ECLI:NL:RBZWB:2021:6287

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 december 2021
Publicatiedatum
9 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_364
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering WIA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheidsevaluatie

Op 9 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. F. Ergec, had beroep ingesteld tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Het UWV had in een primair besluit van 13 februari 2020 vastgesteld dat de eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt was, en dit besluit werd in een bestreden besluit van 9 december 2020 gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een zitting op 4 november 2021, waar zowel de eiser als een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank heeft de medische beoordeling van het UWV als zorgvuldig beoordeeld. De verzekeringsartsen van het UWV hadden de medische gegevens van de eiser bestudeerd en kwamen tot de conclusie dat de eiser op de datum in geding, 5 december 2019, een mate van arbeidsongeschiktheid van 31,02% had. De rechtbank oordeelde dat de informatie die de eiser in beroep had overgelegd, geen aanleiding gaf om te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hadden aangenomen. De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht had vastgesteld dat de eiser niet voldeed aan de voorwaarden voor een WIA-uitkering, aangezien de mate van arbeidsongeschiktheid onder de vereiste 35% lag.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/364 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 13 februari 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd eiser een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 9 december 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 4 november 2021. Hierbij waren aanwezig eiser, zijn gemachtigde en mr. M.B.A. van Grinsven namens het UWV.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiser is werkzaam geweest als full time trajectbegeleider bij het [naam bedrijf]. Voor dat werk is hij uitgevallen vanwege psychische klachten.
In het primaire besluit heeft het UWV eiser een WIA-uitkering geweigerd per 5 december 2019. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard omdat zijn mate van arbeidsongeschiktheid 32,15% en daarmee minder dan 35% bedraagt.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 5 december 2019 heeft vastgesteld op 32,15% en daarom terecht de WIA-uitkering heeft geweigerd per die datum.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiser medische beperkingen heeft en
- of hij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een primaire arts onder verantwoordelijkheid van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Primaire arts M. Alsalhi heeft onder verantwoordelijkheid van verzekeringsarts J.M.K. Dillen het dossier bestudeerd inclusief de informatie van neuroloog M. Vervaeck van 14 november 2019 en een ongedateerd verslag van een neuropsychologisch onderzoek uit 2019. Verder heeft hij eiser gezien op zijn spreekuur van 26 november 2019. Alsalhi heeft gerapporteerd dat het verhaal van eiser geen duidelijke inconsistenties bevat en plausibel overkomt. De klachten passen bij de ziektebeelden en de bevindingen bij zijn onderzoek. Het klachtengeheel acht hij consistent en plausibel bij de gediagnosticeerde aandoeningen.
Eiser heeft zijns inziens behoefte aan structuur en regelmaat: een voorspelbare werksituatie,
werk zonder veel storingen en onderbrekingen, geen leidinggevende taken, geen ploegendienst of nachtwerken. Ook acht Alsalhi eiser aangewezen op werk zonder veelvuldige deadlines of productiepieken en met een verminderde conflicthantering. Eiser kan samenwerken, maar met een eigen, tevoren afgebakende deeltaak. Ook is er sprake van verhoogd persoonlijk risico. Verder acht hij eiser door vergeetachtigheid beperkt voor herinneren en hoog handelingstempo bij complexe, niet routinematige taken.
Eiser staat op de wachtlijst voor behandeling en de primaire arts verwacht dat met die behandeling de klachten zullen afnemen en eisers belastbaarheid zal toenemen.
De primaire arts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiser vastgelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 5 december 2019.
