Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
uitspraak van 1 december 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzet van
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden
Verzet
Oordeel van de verzetrechter
Conclusie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 1 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een verzetzaak tegen een eerdere uitspraak van 20 mei 2021. De zaak betreft een beroep van [naam eiser] tegen het niet tijdig nemen van een dwangsombeschikking door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilvarenbeek, hierna 'opposant'. In de eerdere uitspraak werd het beroep tegen het niet tijdig nemen van de dwangsombeschikking niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen de dwangsombeschikking van 17 december 2020 gegrond werd verklaard. Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld, stellende dat hij nooit een besluit op bezwaar heeft genomen en dat [naam eiser] niet heeft gereageerd op verzoeken om zich te identificeren.
De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak van 20 mei 2021 terecht was. De rechtbank oordeelde dat opposant ten onrechte had gesteld dat [naam eiser] geen belanghebbende was, omdat hij zich niet had geïdentificeerd. De rechtbank benadrukte dat [naam eiser] wel degelijk belang had bij een beslissing op zijn verzoek om informatie over zijn persoonsgegevens, ondanks het feit dat hij zich niet had geïdentificeerd. De rechtbank concludeerde dat de eerdere uitspraak grotendeels juist was, maar dat de opdracht aan opposant om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, onjuist was. In plaats daarvan moest dit worden gelezen als een opdracht om een nieuwe dwangsombeschikking te nemen.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het verzet ongegrond, waardoor de eerdere uitspraak in stand bleef, met uitzondering van het onjuiste gedeelte over het nemen van een nieuw besluit op bezwaar. De rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt op 1 december 2021, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.