ECLI:NL:RBZWB:2021:6171

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_6839
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van aanvullende inkomensvoorziening ouderen op basis van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een oudere vrouw, en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb) over de weigering van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling). Eiseres had in 2019 een aanvraag ingediend voor de AIO-aanvulling, maar de Svb weigerde deze op basis van een primaire besluit van 5 november 2019, waarin werd gesteld dat het vermogen van eiseres boven de toegestane grens van € 6.120,00 lag. Eiseres had bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 20 mei 2020. Tijdens de zitting op 30 september 2021 heeft eiseres zich laten vertegenwoordigen door haar dochter en haar gemachtigde, terwijl de Svb werd vertegenwoordigd door mr. P.C.A. Buskens.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd over haar vermogenspositie, met name over de eigendom van een stuk grond in Turkije en een appartement. Eiseres voerde aan dat zij haar eigendomsdelen had overgedragen aan haar kinderen, maar kon dit niet onderbouwen met objectieve en controleerbare gegevens. De rechtbank oordeelde dat het aan eiseres was om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die inwilliging van de aanvraag noodzakelijk maken. De rechtbank heeft de Turkstalige documenten die eiseres had ingediend buiten beschouwing gelaten, omdat deze niet vertaald waren in het Nederlands.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank concludeerde dat de Svb niet in strijd heeft gehandeld met het vertrouwensbeginsel of het beginsel van fair play. Eiseres werd aangeraden om een nieuwe aanvraag voor AIO-aanvulling in te dienen als haar financiële situatie was veranderd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/6839 PW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiseres], te [plaatsnaam], eiseres

gemachtigde: mr. E. Turk,
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Breda (Svb), verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 5 november 2019 (primaire besluit) heeft de Svb geweigerd eiseres een aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO-aanvulling) op grond van de Participatiewet toe te kennen.
In het besluit van 20 mei 2020 (bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Eiseres heeft gevraagd om ontheffing van de betaling van het griffierecht vanwege betalingsonmacht. Op 14 oktober 2020 heeft de rechtbank het beroep op betalingsonmacht afgewezen. Eiseres heeft het griffierecht vervolgens betaald.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 30 september 2021. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar dochter [naam dochter eiseres] en door haar gemachtigde. Voor de Svb is mr. P.C.A. Buskens verschenen.
De termijn voor het doen van uitspraak is met zes weken verlengd.

Overwegingen

1.
Feiten
Met een besluit van 1 juni 2010 heeft de Svb eiseres met ingang van 6 mei 2010, in aanvulling op haar AOW, een AIO-aanvulling toegekend. De echtgenoot van eiseres is in 2008 overleden. Ze hebben drie kinderen.
De Svb heeft de AIO-aanvulling met ingang van 19 april 2013 ingetrokken. Eiseres heeft vervolgens op 2 september 2013 een nieuwe aanvraag ingediend. De Svb heeft de intrekking van de uitkering met een besluit van 26 maart 2014 ongedaan gemaakt.
In juni 2017 is de Svb een onderzoek gestart naar inkomsten en vermogen van eiseres buiten Nederland. Dit heeft geleid tot een handhavingsrapportage van 27 september 2017. Daarin is gerapporteerd dat eiseres een potentieel belastingnummer in verband met de registratie onroerende zaakbelasting heeft in de plaats [plaatsnaam 2] van de provincie [naam provincie Turkije].
Op 29 juni 2018 heeft de Attaché voor Sociale Zaken van de Nederlandse ambassade in Ankara (hierna: Attaché) aan de Svb laten weten dat sinds 27 juni 2000 op naam van eiseres 251 m2 aandeel van een stuk bouwgrond van 661 m2 in de wijk [wijknaam] van [plaatsnaam 2] staat geregistreerd, en dat de actuele waarde van het aandeel van eiseres door een taxatiebedrijf is bepaald op € 8.255,00. Ook heeft eiseres op 19 september 2011 1/11 aandeel van een perceel met twee huizen geërfd en heeft eiseres dit aandeel volgens de registraties op 23 augustus 2012 verkocht. Dit aandeel is niet getaxeerd.
Met een besluit van 12 april 2019 heeft de Svb de AIO-aanvulling met ingang van 1 januari 2019 ingetrokken, omdat het vermogen van eiseres hoger is dan het grensbedrag van € 6.120,00. Het vermogen van eiseres bestaat uit de eigendom van een stuk grond in Turkije waarvan de waarde is vastgesteld op € 8.255,00 en uit geld op de bankrekening. Met een besluit op bezwaar van 1 november 2019 heeft de Svb de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiseres daartegen op 13 december 2019 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft op 9 september 2019 een aanvraag voor een AIO-aanvulling gedaan.
