ECLI:NL:RBZWB:2021:6174

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
3 december 2021
Zaaknummer
C/02/381341 / JE RK 21-87
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen met gelijktijdige procedures bij verschillende rechtbanken

In deze zaak heeft de gecertificeerde instelling (GI) een verzoek ingediend bij de rechtbank Rotterdam voor verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, terwijl de kinderrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant nog diende te beslissen op een eerder verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling. Dit leidde tot een situatie waarin twee verschillende rechtbanken tegelijkertijd procedures voerden over dezelfde kinderen, wat als zeer onwenselijk werd beschouwd door de kinderrechter van Zeeland-West-Brabant.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de GI haar verzoek in de onderhavige procedure heeft ingetrokken, waardoor er geen inhoudelijke beoordeling meer nodig was. De kinderrechter heeft het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen. De kinderrechter betreurde de gang van zaken, aangezien de rechtbank Rotterdam niet op de hoogte was gesteld van het feit dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant nog een beslissing moest nemen op een deel van het verzoek.

De beslissing van de kinderrechter houdt in dat het resterende deel van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van de minderjarigen is afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken op 11 november 2021, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep, dat binnen drie maanden na de uitspraak moet worden ingediend bij het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/381341 / JE RK 21-87
Datum uitspraak: 11 november 2021

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling

in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING EN RECLASSERING,

locatie Eindhoven, hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling,
betreffende

[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [minderjarige],

[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [minderjarige 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[moeder],

hierna te noemen: de moeder,
voorheen wonende te [woonplaats], nu op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J. van der Stel, te Schiedam,
Als informant in deze procedure werd aangemerkt:

[(stief)vader],

hierna te noemen: de (stief)vader,
wonende te Bergen op Zoom.

Het procesverloop

Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter van 23 februari 2021 en alle daarin genoemde en vermelde stukken;
- de e-mail van de GI van 8 september 2021;
- de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 7 september 2021.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] en [minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] en [minderjarige 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 13 september 2019 zijn [minderjarige] en [minderjarige 2] onder toezicht gesteld. Deze beschikking is bij beschikking van 29 januari 2020 door het gerechtshof ’s-Gravenhage bekrachtigd.
Bij beschikking van 5 maart 2020 is een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, dan wel accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend met ingang van 5 maart 2020 en tot 13 maart 2020, zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden. Op 12 maart 2020 is de uithuisplaatsing verder afgewezen.
Bij beschikking van de kinderrechter van 12 maart 2020 is wederom een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] en [minderjarige 2] in een accommodatie van een jeugdhulpbaanbieder verleend met ingang van 12 maart 2020 en tot 19 maart 2020. Deze machtiging is daar naar steeds verlengd tot 20 oktober 2020. Het resterende deel van het verzoek is toen afgewezen.
Bij beschikking van 11 februari 2021 is het verzoek om [minderjarige] en [minderjarige 2] zonder voorafgaand verhoor van de belanghebbenden met spoed uit huis te plaatsen afgewezen en verwezen naar de mondelinge behandeling van 12 februari 2021.
Bij beschikking van 12 februari 2021 is (onder meer) het verzoek om [minderjarige] en [minderjarige 2] uit huis te plaatsen, afgewezen.
Bij beschikking van 23 februari 2021 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en [minderjarige 2] laatstelijk verlengd met ingang van 13 maart 2021 en tot 13 september 2021.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en [minderjarige 2] te verlengen met een jaar, met uitvoerbaar verklaring bij voorraad. Dat verzoek is deels toegewezen, tot 13 september 2021. Thans ter beoordeling ligt nog voor de periode met ingang van 13 september 2021 en tot 13 maart 2022.

De verdere beoordeling

De GI heeft bij e-mailbericht van 8 september 2021 het resterend verzoek om de ondertoezichtstelling te verlengen, ingetrokken.
De moeder is verhuisd naar Rotterdam en de GI heeft bij de rechtbank Rotterdam een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing ingediend.
De kinderrechter van deze rechtbank heeft ambtshalve kennisgenomen van de beschikking van de rechtbank Rotterdam waaruit blijkt dat deze op 7 september 2021 heeft beslist dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige] en [minderjarige 2] wordt verlengd tot 13 september 2022 en tevens heeft beslist dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 2] en [minderjarige] wordt verlengd tot 13 maart 2022.
Hoewel de rechtbank Rotterdam in die procedure bevoegd was om kennis te nemen van de nieuwe verzoeken van de GI gezien de woonplaats van de moeder, diende de kinderrechter van deze rechtbank in onderhavige procedure – waarin zij nog steeds bevoegd was aangezien op het moment van indienen van het oorspronkelijke verzoek de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Middelburg, op basis van de toenmalige woonplaats van de moeder bevoegd was – nog te beslissen op het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling. Blijkbaar heeft de GI de rechtbank te Rotterdam niet op de hoogte gesteld van het feit dat de rechtbank Zeeland-West-Brabant nog op een deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling diende te beslissen. Door zo te handelen heeft ten aanzien van twee dezelfde kinderen tegelijkertijd bij twee verschillende rechtbanken, die allebei van oordeel waren bevoegd te zijn, een procedure ter zake van een ondertoezichtstelling voorgelegen. Dit is een zeer onwenselijke situatie. De kinderrechter betreurt de gang van zaken dan ook.
Dit neemt niet weg dat de GI haar verzoek in onderhavige procedure heeft ingetrokken, waardoor de kinderrechter vaststelt dat deze nu geen inhoudelijke beoordeling en beslissing meer behoeft. Het resterende deel van het verzoek zal derhalve worden afgewezen.
De kinderrechter beslist als volgt.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het resterende deel van het verzoek strekkende tot het verlengen van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige], af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.R. van Triest, kinderrechter, in tegenwoordigheid van F. Casant, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 11 november 2021.
(FC)
Mededeling van de griffier:
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het
gerechtshof ’s-Hertogenbosch