Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
mr. A. Krishnapillai, griffier, op 15 september 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende had beroep aangetekend tegen een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017, waarbij ook belastingrente in rekening was gebracht. Tijdens de zitting op 22 april 2021 te Breda is overeengekomen dat de belanghebbende nadere stukken zou aanleveren binnen een door de rechtbank vastgestelde termijn. De belanghebbende heeft deze stukken tijdig ingediend, inclusief een formulier voor proceskostenvergoeding.
De inspecteur heeft vervolgens aangegeven dat er een aanpassing van de aanslag zou plaatsvinden en dat hij verwachtte dat het beroep zou worden ingetrokken. Op 19 mei 2021 heeft de rechtbank een verklaring van intrekking van het beroep ontvangen van de belanghebbende. Na de intrekking heeft de belanghebbende verzocht om een vergoeding van proceskosten, welke door de rechtbank als een verzoek om proceskostenvergoeding is beschouwd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat aan de vereisten voor een proceskostenveroordeling is voldaan, omdat de inspecteur tegemoet is gekomen aan de belanghebbende. De rechtbank heeft de inspecteur veroordeeld tot betaling van de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 189,02, bestaande uit verblijf- en reiskosten. Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H. Bogert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.