De Svb heeft de aanvraag in het primaire besluit afgewezen omdat het vermogen van eiseres € 8.812,41 bedraagt en dit hoger is dan het toegestane maximum grensbedrag van € 6.120,00. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 10 januari 2020 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank het verzoek van eiseres om een voorlopige voorziening te treffen in verband met de weigering van de AIO-aanvulling afgewezen.
2.
Standpunt van de Svb
De Svb heeft in het bestreden besluit de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. Volgens de Svb kan het recht op bijstand (de rechtbank leest: AIO-aanvulling) niet vastgesteld worden.
De Svb betwist niet dat eiseres de eigendom van haar aandeel van 251 m2 van het stuk grond van 661 m2 (hierna: 251/661) van het kavel 370/perceel 23 (hierna: perceel 370/23) op 8 augustus 2019 heeft overgedragen aan haar dochter [naam dochter eiseres]. Volgens de Svb heeft eiseres echter niet met bewijsstukken onderbouwd voor welk bedrag zij haar aandeel aan haar dochter heeft overgedragen en wat zij met de opbrengst gedaan heeft.
Eiseres heeft over het perceel 370/23 niet met bewijsstukken onderbouwd wat de waarde is van haar aandeel van 1/4 van het stuk grond van 410 m2 van 661 m2 (hierna: 410/661) dat zij van haar man heeft geërfd. Ook heeft zij betreffende dit deel geen bewijsstukken ingediend waaruit blijkt dat zij haar 1/4 deel heeft geschonken of overgedragen aan haar kinderen.
Verder is er het vermogensbestanddeel 152/154 dat bestaat uit het appartement dat de echtgenoot van eiseres heeft nagelaten. Eiseres heeft geen bewijsstukken ingediend waaruit blijkt wat de waarde is van haar deel van het appartement en waaruit blijkt dat zij haar deel heeft geschonken of overgedragen aan haar kinderen.
De Svb heeft tijdens de zitting laten weten dat eiseres in deze procedure geen onduidelijkheid wordt verweten over het aandeel van 1/11 van een stuk grond dat zij van haar vader geërfd heeft. Ook heeft de Svb aangegeven dat in deze procedure eiseres geen onduidelijkheid wordt verweten over de waarde van de inboedel van het appartement.
3.
Beroepsgronden
Eiseres voert aan dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand is gekomen, dat sprake is van willekeur en vooringenomenheid, van schending van het vertrouwensbeginsel en van het fair playbeginsel,
De Svb heeft bovendien ten onrechte na de hoorzitting in bezwaar niet de nadere informatie opgevraagd die nodig was om het recht te kunnen vaststellen.
Verder stelt eiseres dat het erg ingewikkeld is om in Turkije de juiste gegevens te verkrijgen
wanneer men niet in Turkije woont.
Eiseres voert over het eigendomsdeel van 251/661 aan dat zij de waarde van € 8.255,00 die de Svb in juni 2018 heeft laten taxeren, betwist.
Zij voert ook aan dat zij dit stuk grond aan haar dochter heeft verkocht. Haar dochter heeft haar in het bijzijn van twee getuigen € 5.000,00 contant betaald. Bovendien heeft eiseres met de verkoop € 3.255,00 aan schulden die zij bij haar dochter had, afgelost. De schulden waren ontstaan omdat eiseres geen AIO-aanvulling meer had en toch in haar levensonderhoud moest voorzien. De dochter van eiseres heeft van het bedrag van € 5.000,00 de boodschappen en dergelijke voor eiseres betaald. Het geld is inmiddels op, zo is de stelling van eiseres.
Eiseres voert over haar aandeel van 1/4 van 410/661 aan, dat zij daar niet over kon beschikken omdat het vermogensbestanddeel na het overlijden van haar man niet is verdeeld en door de erfgenamen niet in eigendom is verkregen. Het was de bedoeling van haar man, en cultureel gebruikelijk, dat dit aandeel na zijn overlijden naar de kinderen zou gaan, maar dat was destijds door familieproblemen niet mogelijk. Eiseres heeft afstand gedaan van haar aandeel. De twee dochters hebben het stuk grond samen in eigendom overgenomen en hun broer afgekocht.
