verlenen van de in artikel 3.19, tweede lid, bedoelde verplichting om in alle onderdelen van het examen een toets af te leggen.
2. De vrijstelling, bedoeld in het eerste lid, houdt tevens in een vrijstelling van de verplichting tot het deelnemen aan het onderwijs in het betreffende onderwijsonderdeel van de beroepsopleiding advocaten.
Artikel 4, eerste en tweede lid, van de Beleidsregel luidden ten tijde in geding:
1. De algemene raad weigert de vrijstelling deelname onderwijs in ieder geval indien:
a. de stagiaire het verzoek indient later dan vier weken na aanvang van het desbetreffende onderwijs;
b. de stagiaire verzoekt om vrijstelling deelname onderwijs voor de vakken vaardigheden, schriftelijke vaardigheden, inclusief argumentatieleer, en beroepsattitude & beroepsethiek;
c. de stagiaire verzoekt om vrijstelling voor een deel van het onderwijs; of
d. de stagiaire reeds het gehele onderwijs heeft gevolgd.
2. De algemene raad weigert de vrijstelling toets in ieder geval indien:
a. de stagiaire het verzoek indient later dan vier weken voorafgaand aan de desbetreffende toets;
b. de stagiaire verzoekt om vrijstelling toets voor de vakken vaardigheden, schriftelijke vaardigheden, inclusief argumentatieleer, en beroepsattitude & beroepsethiek;
c. het voor de stagiaire niet de eerste toetsgelegenheid is van het desbetreffende vak; of
d. de stagiaire reeds een onvoldoende resultaat heeft behaald voor de desbetreffende toets.
Artikel 5, eerste en tweede lid, van de Beleidsregel, luidden ten tijde in geding:
1. De algemene raad verleent de vrijstelling deelname onderwijs in ieder geval indien:
a. de stagiaire verzoekt om vrijstelling deelname onderwijs voor een volledig cognitief vak; en
b. de stagiaire beschikt over de aan de beroepsopleiding advocaten gelijkwaardige theoretische en praktische bekwaamheid, bedoeld in artikel 3.18, tweede lid, van de Verordening op de advocatuur, inhoudende dat:
- aan de toetstermen, neergelegd in de vakbeschrijving van het vak waarvoor een vrijstelling wordt gevraagd, is voldaan;
- de bekwaamheid niet langer dan drie jaren vóór de beëdiging is verworven; en
- de bekwaamheid is opgedaan vanuit een partijdige invalshoek.
2. De algemene raad verleent de vrijstelling toets uitsluitend indien:
a. de stagiaire verzoekt om vrijstelling toets voor een cognitief vak;
b. het de eerste toetsgelegenheid is voor het desbetreffende vak;
c. de stagiaire voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, onderdeel b; en
d. de stagiaire beschikt over recente diepgaande relevante theoretische bekwaamheid, blijkende uit:
- behaald diploma of certificaat van een toets waarvan het niveau vergelijkbaar is met dat van
de betreffende toets in de beroepsopleiding advocaten, behaald niet langer dan drie jaren
voor de eerste toetsgelegenheid; of
- fundamenteel onderzoek, gepubliceerd in wetenschappelijke tijdschriften of vakbladen,
gepubliceerd niet langer dan drie jaren voor de beëdiging.
In artikel 4:84 van de Awb is bepaald dat het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel handelt, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.