ECLI:NL:RBZWB:2021:6263
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening inzake proceskostenveroordeling na intrekking verzoek om voorlopige voorziening
In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg, dat op 16 september 2021 is genomen. Dit besluit betrof de sluiting van een perceel met opstallen aan [adres perceel] te [plaats perceel] voor de duur van zes maanden, met ingang van 25 oktober 2021. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 15 november 2021 heeft de burgemeester echter bericht dat de uitvoering van het bestreden besluit is opgeschort tot vier weken na de beslissing op het bezwaarschrift. Hierop heeft verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om de burgemeester te veroordelen in de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift.
De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, zoals blijkt uit de brief van 15 november 2021. Daarom wordt de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 748,-. Tevens wordt het griffierecht aan verzoeker terugbetaald, omdat de burgemeester de werking van het bestreden primaire besluit heeft opgeschort. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 8 december 2021.