Eiseres voert over haar aandeel van 1/4 van het vermogensbestanddeel 152/154, betreffende het appartement, aan dat haar man tot zijn overlijden eigenaar was van het appartement. Eiseres heeft aan het college doorgegeven dat er een appartement is. Het was de wens van haar man en cultureel gebruikelijk dat het appartement van hem naar hun drie kinderen zou overgaan en dat eiseres tot haar overlijden om niet het appartement zou kunnen gebruiken. Door familieproblemen is dit destijds niet gebeurd. Eiseres heeft het appartement echter altijd als van haar kinderen beschouwd. Zij heeft later haar 1/4 deel overgedragen aan haar kinderen. Haar dochter [naam dochter eiseres] heeft haar broer en zus afgekocht in 2019 en is sindsdien eigenares van het appartement.
4.
Wettelijk kader
In artikel 17, eerste lid, eerste volzin, van de Participatiewet is bepaald dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand.
Ingevolge artikel 47a, aanhef en onder a, van de Participatiewet heeft de Svb tot taak het verlenen van algemene bijstand in de vorm van een aanvullende inkomensvoorziening ouderen aan alleenstaanden en alleenstaande ouders die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt hier te lande die in zodanige omstandigheden verkeren of dreigen te geraken dat zij niet over de middelen beschikken om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien.
Artikel 53, eerste lid, eerste zin van de Participatiewet bepaalt dat, onverminderd 30c [lees: artikel 30c], tweede, vierde en vijfde lid, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, het college bepaalt welke gegevens ten behoeve van de verlening van bijstand dan wel de voortzetting daarvan en de arbeidsinschakeling door de belanghebbende in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.
5.
Beoordeling door de rechtbank
5.1
De rechtbank overweegt allereerst dat zij de Turkstalige documenten die eiseres op 29 september 2021 bij de rechtbank heeft ingediend, buiten beschouwing laat. De documenten zijn niet vertaald in het Nederlands en de voertaal binnen de rechtbank is de Nederlandse taal. De rechtbank ziet geen aanleiding om hierop een uitzondering te maken. De rechtbank heeft dit zo tijdens de zitting besproken.
5.2
In geschil is de afwijzing van de AIO-aanvraag van eiseres van 9 september 2019 omdat het recht op AIO-aanvulling niet kan worden vastgesteld. Een AIO-aanvulling is een vorm van algemene bijstandsuitkering.
De te beoordelen periode begint op de datum van de AIO-aanvraag, 9 september 2019, en eindigt op de datum van het afwijzende besluit, 5 november 2019 (beoordelingsperiode).
5.3
De rechtbank overweegt dat, gelet op vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 29 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1605) over de afwijzing van een aanvraag om bijstandsuitkering zoals een AIO-aanvulling, het aan eiseres is om de feiten en omstandigheden aannemelijk te maken die inwilliging van die aanvraag noodzakelijk maken. In dat kader moet zij de nodige duidelijkheid verschaffen en volledige opening van zaken geven. Vervolgens is het aan de Svb om in het kader van de onderzoekplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Wanneer eiseres niet aan de wettelijke inlichtingen- of medewerkingsverplichting voldoet, is dit een reden voor weigering van de AIO-aanvulling wanneer als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.
5.4
De Svb heeft de aanvraag afgewezen vanwege onduidelijkheden over de vermogenspositie van eiseres, waardoor volgens de Svb het recht op AIO-aanvulling niet kan worden vastgesteld.
De rechtbank overweegt dat om te beoordelen of eiseres in bijstandbehoevende omstandigheden verkeert, haar vermogenspositie een essentieel gegeven is. Eiseres is daarom verplicht om de gegevens in te leveren die nodig zijn voor een goede beoordeling van haar aanvraag.
De rechtbank stelt verder vast dat eiseres geen hoger beroep heeft ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank van 13 december 2019 over de intrekking van de AIO-aanvulling.
5.5
De beroepsgrond van eiseres dat de Svb ten onrechte na de hoorzitting in bezwaar niet de nadere informatie heeft opgevraagd die nodig was om het recht op AIO-aanvulling te kunnen vaststellen slaagt niet. De Svb heeft die toezegging namelijk niet gedaan tijdens de hoorzitting in het kader van de aanvraag waarover dit beroep gaat.
5.6
De rechtbank stelt vast dat de Svb ervanuit gaat dat eiseres het aandeel van 251/661 waarvan zijzelf eigenaar was op het perceel 370/23, op 8 augustus 2019 aan haar dochter heeft verkocht. De rechtbank gaat hier dan ook vanuit.
