ECLI:NL:RBZWB:2021:6142

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2021
Publicatiedatum
2 december 2021
Zaaknummer
02/209360-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van benzine meermalen gepleegd door verdachte

Op 2 december 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen diefstal van benzine. De verdachte heeft op verschillende momenten en locaties in Nederland benzine getankt zonder te betalen, in totaal 23 keer, tussen 10 november 2019 en 16 juli 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen, waaronder aangiften van benzinestations en camerabeelden, en de verdachte heeft een bekennende verklaring afgelegd. De verdediging heeft betoogd dat enkele diefstallen niet bewezen konden worden, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de diefstallen, met uitzondering van de diefstal op 27 juli 2021, waarvoor hij is vrijgesproken.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 308 dagen, waarvan 201 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de persoonlijke problematiek van de verdachte en heeft zij bijzondere voorwaarden verbonden aan het voorwaardelijke strafdeel, waaronder een meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan een benadeelde partij, een tankstation, voor de geleden schade door de diefstal. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de zaak is behandeld op tegenspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/209360-21
vonnis van de meervoudige kamer van 2 december 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1988 in [geboorteland]
niet als ingezetene in de basisadministratie persoonsgegevens ingeschreven, en zonder bekende feitelijke woon- of verblijfplaats in Nederland
postadres: [postadres]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Dordrecht
raadsvrouw mr. S. van Minderhout, advocaat te Breda

