Op 13 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek tot tussentijdse beoordeling van de ISD-maatregel van een veroordeelde. De ISD-maatregel was op 8 december 2019 gestart en zou op 7 december 2021 eindigen. Tijdens de zitting op 29 november 2021 werd de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. C.E.J.E. Kouijzer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ISD-maatregel inmiddels was geëindigd en dat de veroordeelde geen belang meer had bij de tussentijdse toets. De rechtbank oordeelde dat het verzoek van de verdediging om een tussentijdse beoordeling niet-ontvankelijk was, omdat de maatregel op het moment van de beslissing al was beëindigd. De rechtbank benadrukte dat een oordeel over de uitvoering van de ISD-maatregel feitelijk geen betekenis meer had voor de veroordeelde, aangezien de maatregel niet meer van toepassing was. De beslissing werd genomen door een meervoudige kamer, onder leiding van voorzitter mr. G.H. Nomes, en de rechters mr. H. Skalonjic en mr. E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier mr. M. de Jonge.