De rechtbank stelt ook vast dat de taxateur die door de attaché was ingeschakeld in juni 2018 de waarde van het aandeel heeft vastgesteld op € 8.255,00.
Eiseres heeft aangevoerd dat zij dit stuk grond heeft verkocht voor € 8.225,00, dat zij op 8 augustus 2019 € 5.000,00 contant van haar dochter heeft ontvangen en dat de rest, € 3.225,00, is verrekend met schulden die zij bij haar dochter had opgebouwd. De rechtbank leidt hieruit af dat volgens eiseres de totale prijs waarvoor zij het stuk grond verkocht heeft gelijk is aan de waarde die de taxateur in 2018 voor de Svb heeft vastgesteld. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee de door de taxateur bepaalde waarde van deze grond niet meer in geschil. De rechtbank ziet daarom niet in wat het zou toevoegen wanneer zij een oordeel zou geven over de beroepsgronden van eiseres over de hoogte van de in juni 2018 getaxeerde waarde. De rechtbank laat daarom een oordeel daarover achterwege.
De rechtbank is met de Svb van oordeel dat eiseres onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de vraag voor welk bedrag zij haar aandeel van 251/661 aan haar dochter heeft overgedragen en wat zij met de opbrengst daarvan gedaan heeft.
De rechtbank overweegt hierover allereerst dat in de verkoopakte van 8 augustus 2019 die eiseres heeft ingediend, wordt vermeld dat zij haar aandeel heeft verkocht aan haar dochter en dat zij het verkoopbedrag geheel cash in ontvangst heeft genomen. Dit is in tegenspraak tot de stelling van eiseres dat er ook een bedrag is verrekend met schulden die zij bij haar dochter heeft opgebouwd.
Eiseres heeft haar stelling dat € 3.225,00 is verrekend met schulden die zij bij haar dochter had opgebouwd niet met objectieve en controleerbare gegevens onderbouwd. Zo heeft zij geen overeenkomst van lening of een schuldbekentenis overgelegd waaruit van het bestaan van schulden aan haar dochter blijkt. Weliswaar heeft eiseres enkele bonnen overgelegd waaruit blijkt dat er een kookplaat is gekocht en een vliegticket, maar ook daaruit blijkt niet dat de dochter deze kosten voor eiseres gemaakt heeft en dat eiseres deze kosten moet terugbetalen. Bovendien heeft eiseres, als zij daadwerkelijk een lening aan haar dochter had, niet aannemelijk gemaakt dat het bedrag van € 3.225,00 is aangewend voor de aflossing daarvan. Verder heeft eiseres tijdens de hoorzitting in bezwaar gesteld dat de lening die zij bij haar dochter had met ongeveer € 50,00 per week werd opgebouwd. Dan rijst echter de vraag wat met het restant van het bedrag van € 3.225,00 is gebeurd. De AIO-aanvulling is immers per 1 januari 2019 ingetrokken, terwijl de aanvraag die in dit beroep aan de orde is op 9 september 2019 is gedaan. Bij een opbouw van de door eiseres gestelde lening met € 50,00 per week, zou op 9 september 2019 slechts ongeveer € 1.800,00 (36 weken x € 50,00) zijn afgelost. Dat is veel minder dan het bedrag van € 3.225,00, waarvan eiseres zegt dat dat verrekend is.
Verder heeft eiseres niet met objectieve en controleerbare bewijsstukken aannemelijk gemaakt wat er met het bedrag van € 5.000,00 gebeurd is, terwijl zij enkele weken nadat zij het ontvangen zou hebben al de aanvraag om een AIO-aanvulling gedaan heeft.
5.7
De rechtbank overweegt over het aandeel van eiseres op het perceel 370/23 van 1/4 van 410/661 en over haar aandeel van 1/4 van het appartement (152/154) het volgende.
De rechtbank begrijpt uit wat eiseres heeft aangevoerd dat zij stelt dat zij haar eigendomsdelen nooit in eigendom overgedragen heeft gekregen omdat ze ze nooit heeft opgeëist, en dat zij haar eigendomsdelen zonder er geld voor te ontvangen heeft overgedragen aan haar kinderen dan wel er afstand van heeft gedaan. Volgens eiseres is geen sprake geweest van een schenking in de betekenis die daaraan in Nederland wordt gegeven omdat dat volgens het Turkse erfrecht niet mogelijk is.
