ECLI:NL:RBZWB:2021:6144

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
C/02/390417 / JE RK 21-2073
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van ouderschapsconflicten

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 9 november 2021, wordt het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ondertoezichtstelling van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] behandeld. De Raad verzoekt om een ondertoezichtstelling van negen maanden voor beide kinderen, omdat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door de conflicten tussen hun ouders. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij zowel de minderjarigen als hun ouders en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig waren.

De kinderrechter oordeelt dat [minderjarige 2] onder toezicht moet worden gesteld, omdat hij klem zit tussen zijn ouders en ernstige spanningen ervaart, vooral bij contact met zijn vader. De kinderrechter benadrukt dat de ouders moeten leren communiceren en dat er professionele begeleiding nodig is om de situatie te verbeteren. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zodat de ondertoezichtstelling onmiddellijk kan ingaan.

Voor [minderjarige 1] oordeelt de kinderrechter echter dat een ondertoezichtstelling niet nodig is. [minderjarige 1] heeft al vier jaar geen contact met haar vader en heeft aangegeven dat zij dit op eigen initiatief wil herstellen wanneer zij daar klaar voor is. De kinderrechter respecteert haar autonomie en besluit het verzoek tot ondertoezichtstelling voor haar af te wijzen. De ouders worden aangespoord om samen te werken aan de communicatie en het welzijn van hun kinderen, zonder druk op [minderjarige 1] uit te oefenen om contact met haar vader te herstellen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Middelburg
Zaaknummer: C/02/390417 / JE RK 21-2073
Datum uitspraak: 9 november 2021

Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,

locatie Breda, hierna te noemen: de Raad,
betreffende

[minderjarige 1] , geboren op [geboortedag] 2004 te Goes,

hierna te noemen: [minderjarige 1] ,

[minderjarige 2] , geboren op 8 [geboortedag] 2008 te Goes,

hierna te noemen: [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[minderjarige 1] , voornoemd,

[minderjarige 2] , voornoemd,

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te Heinkenszand,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te Heinkenszand.
De kinderrechter merkt als informant aan:

