ECLI:NL:RBZWB:2021:6150

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
AWB- 20_8790
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring bezwaar omgevingsvergunning voor botenopslag

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland. De zaak betreft een omgevingsvergunning die op 16 maart 2020 door het college is verleend voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruik van een perceel als botenopslag. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen deze vergunning, maar het college heeft dit bezwaar op 26 augustus 2020 niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat zou zijn ingediend. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 21 oktober 2021 heeft eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. ing H.C.H. Ghijsen, zijn standpunt toegelicht. Eiser betoogde dat het bezwaar tijdig was ingediend, omdat de bekendmaking van de vergunning op 25 maart 2020 had plaatsgevonden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de bekendmaking op 17 maart 2020 heeft plaatsgevonden, toen het besluit naar de aanvrager was verzonden. De bezwaartermijn is daardoor op 18 maart 2020 begonnen en eindigde op 28 april 2020. Eiser heeft zijn bezwaarschrift op 30 april 2020 ingediend, wat na de termijn was.

De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser over verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding beoordeeld. Eiser stelde dat hij niet op de hoogte was van de verzenddatum van het besluit en dat hij uitging van de publicatiedatum. De rechtbank oordeelde echter dat eiser, bijgestaan door een professionele gemachtigde, had moeten begrijpen dat de publicatiedatum niet bepalend was voor de bezwaartermijn. De rechtbank concludeerde dat het college het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard en verklaarde het beroep ongegrond. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/8790 WABOA

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2021 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. ing H.C.H. Ghijsen,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noord-Beveland,verweerder.

Procesverloop

Bij (primair) besluit van 16 maart 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan voor het gebruik van het terrein op het perceel [naam perceel] in [plaatsnaam 2] als botenopslag.
Bij besluit van 26 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiser tegen dit besluit niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 21 oktober 2021.
Hierbij waren aanwezig de gemachtigde van eiser en namens het college C.C.P. Jansen.

