ECLI:NL:RBZWB:2021:6263

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
8 december 2021
Publicatiedatum
8 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_4450 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake proceskostenveroordeling na intrekking verzoek om voorlopige voorziening

In deze zaak heeft verzoeker bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Tilburg, dat op 16 september 2021 is genomen. Dit besluit betrof de sluiting van een perceel met opstallen aan [adres perceel] te [plaats perceel] voor de duur van zes maanden, met ingang van 25 oktober 2021. Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Op 15 november 2021 heeft de burgemeester echter bericht dat de uitvoering van het bestreden besluit is opgeschort tot vier weken na de beslissing op het bezwaarschrift. Hierop heeft verzoeker zijn verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, maar verzocht om de burgemeester te veroordelen in de proceskosten.

De voorzieningenrechter heeft, op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De voorzieningenrechter overweegt dat, op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, het bestuursorgaan kan worden veroordeeld in de proceskosten indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het verzoekschrift.

De voorzieningenrechter concludeert dat de burgemeester gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen, zoals blijkt uit de brief van 15 november 2021. Daarom wordt de burgemeester veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, die zijn vastgesteld op € 748,-. Tevens wordt het griffierecht aan verzoeker terugbetaald, omdat de burgemeester de werking van het bestreden primaire besluit heeft opgeschort. De uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 8 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4450 OPIUMW VV
uitspraak van 8 december 2021 van de voorzieningenrechter op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. B.G.M. de Ruijter,
en

de burgemeester van de gemeente Tilburg, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 16 september 2021 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van het gehele perceel met opstallen aan [adres perceel] te [plaats perceel] voor de duur van zes maanden met ingang van 25 oktober 2021. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 15 november 2021 heeft de burgemeester bericht de uitvoering van het bestreden besluit op te schorten tot vier weken na de beslissing op het bezwaarschrift.
Vervolgens heeft verzoeker het verzoek om voorlopige voorziening ingetrokken, met het verzoek de burgemeester te veroordelen in de proceskosten. De burgemeester heeft gebruik gemaakt van de gelegenheid hierop te reageren.
De voorzieningenrechter heeft, met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb in samenhang bezien met artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb, kan de voorzieningenrechter, indien het verzoek om voorlopige voorziening wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het verzoekschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter blijkt uit de brief van 15 november 2021 dat de burgemeester (in ieder geval gedeeltelijk) aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de burgemeester te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten.
De burgemeester stemt in met een vergoeding van € 534,- aan verleende rechtsbijstand. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester uitgaat van een onjuist bedrag per punt. De waarde per punt is per 1 juli 2021 aangepast. Dat het verzoek om voorlopige voorziening hangende bezwaar is ingediend, maakt dit niet anders.
De te vergoeden kosten stelt de voorzieningenrechter daarom op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 748,‑ en wegingsfactor 1).
3. Omdat de burgemeester de werking van het bestreden primaire besluit heeft opgeschort totdat op het bezwaar is beslist, betaalt de griffier op grond van artikel 8:82, vierde lid, aanhef en onder a, van de Awb het griffierecht aan verzoeker terug.

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 748,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van M.H.A. de Graaf, griffier, op 8 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.