STICHTING JEUGSBESCHERMING WEST ZEELAND,

hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI),
locatie Middelburg.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoek met bijlagen van de Raad van 29 september 2021, ingekomen bij de griffie op 4 oktober 2021.
Tevens heeft de kinderrechter kennis genomen van de raadsrapportage van 18 september 2020 waarnaar de Raad in zijn verzoek van 29 september 2021 verwijst, ingediend in de procedure onder kenmerk C/02/367799 / FA RK 20-1945.
Op 9 november 2021 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [minderjarige 2] en [minderjarige 1] , die apart zijn gehoord;
- de vader;
- de moeder;
- twee vertegenwoordigers van de Raad;
- twee vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige 2] en [minderjarige 1] wordt uitgevoerd door de ouders.
[minderjarige 2] en [minderjarige 1] wonen bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De Raad handhaaft zijn verzoek. De Raad vindt dat een ondertoezichtstelling nodig is omdat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en in het vrijwillige kader de hulpverlening onvoldoende tot resultaat heeft geleid. De ouders weten niet met elkaar te communiceren op ouderniveau waardoor de kinderen stress en spanningen ervaren. De kinderen zitten beiden enorm klem tussen de ouders en hebben zich genoodzaakt gevoeld een keuze te maken tussen een van de ouders. Volgens de Raad hebben de kinderen dit gedaan om te overleven. Deze keuze belemmert de identiteitsontwikkeling van de kinderen. Voor [minderjarige 1] geldt dat zij al vier jaar geen contact meer heeft met haar vader en hierin voor haarzelf een duidelijke keuze heeft gemaakt om bij haar moeder te wonen. Er is specifieke aandacht nodig voor [minderjarige 1] om rust rondom haar te creëren, zodat mogelijk alsnog ruimte ontstaat in haar leven voor contactherstel met haar vader. Bij [minderjarige 2] wordt gezien dat hij enorm veel spanning ervaart op de momenten dat hij naar zijn vader toe moet gaan. [minderjarige 2] zit klem tussen zijn beide ouders. Het is nodig dat de ouders met elkaar leren communiceren, waarbij de ouders duidelijk aan de kinderen laten weten dat het goed is om met beide ouders contact te hebben. Daarnaast zal het door het leggen van een basis in de oudercommunicatie mogelijk zijn voor de ouders om samen te werken aan het contactherstel tussen [minderjarige 1] en haar vader en hoe dit te bewerkstelligen wanneer zij daar aan toe is.
De ouders zullen een omslag moeten maken in hun handelen en denken om samen te werken aan goed genoeg ouderschap. De Raad benadrukt dat de ondertoezichtstelling niet als doel heeft de contactmomenten tussen de kinderen en de vader af te dwingen. De Raad ziet met name dat er nog veel speelt tussen de ouders onder de oppervlakte waar nog weinig mee is gedaan. De Raad vindt dat de ouders het aan de kinderen verplicht zijn om hiermee onder begeleiding van professionals mee aan de slag te gaan. Het is nodig dat in het kader van een ondertoezichtstelling regie wordt gevoerd zodat ouders kunnen worden aangesproken op hun verantwoordelijkheden.
Tijdens het gesprek met de kinderrechter geeft [minderjarige 1] aan dat een ondertoezichtstelling voor haar geen nut heeft. Ze heeft er zelf voor gekozen na een aantal gebeurtenissen om geen contact meer meet haar vader te hebben. Ze is nu al ruim vier jaar niet meer bij hem geweest en het zou daarom raar zijn dat ze nu zou worden verplicht alsnog naar haar vader toe te gaan. [minderjarige 1] wil op den duur wanneer zij daar zelf weer behoefte aan heeft op haar eigen initiatief weer contact opnemen met haar vader. Ze woont nu bij haar moeder en haar nieuwe partner en dit gaat goed.
[minderjarige 2] vertelt tijdens het gesprek met de kinderrechter dat het goed gaat thuis. Hij zou het dan ook niet leuk vinden wanneer iemand mee komt kijken in de thuissituatie. Hij krijgt nu de vrijheid om naar zijn vader toe te gaan wanneer hij dit zelf wil. Dit vindt hij fijn omdat hij veel spanning ervaart wanneer hij naar zijn vader toe moet gaan. Hij heeft daardoor ook vaak buikpijn. Hij wil eigenlijk alleen naar zijn vader wanneer hij goed in zijn vel zit. [minderjarige 2] vindt het moeilijk om alleen met zijn vader te zijn, maar vindt het beter gaan wanneer er anderen bij zijn. [minderjarige 2] geeft aan teleurgesteld te zijn in zijn vader.
