ECLI:NL:RBZWB:2021:6197

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 september 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
AWB - 20 _ 5951
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Proceskostenveroordeling in belastingzaak na intrekking beroep

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had beroep aangetekend tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017, waarbij ook belastingrente in rekening was gebracht. Tijdens de zitting op 22 april 2021 te Breda is overeengekomen dat de belanghebbende nadere stukken zou aanleveren binnen een door de rechtbank vastgestelde termijn. De belanghebbende heeft deze stukken tijdig ingediend, inclusief een formulier voor proceskostenvergoeding.

De inspecteur heeft vervolgens aangegeven dat er een aanpassing van de aanslag zou plaatsvinden en dat hij verwachtte dat het beroep zou worden ingetrokken. Op 19 mei 2021 heeft de rechtbank een verklaring van intrekking van het beroep ontvangen van de belanghebbende. Na de intrekking heeft de belanghebbende verzocht om een vergoeding van proceskosten, welke door de rechtbank als een verzoek om proceskostenvergoeding is beschouwd.

De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de vereisten voor een proceskostenveroordeling is voldaan, omdat de inspecteur tegemoet is gekomen aan de belanghebbende. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 189,02, bestaande uit verblijf- en reiskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/5951
uitspraak van 15 september 2021
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:75a in verbinding met artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], wonende te [woonplaats] ,
belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst,
de inspecteur.
Betreft
Het verzoek van belanghebbende op grond van artikel 8:75a van de Awb om de inspecteur te veroordelen in de proceskosten.

1.Beslissing

De rechtbank veroordeelt de inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 189,02.

2.Gronden

2.1.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en daarbij bij beschikking belastingrente in rekening gebracht (aanslagnummer [aanslagnummer] H.76.01). Belanghebbende is in beroep gekomen tegen de opgelegde aanslag en beschikking belastingrente.
2.2.
Partijen zijn ter zitting van 22 april 2021 te Breda overeengekomen dat belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld nadere stukken aan te leveren binnen een door de rechtbank vast te stellen termijn.
2.3.
Belanghebbende heeft binnen de door de rechtbank gestelde termijn stukken aangeleverd. Onder de stukken bevond zich een formulier proceskosten. Deze stukken zijn bij brief van 30 april 2021 ter beoordeling verstuurd naar de inspecteur. De inspecteur is daarbij expliciet gewezen op het formulier proceskosten en in de gelegenheid gesteld om indien gewenst op het formulier proceskosten te reageren.
2.4.
De inspecteur heeft bij brief van 17 mei 2021 aan de rechtbank bericht dat nadere afstemming heeft plaatsgevonden met belanghebbende en dat de aanslag IB/PVV 2017 zal worden aangepast overeenkomstig de ingediende aangifte. De inspecteur heeft daarbij aangegeven dat hij verwacht dat het beroep zal worden ingetrokken. De inspecteur heeft geen opmerkingen gemaakt ten aanzien van het het formulier proceskosten.
2.5.
De rechtbank heeft van belanghebbende met dagtekening 19 mei 2021 een verklaring intrekking van het beroep ontvangen.
2.6.
Belanghebbende heeft na intrekking van het beroep verzocht om een vergoeding van proceskosten. De rechtbank beschouwt voor dit geval het door belanghebbende tijdens de onderhandelingen ingediende formulier proceskosten als een verzoek om een proceskostenvergoeding dat tegelijkertijd met de intrekking van het beroep is gedaan.
2.7.
De rechtbank overweegt dat aan de vereisten voor een proceskostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb is voldaan, nu de inspecteur aan belanghebbende tegemoet is gekomen en belanghebbende met de intrekking van het beroep om een proceskostenvergoeding heeft verzocht.
2.8.
De rechtbank vindt daarom aanleiding de inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Belanghebbende heeft verzocht om een proceskostenvergoeding van in totaal € 189,02 (€ 79,50 verblijfkosten en € 109,52 reiskosten). Nu op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht deze kosten voor vergoeding in aanmerking komen en de inspecteur geen bezwaar heeft gemaakt tegen de hoogte van deze kosten, stelt de rechtbank deze kosten vast op een bedrag van € 189,02.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Krishnapillai, griffier, op 15 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.
***Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 8:55, derde lid en artikel 8:106, eerste lid Awb).