ECLI:NL:RBZWB:2021:6176

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10386
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid en toekenning van WIA-uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het UWV over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiseres, die eerder een uitkering op basis van de Ziektewet ontving, had een WIA-uitkering aangevraagd, maar het UWV weigerde deze op basis van de vastgestelde arbeidsongeschiktheid van 25,71%, wat onder de vereiste 35% ligt. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft het beroep van eiseres behandeld op een zitting op 30 september 2021, waar zowel eiseres als een vertegenwoordiger van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek door het UWV onvoldoende zorgvuldig was uitgevoerd. Eiseres had psychische klachten, waaronder PTSS, en er was onvoldoende rekening gehouden met de ernst van deze klachten en de impact op haar functioneren. De rechtbank merkte op dat het UWV niet voldoende informatie had ingewonnen bij de behandelaars van eiseres, wat leidde tot een onduidelijkheid over de aard en ernst van haar klachten. Hierdoor kon niet worden vastgesteld of de vastgestelde beperkingen correct waren.

De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van het UWV en droeg het UWV op om binnen acht weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen, waarbij het UWV rekening moet houden met de bevindingen van de rechtbank. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die op € 2.582,- werden vastgesteld. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 2 december 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10386 WIA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. A.M. Straasheijm,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 23 juni 2020 (primair besluit) heeft het UWV geweigerd eiseres een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toe te kennen omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In het besluit van 19 november 2020 (bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.

Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 30 september 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en mr. M. Reitsma namens het UWV.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Eiseres is werkzaam geweest als adviseur bij [naam bedrijf] . Voor dat werk is zij uitgevallen vanwege fysiek energetische en mentale klachten.
Hierna heeft het UWV eiseres een uitkering ingevolge de Ziektewet (ZW) toegekend.
Bij het primaire besluit heeft het UWV eiseres een WIA-uitkering geweigerd per 25 februari 2020. De mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres van 25,71% bedraagt minder dan het minimumpercentage voor toekenning van een WIA-uitkering (35%).
Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
Bij het bestreden besluit is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
2.
Omvang geschil
In geschil is of het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid per 25 februari 2020 heeft vastgesteld op 25,71% en daarom terecht eiseres een WIA-uitkering heeft geweigerd per die datum.
3.
Wettelijk kader
In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Volgens artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, maar die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dit betekent dat pas recht op uitkering bestaat bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer.
Van belang is dan ook:
- of eiseres medische beperkingen heeft en
- of zij daardoor geheel of gedeeltelijk niet meer in staat is met arbeid inkomsten te verwerven.
4.
Medische beoordeling
Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1
Verzekeringsarts [naam verzekeringsarts 1] heeft het dossier bestudeerd en eiseres gezien op het spreekuur van 15 juni 2020. Hij heeft gerapporteerd dat de door eiseres gepresenteerde klachten ten dele plausibel zijn gelet op de voorgeschiedenis en te herleiden naar een aandoening in engere zin. De gestelde diagnoses zijn diabetes mellitus, PTSS en de ziekte van Besnier-Boeck. Hij heeft beperkingen in arbeid vastgesteld. Hij ziet echter geen argumenten voor een volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden omdat niet wordt voldaan aan één der uitzonderingscriteria als omschreven in het Schattingsbesluit. Wel wil hij rekening houden met de ervaren belemmeringen en klachten die maken dat eiseres is aangewezen op fysiek wat lichtere werkzaamheden. Eiseres heeft beperkingen ten aanzien van persoonlijk en sociaal functioneren in arbeid gelet de psychische problematiek en voorgeschiedenis, daarbij is tevens rekening te houden met een verminderde energetische belastbaarheid gelet op de ervaren vermoeidheidsklachten bij matige nachtrust. Eiseres heeft verder beperkingen op dynamische handelingen en statische houdingen. Arbeid in dagdienst acht hij daarom aangewezen. De prognose van [naam verzekeringsarts 1] is dat de klachten wat kunnen verbeteren, er lijken hem nog behandelopties aanwezig. De klachten en omstandigheden betitelt de verzekeringsarts vooralsnog niet als duurzaam omdat op termijn verdere verbetering niet is uitgesloten.
De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 15 juni 2020.
4.2
Verzekeringsarts b&b [naam verzekeringsarts 2] heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd inclusief de informatie van de behandelend artsen uroloog [naam arts uroloog] van 21 augustus 2020, van internist vasculair geneeskundige [naam geneeskundige] van 21 september 2020, van gynaecoloog [naam gynaecoloog] van 29 september 2020 en internist-hematoloog [naam internist-hematoloog] van 14 oktober 2020. Verder heeft hij deelgenomen aan de telefonische hoorzitting van 9 november 2020.