De moeder geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat zij het niet eens is met het verzoek van de Raad. Het gaat goed met de kinderen. De moeder vraagt zich af waarom dan nu een ondertoezichtstelling nodig is, terwijl dit alleen maar de druk opvoert die een negatieve werking kan hebben op de gehele situatie. Voor [minderjarige 2] geldt dat de moeder hem regelmatig aanmoedigt om contact op te nemen met zijn vader en langzaamaan ziet zij dat [minderjarige 2] zelf hier ook het initiatief in neemt. De moeder denkt dat het juist belangrijk is dat het contact met zijn vader ongedwongen blijft plaatsvinden. Zij maakt zich zorgen dat gedwongen contact ervoor zorgt dat de stijgende lijn die hij nu laat zien zal stagneren. De moeder voelt zich hierin niet gehoord. Telkens wordt weer gezegd dat het belangrijker is dat de ouders aan de communicatie dienen te werken. Volgens de moeder zijn zij en de vader niet slecht bezig, maar gaat het misschien niet geheel volgens de normen zoals deze gelden binnen hulpverleningsinstanties. In het verleden is de moeder samen met de vader een ouderschapsbemiddelingstraject ingegaan, maar in dit traject was volgens de moeder te weinig ruimte voor persoonlijke ervaring en werd teveel vanuit het boekje gehandeld. Uiteindelijk stagneerden de gesprekken door verschillende redenen en zijn de gesprekken op een later moment niet meer opgepakt. Voor nu is het voor de moeder belangrijk dat het goed gaat met de kinderen en daar is in de huidige situatie volgens haar sprake van. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zoeken zelf het contact met hun vader op wanneer zij dit aankunnen en hier ook behoefte aan hebben. Een ondertoezichtstelling is volgens de moeder dan ook niet nodig.
De vader stemt in met het verzoek van de Raad. De vader vindt het erg dat het zover is gekomen dat een ondertoezichtstelling nodig is, maar hij staat open voor het inzetten van hulpverlening. Hij hoopt dat wanneer zowel hij als de moeder zich serieus zullen inzetten in negen maanden veel bereikt kan worden. In het verleden is het niet gelukt het traject van ouderschapsbemiddeling af te ronden. De vader denkt dat het beter zou zijn wanneer hij samen met de moeder eerst fase één van het traject ouderschapsbemiddeling zou bewandelen, maar hij heeft er ook respect voor wanneer de moeder dit niet ziet zitten. De vader heeft zich lang druk gemaakt om verschillende uitspraken van de kinderen, maar de vader wil graag verder en het verleden achter zich laten. De vader vindt het fijn dat er nu af en toe weer contact is tussen hem en [minderjarige 2] en dat [minderjarige 2] nu ook op eigen initiatief contact met hem opneemt. De vader weet zelf niet meer goed wat hij beter wel en niet kan doen om [minderjarige 2] meer te kunnen zien. Hij hoopt [minderjarige 2] meer te kunnen helpen in zijn rol als vader, bijvoorbeeld in de keuze voor een school. Ook zou hij graag, zoals in het verleden, toestemming van [minderjarige 1] willen krijgen om bij haar te mogen gaan kijken wanneer zij voetbalt, maar hij wil haar ook nu juist ruimte geven in de hoop dat zij op een later moment zelf weer met hem contact zoekt.
De GI geeft tijdens de mondelinge behandeling aan dat er direct een gezinsmanager beschikbaar is die de ondertoezichtstelling kan uitvoeren. De GI vraagt zich wel af of een ondertoezichtstelling van toegevoegde waarde zal zijn voor met name [minderjarige 1] . De GI deelt de zorgen van de Raad over [minderjarige 1] wat betreft haar identiteitsontwikkeling wanneer zij geen contact heeft met een van haar ouders, maar gelet op haar leeftijd telt de mening van [minderjarige 1] hierin ook zwaar mee. Ook voor [minderjarige 2] deelt de GI de zorgen zoals de Raad deze heeft verwoord, maar ziet ook dat al veel hulp in het vrijwillige kader is ingezet wat niet tot het gewenst resultaat heeft geleid. De GI ziet dat het vertrouwen tussen de ouders is geschaad en verandering in de situatie zal er alleen komen op het moment dat beide ouders bereid zijn hieraan mee te werken.

