ECLI:NL:RBZWB:2021:6233

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
AWB- 21_5147 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van het besluit tot sluiting van een bakkerij in verband met openbare orde en veiligheid

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, de eigenaar van een bakkerij, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Breda, dat de bakkerij voor de duur van zes maanden gesloten zou worden. Dit besluit volgde op een reeks van incidenten, waaronder beschietingen en het vinden van explosieven in de nabijheid van de bakkerij. Verzoeker heeft op 26 november 2021 de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij een spoedeisend belang had bij het openhouden van zijn onderneming. Tijdens de zitting op 1 december 2021 heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat de burgemeester de bakkerij had gesloten van 28 mei 2021 tot 28 november 2021. De voorzieningenrechter oordeelde dat de sluiting inmiddels was verstreken en dat de bakkerij weer geopend kon worden. De burgemeester werd veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5147 WET VV
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van 1 december 2021 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker], te [woonplaats verzoeker], verzoeker,

gemachtigde: mr. L.A. Kamans,
en

de burgemeester van de gemeente Breda, verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 24 juni 2021 (bestreden besluit) van de burgemeester over het sluiten van de bakkerij aan [adres bakkerij] voor de duur van zes maanden. Hij heeft de voorzieningenrechter op 26 november 2021 verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 1 december 2021. Verzoeker was daar samen met zijn gemachtigde bij aanwezig. De burgemeester werd vertegenwoordigd door drs. C.T.M. van Slingerland.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de voorzieningenrechter meteen mondeling uitspraak gedaan.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
2. De bakkerij ‘[naam bakkerij]’ is gevestigd aan [adres bakkerij] in [plaats bakkerij] en is gelegen in een winkelstrip met daarboven woningen. De bakkerij wordt sinds 2018 door verzoeker geëxploiteerd. Tot 17 en 18 mei 2021 waren [naam ex-vennoot 1] en [naam ex-vennoot 2] vennoot in de bakkerij. Zij exploiteren ‘[naam bedrijf]’ aan [adres bedrijf] te [plaats bedrijf]. Op 18 oktober 2020 is [naam ex-vennoot 1] meerdere malen beschoten ter hoogte van zijn woning in [woonplaats ex-vennoot 1] en in de nacht van 19 oktober 2020 op 20 oktober 2020 heeft de politie een handgranaat gevonden die was bevestigd aan de gevel van de bakkerij. Naar aanleiding daarvan heeft de burgemeester op 21 oktober 2020 besloten om de bakkerij te sluiten voor een periode van vier weken. Op 21 januari 2021 heeft de politie vier hulzen aangetroffen voor het hek van het pand aan [adres bedrijf], na een melding over een schietpartij. Bij het pand werd een voorwerp met springstof (zonder ontsteker) aangetroffen. Dit gaf voor de burgemeester aanleiding om de bakkerij opnieuw te sluiten voor de duur van vier weken. Op 25 februari 2021 is [naam ex-vennoot 2] bedreigd dan wel afgeperst en op 23 mei 2021 heeft de politie opnieuw een handgranaat gevonden die was bevestigd aan de gevel van de bakkerij. Later die dag kreeg de politie een melding van een brandende auto aan [adres bedrijf] te [plaats bedrijf]. Die auto is niet aangetroffen. Bij besluit van 28 mei 2021 heeft de burgemeester de bakkerij opnieuw gesloten voor de duur van vier weken. Op 29 mei 2021 heeft de politie een handgranaat aangetroffen bij het pand aan [adres bedrijf]. Bij besluit van 15 juni 2021 heeft de burgemeester de bakkerij opnieuw gesloten. Verzoeker heeft op
8 juli 2021 bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 28 mei 2021 en 15 juni 2021. Bij bestreden besluit heeft de burgemeester die besluiten ingetrokken en heeft de burgemeester besloten om de bakkerij voor een duur van zes maanden te sluiten.
