ECLI:NL:RBZWB:2021:6145

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
C/02/390784 / JE RK 21-2141
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van opvoedproblemen en communicatie tussen ouders

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 9 november 2021 een tussenbeschikking gegeven met betrekking tot de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om deze ondertoezichtstelling voor een periode van twaalf maanden, omdat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie en de communicatie tussen de ouders. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om op een constructieve manier met elkaar te communiceren, wat leidt tot spanningen die de ontwikkeling van de kinderen bedreigen. De kinderen zijn hoogbegaafd en ervaren de situatie als zeer belastend, vooral [minderjarige 2], die een suïcidepoging heeft ondernomen. De kinderrechter heeft besloten om de ondertoezichtstelling toe te wijzen, maar voor een kortere periode van zes maanden, tot 9 mei 2022, om de situatie nauwlettend te volgen en te evalueren. De kinderrechter heeft ook benadrukt dat er meer gedaan had kunnen worden in het vrijwillige kader en dat er behoefte is aan hulp van een neutrale derde partij om de communicatie tussen de ouders te verbeteren. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de noodzakelijke hulpverlening voor de kinderen onmiddellijk kan beginnen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/390784 / JE RK 21-2141
Datum uitspraak: 9 november 2021

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Middelburg, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2005 te Vlissingen,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op [geboortedag] 2007 te Vlissingen,

hierna te noemen: [minderjarige 2] ,

[minderjarige 3] , geboren op [geboortedag] 2010 te Vlissingen,

hierna te noemen: [minderjarige 3] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige 1] , voornoemd,

[minderjarige 2] , voornoemd,

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te Vlissingen,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te Vlissingen.
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGDBESCHERMING WEST ZEELAND,

locatie Middelburg,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling (de GI).

