In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 december 2021 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen de invordering van dwangsommen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Loon op Zand. Eiseres, die een vakantiepark exploiteert, had een last onder dwangsom opgelegd gekregen omdat zij arbeidsmigranten huisvestte in recreatieverblijven op het recreatieve gedeelte van haar park, wat niet was toegestaan. Het college had op 16 april 2019 een bedrag van € 304.000,- aan verbeurde dwangsommen ingevorderd, wat eiseres betwistte. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op 28 januari en 8 februari 2019 controles heeft uitgevoerd en dat er arbeidsmigranten zijn aangetroffen in de recreatieverblijven. Eiseres voerde aan dat zij ten onrechte als overtreder was aangemerkt, omdat de betrokkenen een jaarplaats huurden en zij geen beschikkingsmacht had over de chalets. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres voldoende mogelijkheden had om de overtreding te beëindigen en dat de invordering van de dwangsommen terecht was. De rechtbank verklaarde het beroep gedeeltelijk gegrond, vernietigde het bestreden besluit voor zover het betrekking had op de constatering van 28 januari 2019, maar liet de rechtsgevolgen van de invordering in stand. Eiseres kreeg het griffierecht vergoed en het college werd veroordeeld tot betaling van de proceskosten.