In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 februari 2021 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van verzoekster, die bezwaar had gemaakt tegen het besluit van de minister voor Medische Zorg van 4 februari 2021. Dit besluit betrof de intrekking van de opiumontheffing voor wetenschappelijke doeleinden, die per 18 februari 2021 zou ingaan. Verzoekster, die zich richt op de productie van grondstoffen voor de farmaceutische industrie, heeft een API-registratie aangevraagd en verkregen, maar de minister heeft de ontheffing geweigerd, wat verzoekster in haar belangen schaadt.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het geschil draait om de vraag of verzoekster naast de API-registratie ook een opiumontheffing nodig heeft. De voorzieningenrechter heeft besloten het bestreden besluit te schorsen tot zes weken na de uitspraak in de bodemprocedure, die op 4 maart 2021 zal plaatsvinden. Dit is gedaan om onevenredig nadeel voor verzoekster te voorkomen, aangezien zij al jaren actief is in de productie van cannabis flos en werkgelegenheid biedt aan 32 fte.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing toegewezen, maar andere vorderingen van verzoekster afgewezen. Verweerder is veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 534,--. De uitspraak is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.