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 13 oktober 2021, ingekomen bij de griffie op 14 oktober 2021.
Op 9 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , die apart zijn gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de Raad;
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige 2] en [minderjarige 3] verblijven de ene week bij de vader en de andere week bij de moeder (co-ouderschapregeling). [minderjarige 1] verblijft bij de vader.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De Raad handhaaft zijn verzoek. De Raad maakt zich ernstige zorgen over de opvoedsituatie van de kinderen. De kinderen ervaren in de huidige opvoedsituatie dat hun ouders niet kunnen communiceren en geen afspraken kunnen maken in het belang van de kinderen. Dit levert spanningen op waar de kinderen last van hebben. Volgens de Raad worden alle drie de kinderen als gevolg hiervan ernstig in hun ontwikkeling bedreigd. De Raad maakt zich met name zorgen over de sociaal emotionele ontwikkeling van de kinderen. [minderjarige 2] heeft last van hevige psychische problematiek waarbij zij in mei jl. als gevolg hiervan een suïcidepoging heeft ondernomen. Deze gebeurtenis heeft veel impact (gehad) op zowel de kinderen als de ouders. [minderjarige 1] neemt door de spanningen in het gezin de ouderrol op zich. Hij maakt zich enorm zorgen om het welzijn van zijn zusjes waardoor hij zich onvoldoende weet te richten op zijn eigen ontwikkeling. [minderjarige 1] heeft langere tijd geen contact gehad met zijn moeder wat volgens de Raad duidt op loyaliteitsproblematiek. Ook [minderjarige 3] kan zich door de voelbare spanningen tussen de ouders niet richten op haar ontwikkeling. Bij [minderjarige 3] wordt gezien dat zij moeite heeft met emotieregulatie. De kinderen worden volgens de Raad onvoldoende gezien door de ouders. De Raad vindt dat een gedwongen kader nodig is zodat ouders de belangen van alle drie de kinderen weer voorop weten te stellen. De situatie is op dit moment dusdanig ernstig dat niet eerst moet worden geprobeerd binnen een vrijwillig kader hulpverlening in te zetten. De Raad heeft een zestal doelen opgesteld waaraan gewerkt moet worden zodat de communicatie tussen de ouders niet langer spanningen oplevert. De Raad ziet dat de ouders van visie verschillen hoe zij het beste het ouderschap gezamenlijk vorm kunnen geven. Het is nodig dat de ouders hierin sturing krijgen zodat een manier wordt gevonden hoe met elkaar te communiceren die passend is bij de verschillende thuissituaties. Volgens de Raad zijn ouders op dit moment te ver van elkaar verwijderd wat het nodig maakt dat regie wordt gevoerd door een neutrale derde persoon die ook beslissingen neemt over de kinderen wanneer de ouders er niet samen uit komen.
[minderjarige 1] heeft in het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat hij het niet nodig vindt dat iemand met hem mee gaat kijken in het kader van een ondertoezichtstelling. Hij is inmiddels een stuk minder bezorgd over zijn zusje [minderjarige 2] . Het gaat volgens [minderjarige 1] ook goed met [minderjarige 3] . [minderjarige 1] ziet dat zijn ouders goed kunnen praten over hem en zijn zusjes zolang zijn ouders gefocust zijn. Verder zou [minderjarige 1] het fijn vinden om zijn moeder af en toe alleen te kunnen zien, omdat de relatie nu meer oppervlakkig is en er weinig ruimte is elkaar beter te leren kennen.
[minderjarige 2] vertelt in het gesprek met de kinderrechter dat, wanneer je bedenkt wat er allemaal is gebeurd, het goed gaat op school en in haar nieuwe klas. Ze ervaart nu wel wat stress door de toetsweek. [minderjarige 2] vindt het goed dat er een ondertoezichtstelling komt omdat dan sneller passende hulpverlening geregeld kan worden wanneer dit nodig is. Zelf heeft [minderjarige 2] nu beeldende therapie; hier heeft ze veel aan.
De moeder stemt in met het verzoek van de Raad. Ze is blij dat de communicatie tussen haar en de vader de afgelopen zes weken wel iets is verbeterd, maar ziet ook dat er nog stappen gezet moeten worden om de communicatie verder te verbeteren. Daarvoor is het ook nodig dat emoties opzij gezet worden. De moeder wil alle hulp aanvaarden zodat het beter wordt voor de kinderen. De hulpverlening in het verleden was met name gericht op de financiële afwikkeling en niet zo zeer gericht op oudercommunicatie.
De vader stemt in met het verzoek van de Raad voor zover dit ziet op [minderjarige 2] en [minderjarige 3] . Voor [minderjarige 1] vindt de vader een ondertoezichtstelling niet nodig, maar hij kan dit wel ondersteunen wanneer dit de relatie met zijn moeder bevordert. Verder gaat het goed met [minderjarige 1] en hij heeft zijn eigen leven goed weten in te richten. De vader vraagt zich daarom af of een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] van toegevoegde waarde is. Voor [minderjarige 2] ziet de vader wel dat een ondertoezichtstelling nodig is. De psychische problematiek bij [minderjarige 2] heeft veel invloed op het gehele gezin. Hij hoopt daarom vooral dat goed gekeken wordt naar de kind- eigenproblematiek van [minderjarige 2] . Tijdens de gesprekken van systeemtherapie heeft de vader daarom verzocht dat onderzoek wordt gedaan bij [minderjarige 2] naar haar onderliggende problematiek. Hij vindt het dan ook fijn te horen dat vanuit systeemtherapie is aangegeven dat bij [minderjarige 2] testen zullen worden afgenomen. Over de communicatie tussen de ouders vertelt de vader dat dit enige tijd heeft stil gelegen als gevolg van zijn burn-out. Als gevolg van deze burn-out zijn (fysieke) contactmoment met de moeder zeer belastend en hij heeft er daarom voor gekozen bepaalde contactmomenten te vermijden. Overigens staat de vader ervoor open om met elkaar het gesprek aan te gaan om duidelijke communicatieafspraken te maken, maar stelt hieraan de voorwaarde dat de afspraken ook gericht moeten zijn op schriftelijk contact. De vader benadrukt dat hij wel open staat voor hulpverlening, maar niet elke vorm van hulpverlening ondersteunt, gelet op zijn fysieke gesteldheid.