3. De voorzieningenrechter heeft voorop gesteld dat verzoeker een spoedeisend belang heeft bij het treffen van een voorlopige voorziening. Ter zitting heeft de gemachtigde van verzoeker duidelijk toegelicht dat dit spoedeisend belang is gelegen in de omstandigheid dat iedere dag dat de bakkerij langer gesloten zal blijven een verloren dag is voor verzoeker als ondernemer. Verzoeker moet voldoen aan verschillende financiële verplichtingen en iedere dag neemt de kans toe dat hij klanten verliest en dat hij verder wordt aangetast in zijn goede naam.
4. Tussen partijen is – in het kader van het verzoek om de voorlopige voorziening – in geschil tot wanneer de bakkerij gesloten moet blijven. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat uit het bestreden besluit blijkt dat de bakkerij gesloten moet worden gehouden van 25 juni 2021 tot uiterlijk 24 december 2021. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat uit het bestreden besluit blijkt dat de bakkerij wordt gesloten van 28 mei 2021 tot uiterlijk 28 november 2021.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de bakkerij bij bestreden besluit op grond van artikel 2:71, eerste lid, onder d, van de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Breda voor de duur van zes maanden heeft gesloten van 28 mei 2021 tot uiterlijk 28 november 2021.
In het besluit van 28 mei 2021 heeft de burgemeester de bakkerij gesloten voor de duur van vier weken. Bij bestreden besluit heeft de burgemeester dit besluit en het besluit van 15 juni 2021 ingetrokken en schrijft de burgemeester: “Concreet betekent dit dat het pand gelegen aan [adres bakkerij] voor de duur van zes maanden gesloten zal zijn”. Uit die zinssnede leidt de voorzieningenrechter af dat het niet de bedoeling is geweest om het pand in zijn totaliteit voor langer dan zes maanden te sluiten. De volgende zinssnede uit het bestreden besluit maakt die conclusie volgens de voorzieningenrechter niet anders: “Met dit onderhavige besluit blijft het pand, gerekend vanaf de datum besluit, voor zes maanden gesloten”. Uit die zinssnede blijkt namelijk niet ondubbelzinnig welk besluit wordt bedoeld, omdat in diezelfde alinea wordt gerefereerd aan zowel het bestreden besluit als het besluit van 28 mei 2021.
Een extra argument voor deze uitleg van het bestreden besluit is gelegen in de intrekking van het besluit van 28 mei 2021. Wanneer het standpunt van de burgemeester gevolgd zou worden, zou dat tot gevolg hebben dat de zes maanden uit het bestreden besluit geen betrekking zouden hebben op de vier weken dat de bakkerij in mei 2021 is gesloten. Dat zou betekenen dat die sluiting in mei 2021 onrechtmatig zou hebben plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande kan het niet anders dan dat het bestreden besluit zo uitgelegd moet worden dat de bakkerij is gesloten van 28 mei 2021 tot uiterlijk 28 november 2021.
6. Gelet op het voorgaande heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen. Zij heeft vastgesteld dat uit het bestreden besluit blijkt dat de bakkerij is gesloten voor de duur van zes maanden, met ingang van 28 mei 2021 en tot uiterlijk 28 november 2021. Dat betekent dat de sluitingsduur van de bakkerij inmiddels is verstreken en dat de bakkerij weer geopend kan worden.
7. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoeker het door hem betaalde griffierecht te vergoeden. Verder veroordeelt de voorzieningenrechter de burgemeester in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,-, en wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe;
  • stelt vast dat uit het bestreden besluit blijkt dat de bakkerij is gesloten voor de duur van zes maanden, met ingang van 28 mei 2021 en tot uiterlijk 28 november 2021;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 181,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.
Deze uitspraak is gedaan en in het openbaar uitgesproken door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 1 december 202. De uitspraak wordt daarnaast geanonimiseerd gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te tekenen.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.