De verzekeringsarts b&b stelt vast in zijn rapportage van 17 november 2020 dat eiseres bekend is met psychische klachten vanuit een posttraumatische stressstoornis, waarvoor op dat moment geen behandeling plaatsvindt.
Op fysiek gebied is sprake van sarcoïdose en uterus myomatosus, en tevens medicamenteus
gereguleerde hypertensie en diabetes mellitus met inmiddels normale suikerspiegels bij obesitas. Eiseres heeft al jaren bestaande klachten als nachtzweten, pijn in de onderbuik, forse menstruatie, verhoogde mictiefrequentie en forse vermoeidheid waarvoor zij door diverse specialisten is gezien en uitgebreid is onderzocht, zonder dat verklarende afwijkingen konden worden gevonden.
Uit de primaire rapportage blijkt volgens [naam verzekeringsarts 2] dat de klachten en belemmeringen voldoende aan de orde zijn gesteld. Er heeft een voldoende uitgebreid, voldoende op de klachten gericht medisch onderzoek plaatsgevonden. De conclusie is gebaseerd op de in het dossier aanwezige gegevens, de anamnese en het eigen medisch onderzoek.
In de FML is voldoende rekening gehouden met de ervaren klachten en belemmeringen op basis van hetgeen aan ziekte of gebrek is geobjectiveerd. De FML voorziet in psychisch zeer laag belastende arbeid op regelmatige basis, waarbij het onwaarschijnlijk is dat eiseres in de
geduide arbeid met stresserende omstandigheden zal worden geconfronteerd. Het geheel van
voorwaarden en beperkingen voorziet ook in energetisch laag belastende arbeid op regelmatige basis. Rekening is gehouden met een toilet in de nabijheid. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan de vermoeidheidsklachten van eiseres, de behoefte aan regelmaat in het kader van diabetes mellitus en de vooralsnog onverklaarde verhoogde mictiefrequentie.
Uit de ingebrachte informatie blijkt niet dat op datum in geding sprake is van een ernstigere medische situatie dan waar eerder van uit werd gegaan, of van ernstigere beperkingen. Per saldo is sprake van een grote diversiteit aan klachten die ondanks uitgebreide analyse door de curatieve sector niet verklaard kunnen worden.
Eiseres stelt in bezwaar op diverse punten aanvullend beperkt te zijn. Dit standpunt
kan [naam verzekeringsarts 2] niet volgen. Hij wijst er op dat eiseres niet beperkt is op concentratie, aandacht, inzicht in eigen kunnen en handelingstempo. Uit het primair onderzoek van de psyche en het telefoongesprek in bezwaar blijkt hem dat eiseres goed in staat is de aandacht te richten en te verdelen. Een beperking in inzicht in eigen kunnen gaat over het ontbreken van realiteitstoetsing en ziekte inzicht als gevolg van een doorgaans ernstige psychische stoornis waardoor onder- of overschatting. Dit is volgens de verzekeringsarts b&b bij eiseres niet aan de orde. Een beperking in handelingstempo gaat over een permanente en aanzienlijke vertraging van het algemene handelen als gevolg van ziekte of gebrek. Ook dit acht hij bij eiseres niet aan de orde. Uit de voorliggende gegevens blijkt hem niet dat longklachten op basis van sarcoïdose nu actueel zijn. De ingebrachte brieven van behandelaars vermelden alleen dat in 2012 sprake was van pulmonale sarcoïdose. Aanvullende beperkingen op dit gebied worden dan ook niet aangenomen. Wanneer rekening wordt gehouden met de gestelde voorwaarden en beperkingen in arbeid wordt voorzien in voldoende energetisch lage belasting waarmee een urenbeperking niet aan de orde is.
[naam verzekeringsarts 2] concludeert daarom dat de beperkingen van eiseres op de datum in geding correct zijn weergegeven in de FML van 25 juni 2020.
4.3
Eiseres heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat niet alle bezwaren door de verzekeringsarts b&b zijn meegenomen waardoor ten onrechte niet meer beperkingen zijn opgenomen in de FML. Door de breuk met haar behandelaar misten de verzekeringsartsen van het UWV ook informatie van behandelaars van eiseres. De verzekeringsartsen hadden onvoldoende kennis van de psychische gesteldheid van eiseres. Gelet op de complexiteit waren deze artsen niet in staat eiseres psychisch voldoende te onderzoeken en al zeker niet telefonisch. De vertrouwensbreuk die door de GGZ is veroorzaakt tussen eiseres en haar behandelaar maakt dat zij een tweede PTSS heeft opgelopen met flashbacks. Haar nachtrust wordt iedere nacht verstoord door psychische en lichamelijke ongemakken, zodat zij een fors energieverlies kent en mede door de vermoeidheid niet zonder een urenbeperking in de FML kan.
