In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 9 november 2021, wordt het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] behandeld. De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling van negen maanden voor beide kinderen, omdat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de conflicten tussen hun ouders. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de minderjarigen als hun ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.
De kinderrechter oordeelt dat [minderjarige 2] onder toezicht moet worden gesteld, omdat hij klem zit tussen zijn ouders en ernstige spanningen ervaart, vooral bij contact met zijn vader. De kinderrechter benadrukt dat de ouders moeten leren communiceren en dat er professionele begeleiding nodig is om de situatie te verbeteren. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan.
Voor [minderjarige 1] oordeelt de kinderrechter echter dat een ondertoezichtstelling niet nodig is. [minderjarige 1] heeft al vier jaar geen contact met haar vader en heeft aangegeven dat zij dit op eigen initiatief wil herstellen wanneer zij daar klaar voor is. De kinderrechter respecteert haar autonomie en besluit het verzoek tot ondertoezichtstelling voor haar af te wijzen. De ouders worden aangespoord om samen te werken aan de communicatie en het welzijn van hun kinderen, zonder druk op [minderjarige 1] uit te oefenen om contact met haar vader te herstellen.