De rechtbank constateert echter dat in het vonnis van 11 september 2013 van de civiele rechtbank in [plaatsnaam 2] staat dat die rechtbank heeft vastgesteld dat de erfenis van de echtgenoot van eiseres in vier gelijke delen is verdeeld over eiseres en haar drie kinderen. De rechtbank is vervolgens met de Svb van oordeel dat eiseres haar standpunt dat zij haar deel heeft overgedragen of er afstand van heeft gedaan of op een of andere manier heeft geschonken met objectieve en controleerbare gegevens had moeten onderbouwen. Zij heeft dit niet gedaan. Zij heeft ook geen enkel bewijs geleverd van de waarde van haar aandelen. De eigendomsregistraties betreffende het stuk grond van 410/661 van 1 februari 2021 zeggen naar het oordeel van de rechtbank niets over de eigendom in de beoordelingsperiode. De aangifte vastgoedbelasting gebouwen van 27 augustus 2021 is met betrekking tot het aandeel 152/154 onvoldoende als het gaat om de manier waarop eiseres op 8 augustus 2019 haar deel heeft overgedragen aan haar dochters en wat de waarde is van het appartement. De rechtbank laat gelet op het voorgaande de beroepsgronden van eiseres over het Turkse erfrecht onbesproken.
5.8
De rechtbank overweegt verder dat de omstandigheid dat het volgens eiseres in haar cultuur niet gebruikelijk is om alles op schrift te zetten, een omstandigheid is die voor haar eigen rekening en risico komt. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat het lastig is om in Turkije aan bewijsstukken te komen wanneer men in Nederland woont.
5.9
Eiseres stelt dat de Svb het vertrouwensbeginsel heeft geschonden door niet al in 2013, naar aanleiding van haar vermelding op de aanvraag voor een AIO-aanvulling van het bezit van vermogen in Turkije, een onderzoek in te stellen naar dat vermogen.
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 31 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4351) vereist is dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. De rechtbank ziet niet in hoe de Svb het vertrouwensbeginsel geschonden kan hebben. Uit de stukken blijkt immers niet dat de Svb, totdat het recht op uitkering in 2019 werd opgeschort en ingetrokken, een dergelijke toezegging of uitlating heeft gedaan.
5.1
Eiseres voert ook aan dat de Svb vooringenomen is geweest en dat sprake was van willekeur, omdat nu zaken zouden worden aangehaald die in 2013 geen belemmering waren om een AIO-aanvulling toe te kennen.
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank overweegt in dit verband dat de aanvraag uit 2013 destijds niet is beoordeeld, omdat de Svb de intrekking van de AIO-aanvulling met ingang van 19 april 2013 in 2014 met terugwerkende kracht ongedaan heeft gemaakt.
5.11
De rechtbank ziet in de beschikbare gegevens geen aanwijzingen dat de Svb het beginsel van fair play heeft geschonden.
De gegevens die de Svb van eiseres verlangt, zijn noodzakelijk om het recht op AIO-aanvulling te kunnen vaststellen. Het is daarbij aan eiseres als aanvrager om met objectieve en controleerbare bewijsstukken aannemelijk te maken dat zij aan de voorwaarden voor toekenning van de AIO-aanvulling voldoet. Dat de Svb vervolgens na eigen onderzoek de door eiseres ingeleverde bewijsstukken niet voldoende vindt om een AIO-aanvulling toe te kennen, kan niet gezien worden als, zoals eiseres stelt ‘het bemoeilijken van het verkrijgen van een AIO-aanvulling’ of ‘het alles wat eiseres naar voren brengt zonder meer in twijfel trekken’. De handelwijze van de Svb vloeit immers voort uit zijn eigen onderzoekplicht naar aanleiding van de gegevens die eiseres heeft ingeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet gezegd worden dat de Svb het fair playbeginsel heeft geschonden.
Om dezelfde redenen kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat de Svb vooringenomen is geweest.
5.12
Eiseres stelt in beroep dat zij inmiddels is ingeteerd op haar vermogen.
De rechtbank overweegt dat het dan aan haar is om een nieuwe aanvraag om een AIO-aanvulling in te dienen. De rechtbank begrijpt dat eiseres dat inmiddels ook gedaan heeft.
6.
Conclusie, schadevergoeding en proceskosten
Het beroep is ongegrond
Omdat het beroep ongegrond is, wijst de rechtbank het verzoek van eiseres om schadevergoeding af.
Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. R.J. Tolner, griffier, op 2 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.