De GI geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat er geen wachtlijst is en dat zij meteen aan de slag kan gaan.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Op basis van de stukken en de informatie die gedeeld is tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de hiervoor genoemde wettelijke vereisten. De kinderrechter zal daarom het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] toewijzen, maar niet voor de gehele verzochte duur. De kinderrechter zal hierna uitleggen hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Er zijn veel zorgen over [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] en dan met name over de psychische gesteldheid van [minderjarige 2] . [minderjarige 2] heeft zich zo gespannen gevoeld dat zij geen andere uitweg meer zag dan haarzelf van het leven te beroven. De kinderrechter vindt dit een zeer ernstige situatie. De spanningen in het gezin zijn mede veroorzaakt door de complexe echtscheiding van de ouders en het onvermogen van de ouders om met elkaar op ouderniveau te kunnen communiceren. Daarnaast zijn alle drie de kinderen hoogbegaafd, waardoor zij soms meer begrijpen dan zij sociaal emotioneel op de juiste manier kunnen verwerken. Bij [minderjarige 2] speelt mogelijk ook kind-eigenproblematiek waar nog verder onderzoek naar moet worden gedaan. Ook bij [minderjarige 1] en [minderjarige 3] spelen, weliswaar in mindere mate, zorgen op het gebied van hun sociaal emotionele ontwikkeling. [minderjarige 1] heeft lange tijd geen contact gehad met zijn moeder en heeft bij de kinderrechter aangegeven behoefte te hebben aan meer diepgang in zijn relatie met zijn moeder. Alhoewel hij het hier wel met zijn moeder over heeft gehad verwacht hij niet dat hier op korte termijn verbetering in komt. De kinderrechter vindt het zorgelijk dat hij hierin alleen lijkt te staan. Ook [minderjarige 3] heeft op haar jonge leeftijd al veel meegemaakt. Zij is erg geschrokken van de suïcidepoging van haar zus [minderjarige 2] en heeft veel moeite met het reguleren van haar eigen emoties. Gelet op alle gebeurtenissen zijn alle drie de kinderen kwetsbaar en worden zij volgens de kinderrechter ernstig in hun ontwikkeling bedreigd.
De ouders lijken zich onvoldoende bewust van de impact die hun aanhoudende strijd heeft op de kinderen. Wel ziet de kinderrechter dat beide ouders betrokken zijn bij de kinderen en hulpverlening weten in te zetten voor hun kinderen. Het lukt de ouders vervolgens niet om op ouderniveau met elkaar over de kinderen te communiceren zonder dat dit voelbare spanningen met zich meebrengt. In het vrijwillige kader is het de ouders niet gelukt tijdens de systeemtherapie door te praten over oudercommunicatie. De vader heeft, doordat hij in een burn-out was geraakt, ervoor gekozen tijdelijk contactmomenten met de moeder uit de weg te gaan. In het verbeteren van de communicatie zijn nog stappen te zetten waarbij de ouders duidelijk visieverschil hebben over hoe dit het beste vorm te geven. De kinderrechter vindt het daarom belangrijk dat de ouders hier hulp bij gaan krijgen van een neutrale derde die regie voert. Binnen de hulpverlening moet ruimte zijn om de wensen van beide ouders te bespreken waarbij gewerkt wordt aan constructieve oplossingen. Verder vindt de kinderrechter het belangrijk dat de hulpverlening voor [minderjarige 2] wordt gecontinueerd en indien nodig passende hulpverlening zonder vertraging kan worden gestart voor [minderjarige 1] en [minderjarige 3] .
De kinderrechter zal het verzoek dan ook toewijzen en neemt hierbij de gronden en doelen van de Raad over, zoals weergegeven in de raadsrapportage. De kinderrechter is van oordeel dat wel meer gedaan had kunnen worden in het vrijwillig kader en wil daarom vinger aan de pols houden over het verloop van de ondertoezichtstelling. Het verzoek zal daarom voor een kortere periode worden toegewezen, namelijk tot 9 mei 2022, onder aanhouding van het resterende deel van het verzoek. De kinderrechter verwacht dat de GI
uiterlijk 8 april 2022de kinderrechter zal berichten over het verloop van de ondertoezichtstelling en verwacht van de Raad dat hij gelijktijdig aangeeft of hij het resterende gedeelte van zijn verzoek handhaaft. Partijen zullen vervolgens worden opgeroepen voor de nadere mondelinge behandeling.
De kinderrechter zal de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van de kinderen noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] onder toezicht van Stichting jeugdbescherming west Zeeland met ingang van 9 november 2021 en tot 9 mei 2022;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de beslissing ten aanzien van het resterende deel van het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] aan tot
8 april 2022 PRO FORMA, met het verzoek aan de GI om dan te rapporteren over het verloop van de ondertoezichtstelling en het verzoek aan de Raad om te berichten of hij het resterende deel van zijn verzoek handhaaft;
behoudt zich verder iedere beslissing voor.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 door mr. E.J. Zuijdweg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.C. Cornelisse, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 23 november 2021.
(EC)
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.