4.2
Verzekeringsarts b&b G.M.F. Frank heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd en deelgenomen aan de telefonische hoorzitting op 5 oktober 2020 met onder meer eiser en zijn gemachtigde. Zij acht de psychische beperkingen passend daar rekening wordt gehouden met eisers cognitieve klachten en verminderde stressbestendigheid. De brief van GGZ van 26 maart 2020 bevestigt de aandoening. Bij de telefonische hoorzitting van ruim 70 minuten blijkt dat eiser adequaat reageert, de aandacht er goed kan bijhouden, zonder afdwalen en dat hij de draad van het gesprek niet kwijtraakt bij vragen. Hoewel het NPO zeer afwijkend uitvalt en er afwijkingen op alle cognitieve domeinen zijn, blijkt ook een uitgesproken traagheid, wat een deel van de overige tekorten slechts gedeeltelijk kan verklaren. De oorzaak kan een combinatie van meerdere factoren zijn, waaronder onderpresteren. Uit de informatie van de huisarts blijkt in 2018 geen ontwikkelend dementiesyndroom.
Eiser had bij de primaire arts een vrij actief dagverhaal, maar het dagverhaal tijdens de hoorzitting is heel anders. De journaalregels van de huisarts bieden volgens Frank geen ondersteuning voor het dagverhaal tijdens de hoorzitting, nu in 2019 nauwelijks sprake was van huisarts bezoek. Eiser is alleen naar het spreekuur geweest voor een verwijzing vanwege zijn angst voor dementie.
Aannemen van meer beperkingen vanwege een CVA acht Frank niet aan de orde, gezien het tijdsverloop sinds 2011. Ook blijkt haar uit de brief van de neuroloog dat er L1-L2 uitval was met volledig herstel behalve verminderd tastgevoel aan de linkerwang.
De fysieke klachten die eiser rond de datum in geding claimt, blijken niet uit de journaalregels. In april 2020 zijn er klachten aan de linkerarm die sinds een maand bestaan. Inconsistent is dat eiser in oktober 2020 aangeeft dat hij al een jaar verminderde kracht heeft in de linkerarm en het linkerbeen en dat hij nog loopt. Uit de neurologische informatie blijkt de diabetes goed gereguleerd zodat uitbreiding van de beperkingen niet nodig is.
Eiser gaat moeilijk om met verlieservaringen. De verzekeringsarts b&b ziet dat de eerste verlieservaring een CVA in 2012 is, waarna eiser toenemend last heeft van geheugenproblemen. Er wordt niet voorbijgegaan aan eisers problemen of dat hij zich in een moeilijke situatie bevond en bevindt. Het gaat over de functionaliteit, zowel eisers mogelijkheden als zijn beperkingen als gevolg van ziekte of gebrek, op de datum in geding: 5 december 2019.
De OSAS met CPAP-indicatie is in 2017/2018 vastgesteld, maar eiser is zelf met therapie gestopt, zoals blijkt uit de journaalregel van 22 juni 2018, en heeft die niet meer opgepakt. In de FML is eiser beperkt voor onregelmatige werktijden en ’s nachts werken.
Eiser acht zich meer beperkt dan is gesteld in de FML van 5 december 2019 voor persoonlijk en sociaal functioneren en voor werktijden, op basis van zijn subjectieve klachtenbeleving. Voor de FML moet echter worden uitgegaan van het medisch objectiveerbare deel van de klachten die leiden tot beperkingen in arbeid. De invulinstructies van het CBBS-handboek worden hiervoor gevolgd.
Getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid ziet verzekeringsarts b&b Frank geen medische reden voor een urenbeperking. Er is geen sprake van verminderde beschikbaarheid in verband met opname of deeltijdtherapie. Er is geen stoornis in de energiehuishouding, geen te groot energieverbruik of verminderde recuperatiemogelijkheid. Er is geen aandoening met een patroon tot grensoverschrijding of zelfoverschatting of beperkt ziektebesef waarmee preventief een urenbeperking moet worden aangenomen. Rekening houdend met de gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid wordt voorzien in voldoende lage mentale belasting.
In lijn met het voorgaande houdt de verzekeringsarts b&b vast aan de FML van 5 december 2019.
4.3
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat in onvoldoende mate rekening is gehouden met zijn beperkingen van psychische problematiek en vergeetachtigheid, alsmede met de klachten van de linkerarm en de linkervoet.
