Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de verlening van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bedrijfsloods. De vergunning was verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Roosendaal aan vergunninghouder voor het oprichten van een loods met bijbehorende bouwwerken op een perceel in [plaatsnaam 1]. Eisers, die bezwaar hadden gemaakt tegen de vergunning, stelden dat de vergunning in strijd was met het bestemmingsplan, met name vanwege overschrijding van de goothoogte en het ontbreken van een archeologisch rapport. Daarnaast voerden zij aan dat het college in strijd met het vertrouwensbeginsel had gehandeld door de vergunning te verlenen.
De rechtbank oordeelde dat het college niet voldoende had gemotiveerd of de aanvraag voldeed aan de bestemmingsplanregels. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg het college op binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college opnieuw moet onderzoeken of de aanvraag past binnen de bestemming van het perceel. Tevens moet het college de belangen van eisers meewegen, zoals de gevolgen voor het woon- en leefklimaat en de verkeerssituatie. De rechtbank stelde vast dat de eisers recht hebben op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.496,00.
De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid bij de beoordeling van omgevingsvergunningen en de noodzaak voor het college om de feitelijke bedrijfsactiviteiten van vergunninghouder in ogenschouw te nemen bij de beoordeling van de aanvraag.