Overwegingen

Feiten
1.1.
Op 27 januari 2020 is er door [naam aanvrager omgevingsvergunning] een aanvraag voor het verlenen van een omgevingsvergunning ingediend. Het betrof een aanvraag voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan, zodat het terrein op het perceel [naam perceel] in [plaatsnaam 2] gebruikt kan worden als botenopslag.
Eiser heeft op 8 maart 2020 een reactie op deze aanvraag ingediend.
1.2.
Bij het primaire besluit van 16 maart 2020 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het tijdelijk afwijken van het bestemmingsplan. Het besluit is op 17 maart 2020 naar de aanvrager ([naam aanvrager omgevingsvergunning]) verzonden. Bij brief van 18 maart 2020 is eiser ingelicht over de verleende vergunning. Het besluit is op 25 maart 2020 gepubliceerd in de informatierubriek van het Noord-Bevelands advertentie- en informatieblad en op de website van de gemeente Noord-Beveland.
1.4.
Eiser heeft op 30 april 2020 (per e-mail) een bezwaarschrift ingediend.
Bij brief van 20 mei 2020 heeft het college eiser laten weten dat het van mening is dat het bezwaarschrift te laat is ingediend. Het heeft eiser in de gelegenheid gesteld om de termijnoverschrijding toe te lichten. Eiser heeft op 26 mei 2020 een reactie naar het college verzonden.
1.5.
Bij het bestreden besluit van 26 augustus 2020 heeft het college het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser het bezwaar te laat heeft ingediend.
1.6.
Eiser heeft op 4 oktober 2020 beroep ingesteld tegen dit besluit.
Het geschil
2. Aan de orde is de vraag of het college terecht het door eiser ingediende bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Standpunt van eiser
3.1.
Eiser stelt zich op het standpunt dat het bezwaar tijdig is ingediend. Het besluit is naar de mening van eiser bekend gemaakt toen het besluit op de website van de gemeente Noord-Beveland is geplaatst, te weten op 25 maart 2020. De termijn is gaan lopen op 26 maart 2020 en geëindigd op 6 mei 2020. Het bezwaarschrift is op 30 april 2020 ingediend en daarom tijdig.
3.2.
Door een foutieve rechtsmiddelenclausule in het besluit is het bezwaarschrift ook gefaxt naar de rechtbank. Het feit dat het bezwaarschrift via de rechtbank naar het college is verzonden doet niet af aan de tijdigheid van het bezwaarschrift. Naar de mening van eiser is zijn bezwaar ontvankelijk.
3.3.
Eiser stelt voorts dat, indien er sprake zou zijn geweest van een termijnoverschrijding, deze overschrijding verschoonbaar is. Eiser meent dat hij op 25 maart 2020 kennis heeft kunnen nemen van het besluit. Eiser is uitgegaan van het feit dat de bezwaartermijn toen is gaan lopen. Voor eiser was onduidelijk dat het besluit eerder bekend was gemaakt, waardoor de overschrijding verschoonbaar moet worden geacht.
Beoordeling
4.1.
Op grond van artikel 6:6, aanhef en sub a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan het bezwaar niet-ontvankelijk worden verklaard, indien er niet is voldaan aan artikel 6:5 van de Awb of aan enig ander bij wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van bezwaar of beroep.
Bekendmaking besluit
4.2.
Eiser stelt zich op het standpunt dat het (primaire) besluit op 25 maart 2020 bekend is gemaakt, omdat het besluit op die dag op de website van de gemeente Noord-Beveland is gepubliceerd.
4.2.1.
Op grond van artikel 3:41, eerste lid, van de Awb geschiedt de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht door toezending of uitreiking aan hen, onder wie begrepen de aanvrager.
4.2.2.
Het (primaire) besluit is op 17 maart 2020 naar de aanvrager ([naam aanvrager omgevingsvergunning]) verzonden. Naar het oordeel van de rechtbank is het besluit op deze manier op 17 maart 2020 op de juiste wijze bekend gemaakt. Immers, het besluit is naar de aanvrager van de vergunning verzonden zoals omschreven in artikel 3:41, eerste lid, van de Awb.
Bezwaar tijdig ingediend?
4.3.1.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 6:7 van de Awb zes weken.
Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de bezwaartermijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend als deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
4.3.2.
De bezwaartermijn is gaan lopen op de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, derhalve op 18 maart 2020. Dit moment is volgens de wet bepalend voor de aanvang van de bezwaartermijn en dus niet de datum van publicatie in een gemeentelijk nieuwsblad of op de website, zoals eiser stelt. De bezwaartermijn is zes weken later, op 28 april 2020 geëindigd. Tussen partijen staat vast dat het bezwaarschrift is ingediend op 30 april 2020. Het bezwaarschrift is derhalve ingediend na afloop van de gestelde termijn.
Verschoonbare termijnoverschrijding?
4.4.1.
Op grond van artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift de niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.4.2.
Eiser stelt zich op het standpunt dat als er sprake is van een termijnoverschrijding, deze overschrijding verschoonbaar is geweest. Voor eiser was het onduidelijk dat de bezwaartermijn eerder was gaan lopen, omdat hij de huis-aan-huisbladen niet ontvangt en uitgegaan is van de (online) publicatie van 25 maart 2020.
4.4.3.
Vaststaat dat het college het besluit op 25 maart 2020 heeft gepubliceerd in de informatierubriek van het Noord-Bevelands advertentie- en informatieblad en op de website van de gemeente Noord-Beveland. In de publicatie stond vermeld dat de publicatiedatum kon afwijken van de verzenddatum van het besluit. Voor meer informatie kon er contact worden opgenomen met de afdeling Beleid en projecten.
Naar het oordeel van de rechtbank kan eiser zich onder deze omstandigheden niet beroepen op verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding. Eiser kon in de publicatie lezen dat de publicatiedatum kon afwijken van de verzenddatum van het besluit. Het had op de weg van eiser gelegen om bij onduidelijkheid over de verzenddatum contact op te nemen met het college. Daarnaast wijst de rechtbank erop dat eiser werd bijgestaan door een professionele gemachtigde. Van een professionele gemachtigde mag worden verwacht dat hij bekend is met de regelgeving omtrent het indienen van bezwaarschriften.
4.4.4.
De omstandigheid dat in het primaire besluit ten onrechte stond aangegeven dat binnen zes weken beroep bij de rechtbank kon worden ingesteld, in plaats van dat binnen zes weken bezwaar kon worden gemaakt, maakt de termijnoverschrijding ook niet verschoonbaar. Daartoe wordt overwogen dat bij het nalaten van enige vermelding van de rechtsmiddelen er sprake kan zijn van een verschoonbare termijnoverschrijding. Naar het oordeel van de rechtbank kan een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing voor wat betreft de verschoonbaarheid niet op een lijn worden gesteld met het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing.
In dit geval heeft eiser het bezwaarschrift (ook) ingediend bij de rechtbank en wel op 29 april 2020, terwijl de bezwaartermijn afliep op 28 april 2020. Het bezwaarschrift is dus ook bij de rechtbank te laat ingediend.
Conclusie
5. De rechtbank is van oordeel dat het college het bezwaar van eiser terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep is dus ongegrond.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 2 december 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.