De beoordeling

Wettelijk kader
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
Ondertoezichtstelling [minderjarige 2]
Op basis van de stukken en de informatie die gedeeld is tijdens de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat ten aanzien van [minderjarige 2] is voldaan aan de wettelijke vereisten zoals genoemd in artikel 1:255 BW. [minderjarige 2] zit klem tussen zijn beide ouders waardoor hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Hij ervaart spanning op het moment dat hij naar zijn vader toe gaat. Hij heeft dan last van buikpijn en zit dan niet lekker in zijn vel. Dit zijn duidelijke signalen dat de gehele situatie veel impact heeft op [minderjarige 2] . Hij heeft er veel last van. Het lijkt er op dat [minderjarige 2] zich, net als zijn zus [minderjarige 1] , genoodzaakt voelt om te moeten kiezen tussen zijn ouders. De kinderrechter vindt dat hierdoor [minderjarige 2] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
In het vrijwillig kader heeft de inzet van hulpverlening niet geleid tot gewenste resultaten. De ouderschapsbemiddeling is vanwege verschillende redenen niet doorgezet en het lukt de ouders op dit moment niet zelf om tot verbetering van de oudercommunicatie te komen. Voor [minderjarige 2] geldt dat hij dertien jaar is en de ouders door zijn leeftijd nog veel over hem moeten communiceren. Het is daarom belangrijk dat de ouders onder begeleiding van een professional alsnog aan de slag gaan om de communicatie tussen hen te verbeteren. Daarnaast ziet de kinderrechter dat [minderjarige 2] er baat bij kan hebben met een professional te praten over zijn relatie met zijn vader. Zo lukt het [minderjarige 2] wellicht beter de gehele situatie te begrijpen en ziet hij hopelijk minder op tegen het contact met zijn vader. De kinderrechter benadrukt dat in het contact met vader rekening moet worden gehouden met het tempo van [minderjarige 2] . Het contact dient op een ongedwongen manier plaats te vinden, waarbij [minderjarige 2] de ruimte moet krijgen om zijn gevoelens hierover te kunnen delen. De kinderrechter wil dat er daarom regie wordt gevoerd door een derde neutrale professional die de belangen van [minderjarige 2] waarborgt, maar ook in gesprek gaat met de ouders. De kinderrechter zal [minderjarige 2] daarom onder toezicht stellen voor de duur van negen maanden.
De kinderrechter zal de beslissing op dit punt uitvoerbaar bij voorraad verklaren omdat het voor de ontwikkeling van [minderjarige 2] noodzakelijk is dat de beslissing ondanks een eventueel hoger beroep meteen uitgevoerd kan worden.
Ondertoezichtstelling [minderjarige 1]
Ten aanzien van [minderjarige 1] stelt de kinderrechter vast dat [minderjarige 1] vier jaar geleden de keuze heeft gemaakt om geen contact meer met haar vader te willen hebben. Dit heeft zij ook zo tegen de kinderrechter verteld. De kinderrechter is het eens met zowel de Raad als de GI dat het niet zien van één van de ouders zorgelijk is, omdat [minderjarige 1] zo mogelijk wordt belemmerd in haar identiteitsontwikkeling. Aan de andere kant ziet de kinderrechter ook een bijna 17-jarige jeugdige die een zeer sterke mening heeft. [minderjarige 1] is standvastig in haar mening contact met haar vader te zullen zoeken op het moment dat zij daar ruimte voor voelt. Alhoewel de kinderrechter graag had gezien dat [minderjarige 1] die ruimte op dit moment al voelt, is voor haar voldoende komen vast te staan dat zij op dit moment die ruimte niet ervaart. [minderjarige 1] heeft met name rust nodig om die ruimte op den duur wel te krijgen. Een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] voert mogelijk juist de druk bij haar op om te werken aan contactherstel met haar vader wat een averechts effect kan hebben in haar proces. Daarnaast vertrouwt de kinderrechter [minderjarige 1] dat zij weer contact met haar vader zal zoeken wanneer zij wel die ruimte daarvoor heeft gevonden en daar ook behoefte aan heeft.
De vader heeft tijdens de mondelinge behandeling ook bevestigd dat hij geen nakoming van de omgangsregeling zal vorderen en [minderjarige 1] de ruimte zal blijven geven zolang zij dit nodig heeft. De kinderrechter vindt dit bewonderenswaardig nu zij ook het verlangen van de vader ziet om contact met zijn dochter te hebben.
De Raad heeft aangegeven dat een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] ook nodig is voor de oudercommunicatie over [minderjarige 1] . De kinderrechter stelt vast dat [minderjarige 1] al bijna 17 jaar oud is en zodoende bijna meerderjarig. Daarnaast zal in het kader van de ondertoezichtstelling van [minderjarige 2] gewerkt worden aan de oudercommunicatie. Op die wijze zal indirect ook aandacht zijn voor de oudercommunicatie over [minderjarige 1] . Verder stelt de kinderrechter vast dat niet als doel op zich is opgenomen het contactherstel met de vader. Enkel het creëren van voldoende ruimte voor [minderjarige 1] om een positief contact met beide ouders aan te gaan en te onderhouden.
De kinderrechter vindt dat een ondertoezichtstelling voor [minderjarige 1] zich dan ook niet verhoudt tot de eerder genoemde zorgen over haar. De kinderrechter zal daarom [minderjarige 1] niet onder toezicht stellen en het verzoek van de Raad op dit punt afwijzen. De kinderrechter gaat ervan uit dat de ouders (samen met de dan eventuele betrokken hulpverlening) zich zullen inspannen om [minderjarige 1] te ondersteunen en contactherstel met haar vader te bewerkstelligen wanneer zij dit wenst.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming West Zeeland met ingang van 9 november 2021 en tot 9 augustus 2022;
verklaart deze beschikking tot zo ver uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] af.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021 door mr. E.J. Zuijdweg, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.C. Cornelisse, als griffier.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 23 november 2021.
(EC)
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.