Ter ondersteuning van zijn medische beroepsgronden heeft eiser bij schrijven van 12 oktober 2021 verwezen naar een meegestuurde brief van psycholoog T. Erceg van 17 mei 2021 en een ongedateerd GGZ behandelplan voor eiser.
Ter zitting heeft eiser nog met nadruk gewezen op 5 december 2019 als datum in geding.
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapportages van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder zowel de psychische klachten als die van de linkerarm en linkervoet. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De informatie die eiser in beroep heeft overgelegd geeft de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de belastbaarheid die de verzekeringsartsen hebben aangenomen. Daarbij is in aanmerking genomen dat de gedingstukken die eiser in beroep nog heeft overgelegd zien op zijn situatie meer dan een jaar na de datum in geding. Bovendien waren de door eiser in beroep aangedragen psychische problemen door de verzekeringsarts b&b onderkend en meegenomen in haar afwegingen die tot haar conclusies hebben geleid.
Voor zover eiser meent dat er op psychologische gronden zwaardere beperkingen in de FML hadden moeten opgenomen, gelet op de verklaringen van de psychologen Erceg van 17 mei 2021 en J.E.M. Aerts van 11 juni 2021 kan de rechtbank eiser daarin niet volgen. De FML is vastgesteld door de verzekeringsarts b&b die daarbij alle medische informatie heeft betrokken die op dat moment voorhanden was. De informatie van de psychologen die dateert van ruim na de datum in geding en niet door een medische verklaring van een psychiater of neuroloog wordt ondersteund, kan daarin niet zoveel twijfel brengen dat de rechtbank voldoende aanleiding heeft het oordeel van de verzekeringsarts b&b niet te volgen.
Voor een preventieve urenbeperking als door eiser ter zitting nog bepleit, heeft de rechtbank in de medische gedingstukken onvoldoende aanleiding kunnen vinden.
Nu niet is gebleken dat in de FML van 5 december 2019 de beperkingen van eiser zijn onderschat gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid die is neergelegd in die FML.
5.
Geschiktheid voor de functies
5.1
Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: productiemedewerker textiel, geen kleding (Sbc-code 272043), productiemedewerker industrie (samenstellen van producten) (Sbc-code 111180) en samensteller kunststof en rubber producten (Sbc-code 271130).
5.2
Eiser heeft in zijn nadere gronden van 18 februari 2021 aangevoerd niet in staat te zijn die functies te verrichten net zo min als de functie snackbereider die hem ook is geduid, maar die niet voor de schatting is gebruikt.
De rechtbank ziet geen reden te oordelen dat de voor eiser geselecteerde functies in medisch opzicht niet passend zijn. De rechtbank verwijst naar het rapport van de arbeidsdeskundige van 12 februari 2020 en het rapport van de arbeidsdeskundige b&b van 3 december 2020
.Daarin is inzichtelijk gemotiveerd dat, uitgaande van de vastgestelde beperkingen, eiser de werkzaamheden kan verrichten die verbonden zijn aan deze functies.
Daarbij is van belang dat – anders dan eiser meent – noch in de functie stikster, noch in de functie snackbereider enig priegelwerk of veel onthouden aan de orde is.
Eisers standpunt dat hij niet in staat is de geduide functies te verrichten, vloeit voort uit zijn opvatting dat zijn medische beperkingen zijn onderschat. Zoals de rechtbank in overweging 4.4 heeft geconcludeerd is die opvatting niet juist.
De hiervoor genoemde functies mochten worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
6.
Mate van arbeidsongeschiktheid
Op basis van de inkomsten die eiser met de geduide functies kan verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot een mate van arbeidsongeschiktheid van 31.02%. Omdat eiser tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid. Dat leidt tot de conclusie dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 5 december 2019 heeft vastgesteld op 31,02% zodat eiser terecht voor minder dan 35% arbeidsongeschikt is geacht per die datum.
Omdat pas recht bestaat op een WIA-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de WIA-uitkering terecht geweigerd per 5 december 2019.
Het beroep zal dan ook ongegrond worden verklaard.
7.
Proceskosten en griffierecht
Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 9 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.