ECLI:NL:RBZWB:2021:6318

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_3313
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake Werkloosheidswet door termijnoverschrijding

Op 10 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. P.J.E. Fleurkens, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV van 9 juni 2021, waarin een uitkering op grond van de Werkloosheidswet werd geweigerd. Het UWV had het bezwaar als beroepschrift doorgestuurd naar de rechtbank, die het op 30 juli 2021 ontving. De rechtbank constateerde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien de termijn van zes weken na de datum van het besluit op 21 juli 2021 eindigde. Eiser had het beroepschrift pas op 26 juli 2021 ter post aangeboden en het UWV ontving het op 27 juli 2021.

De gemachtigde van eiser voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die de termijnoverschrijding zouden rechtvaardigen, waaronder de ziekenhuisopname van eisers vader. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was overgelegd van deze omstandigheden en dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat hij gedurende de gehele beroepstermijn niet in staat was om een beroepschrift in te dienen. De rechtbank concludeerde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was en verklaarde het beroep als zodanig.

De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3313 WW

uitspraak van 10 december 2021 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [naam woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. P.J.E. Fleurkens,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Groningen), verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft bij brief van 24 juli 2021, ontvangen bij het UWV op 27 juli 2021, bezwaar gemaakt tegen het besluit van 9 juni 2021 (bestreden besluit) van het UWV over de weigering van een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet.
Het UWV heeft het bezwaarschrift aangemerkt als een beroepschrift en bij brief van 28 juli 2021 doorgezonden naar de rechtbank.
De rechtbank heeft het beroepschrift ontvangen op 30 juli 2021.

Overwegingen

1. De termijn om een beroepschrift in te dienen bedraagt zes weken. De griffier heeft de gemachtigde van eiser bij brief van 7 oktober 2021 erop gewezen dat het beroep niet binnen die termijn is ingesteld en heeft daarbij de gelegenheid geboden de reden van de termijnoverschrijding toe te lichten.
De gemachtigde van eiser geeft daarop aan dat eiser in de veronderstelling is dat door hem tijdig beroep is ingesteld. Eiser heeft ook een invorderingsbeslissing d.d. 14 juni 2021 ontvangen en heeft de bewaartermijn van deze beslissing aangehouden als zijnde de te volgen bezwaar-/beroepstermijn. Dit is ook de reden dat door eiser een brief is gestuurd aan het UWV, waarin hij zijn bezwaren tegen de beslissingen van 9 juni 2021 en 14 juni 2021 kenbaar maakt. Verder geeft de gemachtigde van eiser aan dat eisers vader in de beroepstermijn met spoed is opgenomen in het ziekenhuis en dat de zorg voor zijn vader volledig op eiser is komen te rusten. Zowel tijdens het verblijf in het ziekenhuis als daarna tijdens het verblijf in het revalidatiecentrum. Ook zijn moeder had in deze periode de nodige zorg en aandacht nodig. Eiser had zodoende andere zaken aan zijn hoofd die meer spoed hadden.
2. De rechtbank stelt vast dat het bestreden besluit is gedateerd op 9 juni 2021. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het besluit pas na die datum is verzonden. Dit betekent dat de beroepstermijn is geëindigd op 21 juli 2021. Uit de poststempel blijkt dat eiser het beroepschrift op 26 juli 2021 ter post heeft aangeboden en het beroepschrift is op 27 juli 2021 door het UWV ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
In het bestreden besluit staat duidelijk vermeld dat tot uiterlijk zes weken na de dagtekening van het besluit een beroepschrift ingediend kan worden bij de rechtbank. Dat eiser zelf een beroepstermijn heeft aangehouden van een ander, later ontvangen, besluit komt naar het oordeel van de rechtbank voor zijn rekening en risico.
3. Bij bijzondere omstandigheden kan een termijnoverschrijding verschoonbaar zijn. De rechtbank stelt vast dat de gemachtigde van eiser geen bewijs heeft overlegd van de ziekenhuisopname en daarna de opname in een revalidatiecentrum van de vader van eiser. Ook is niet duidelijk op welke datum de vader van eiser is opgenomen in het ziekenhuis. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij gedurende de gehele beroepstermijn van zes weken niet in staat is geweest om een (eventueel voorlopig) beroepschrift in te dienen of door een ander te laten indienen. De rechtbank ziet daarom geen reden om de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten.
4. Een en ander leidt tot de slotsom dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank zal de zaak zonder behandeling ter zitting afdoen als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van
B.C. van Sprundel-Thelosen, griffier, op 10 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden verzet doen bij de rechtbank. De termijn voor het indienen van een verzetschrift bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na de verzending van deze uitspraak.

Bijlage - wettelijk kader

Artikel 6:7 van de Awb luidt als volgt:
De termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift bedraagt zes weken.
Artikel 6:8, eerste lid, van de Awb luidt als volgt:
De termijn vangt aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Artikel 6:9 van de Awb luidt als volgt:
1. Een bezwaar- of beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
2. Bij verzending per post is een bezwaar- of beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
Artikel 6:11 van de Awb luidt als volgt:
Ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Artikel 8:54, eerste lid, onder b, van de Awb luidt als volgt:
Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien de voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.