Daarnaast verzoekt eiseres de rechtbank een onafhankelijke arts als deskundige in te schakelen, nu zij buiten haar schuld door de GGZ in bewijsnood is komen te verkeren. Daarvoor ziet eiseres te meer noodzaak omdat zij nu kampt met een tweede PTSS en verder wijst zij voor steun op de brief van psycholoog [naam psycholoog] van 29 maart 2021 aan haar huisarts naar aanleiding van de intake door die psycholoog.
Eiseres wijst verder in dit verband op het Korošec-arrest en de uitleg die de Centrale Raad van Beroep daaraan heeft gegeven (ECLI:NL:CRVB:2017:2226).
4.4
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek onvoldoende zorgvuldig is geweest. Bij dit oordeel heeft de rechtbank betrokken dat de door eiseres overgelegde intakebrief van de GGZ laat zien dat er mogelijk sprake is van toegenomen klachten.
Door de verzekeringsartsen is rekening gehouden met psychische klachten en er zijn daarvoor beperkingen aangenomen op sociaal en persoonlijk gebied. Hiermee staat echter niet vast dat daarmee de medische situatie van eiseres voldoende recht wordt gedaan.
Eiseres heeft gesteld dat het voor haar als gevolg van het mislopen van de eerdere behandeling en de daarmee samenhangende breuk met de GGZ niet mogelijk was zelf medische informatie bij de GGZ in te winnen. Zij heeft hierdoor de ernst van haar psychische klachten als gevolg van PTSS niet kunnen onderbouwen.
In het algemeen dient het niet verstrekken van medische informatie door de eisende partij voor rekening en risico van de eisende partij te blijven. In dit geval komt de rechtbank tot een ander oordeel. Het UWV erkent dat eiseres PTSS heeft en psychische klachten heeft. Verder is het UWV ervan op de hoogte dat de behandeling van eiseres is mislukt en van de omstandigheden waaronder die behandeling is misgelopen. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat, nu de behandeling niet was afgerond, het aannemelijk is dat de klachten nog steeds bestaan. Er is, door het gebrek aan informatie, geen duidelijkheid over de precieze aard, en ernst van de klachten, en de eventueel daaruit voortvloeiende beperkingen. Eiseres kan, zoals hiervoor overwogen, haar visie op de ernst van de klachten niet onderbouwen. Verder weegt de rechtbank mee dat de verzekeringsarts b&b eiseres niet zelf heeft onderzocht, maar telefonisch heeft gehoord. Het telefonisch horen is niet gelijk te stellen aan eigen psychisch onderzoek.
Onder deze omstandigheden had het op de weg van de verzekeringsarts b&b gelegen om zelf nadere informatie op te vragen bij de behandelaars van de GGZ over de klachten van eiseres en de behandeling die eiseres heeft gehad. Weliswaar was eiseres niet meer onder behandeling op de datum in geding, maar in het kader van het vergaren van de juiste informatie had het inwinnen van informatie, naast het eigen onderzoek van de verzekeringsarts b&b, en gelet op de bewijsnood bij eiseres, moeten plaatsvinden. Nu dit achterwege is gebleven, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht is genomen. Daarnaast is het bestreden besluit gelet op het voorgaande onvoldoende gemotiveerd.
Op grond van de beschikbare gegevens moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat niet vast staat dat de verzekeringsarts (b&b) de belastbaarheid van eiseres juist heeft kunnen vaststellen. Het bestreden besluit komt om deze reden voor vernietiging in aanmerking.
5.
Conclusie
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat niet vast staat dat het UWV voldoende beperkingen heeft aangenomen bij eiseres en dat niet kan worden vastgesteld dat het bestreden besluit daarmee op een juiste medische grondslag rust. De rechtbank komt niet toe aan een bespreking van de arbeidsdeskundige aspecten van deze zaak. Het beroep is dan ook gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd.
De rechtbank ziet geen mogelijkheid het geschil finaal te beslechten door zelf in de zaak te voorzien of het toepassen van een bestuurlijke lus, omdat het geconstateerde gebrek tot gevolg heeft dat het UWV de grondslag van het bestreden besluit na het inwinnen van de gewraakte medische informatie aan een nieuwe verzekeringsgeneeskundige en arbeidsdeskundige heroverweging zal moeten onderwerpen.
De rechtbank zal het UWV opdragen om binnen een termijn van acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.
6.
Proceskosten en griffierecht
Omdat het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed.
De rechtbank zal het UWV veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.582,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van respectievelijk € 534,- en € 748,‑ en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.582,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 2 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.