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. T. Kint, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op verschillende momenten en plaatsen benzine heeft getankt zonder daarvoor te betalen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich 23 keer schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van hoeveelheden benzine. Zij baseert zich daarbij op de verschillende aangiften, de processen-verbaal met betrekking tot het uitkijken van de camerabeelden, alsmede de bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is met de officier van justitie van mening dat de diefstallen gepleegd op 10 juni 2021 en 13 juni 2021 niet bewezen kunnen worden verklaard. Daarnaast is de verdediging van mening dat de rechtbank ook niet tot een bewezenverklaring kan komen van de diefstallen gepleegd op 19 juli 2021 en 27 juli 2021 omdat deze buiten de tenlastegelegde periode vallen. De verdediging heeft zich voor de overige ten laste gelegde diefstallen gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Aangezien verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering en acht de rechtbank dat feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de (digitale) aangifte van [naam 1] , namens [tankstation 1] te Nieuwengein (diefstal 10 november 2019);
- de (digitale) aangifte van [naam 2] , namens [tankstation 2] te Gilze (diefstal 10 november 2019);
- de aangifte van [naam 3] , namens [tankstation 3] te Rucphen (diefstal 29 november 2019);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 1] te Nieuwegein (diefstal 2 december 2019);
- de aangifte van [naam 5] , namens [bedrijf 1] te Afferden, gemeente Druten (diefstal 9 december 2019);
- de (digitale) aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 4] te Utrecht (diefstal 29 juni 2020);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 5] te Utrecht (diefstal 6 juli 2020);
- de aangifte van [naam 6] , namens [tankstation 6] te Utrecht (diefstal 8 augustus 2020);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 7] te Wateringen (diefstal 11 november 2020);
- de aangifte van [naam 7] , namens [tankstation 8] te Harmelen (diefstal 2 december 2020);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 1] te Nieuwegein (diefstal 5 december 2020);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 3] te Rucphen (diefstal 15 februari 2021);
- de aangifte van [naam 4] , namens [bedrijf 2] (conform KvK: [tankstation 9] ) te Breda (diefstal 24 februari 2021);
- de aangifte van [naam 4] , namens [bedrijf 3] (conform KvK: [tankstation 10] ) te Hoogblokland, gemeente Molenlanden (diefstal 25 februari 2021);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 11] te Nieuwegein (diefstal 26 februari 2021);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 7] te Wateringen (diefstal 27 mei 2021);
- de (digitale) aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 12] te Rhoon (diefstal 3 juni 2021);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 3] te Rucphen (diefstal 22 juni 2021);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 13] te Roosendaal (diefstal 6 juli 2021);
- de aangifte van [naam 7] , namens [tankstation 14] te Harmelen (diefstal 8 juli 2021);
- de aangifte van [naam 4] namens [tankstation 3] te Rucphen (diefstal 16 juli 2021);
- de aangifte van [naam 4] , namens [tankstation 15] te Etten-Leur (diefstal 19 juli 2021);
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 18 november 2021.
De rechtbank is, anders dan de verdediging betoogt, van oordeel dat in de omschrijving in of omstreeks de periode van 10 november 2019 tot en met 16 juli 2021, de datum van 19 juli 2021 gelezen kan worden. De datum van 27 juli 2021 acht de rechtbank in een te ver verwijderd verband staan om aan deze omschrijving te kunnen voldoen, zodat verdachte van de diefstal gepleegd op 27 juli 2021 zal worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
In de tenlastelegging zijn slechts een aantal plaatsen en met naam genoemde tankstations opgenomen, maar de rechtbank constateert dat het veel meer plaatsen en tankstations betreft en acht dat gelet op het dossier en het verhandelde ter terechtzitting ook wettig en overtuigend bewezen. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding de bewezenverklaring als volgt in te kleden.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen omstreeks de periode van 10 november 2019 tot en met 16 juli 2021 in Nederland, telkens hoeveelheden benzine, die aan een ander toebehoorden
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 368 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 218 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar met de bijzondere voorwaarden:
- meldplicht bij de reclassering;
- ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
- andere voorwaarden het gedrag betreffende:
 meewerken aan middelencontrole (urineonderzoek en ademonderzoek) en
 binnen 7 dagen na vrijlating inschrijven bij BRP of kunnen aantonen dat een en ander in gang is gezet bij de gemeente van inschrijving.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt met name bijzonder gewicht toe te kennen aan de preventie. Op het moment dat verdachte werd aangehouden zat hij in een vicieuze cirkel, waarin hij afwisselend werk en onderdak had en was er sprake van drugsgebruik. Dit heeft ertoe geleid dat zijn dochter uit huis is geplaatst. Verdachte is bijzonder gemotiveerd om orde op zaken te stellen om zijn gezin te kunnen herenigen. Hij is op dit moment clean en heeft een adres geregeld waar hij zich na zijn detentie zal inschrijven. Verdachte is bereid om zich aan alle gevorderde bijzondere voorwaarden te houden. De verdediging verzoekt het onvoorwaardelijke deel van gevangenisstraf gelijk te stellen aan het voorarrest en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte het voorwaardelijk deel te matigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van brandstof, door tweeëntwintig keer te tanken zonder te betalen. De uitbaters van de benzinestations waar verdachte de brandstof heeft gestolen, hebben hierdoor financiële schade geleden en overlast door het gedrag van verdachte ondervonden. De verdachte heeft ten tijde van het plegen van de strafbare feiten slechts oog gehad voor zijn eigen financiële positie.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 21 oktober 2021 blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het reclasseringsadvies van 17 november 2021, waarin wordt geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en meewerken aan middelencontrole.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte vanaf het moment van zijn aanhouding openheid van zaken heeft gegeven.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 308 dagen, met aftrek van voorarrest, noodzakelijk is. Dit is gebaseerd op 22 diefstallen, waarbij voor elke diefstal twee weken gevangenisstraf geldt. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 201 dagen voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen en dit maakt een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk. De rechtbank acht het gelet op de persoonlijke problematiek van verdachte van belang dat hij begeleiding krijgt. Daarom zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd (en door de reclassering geadviseerd) aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [tankstation 14] vordert een schadevergoeding van € 121,21 (te weten € 84,21 benzinekosten plus € 37,- administratiekosten).
De rechtbank gaat voorbij aan het betoog van de verdediging dat het rechtstreeks gevolg niet is vast te stellen omdat ergens op het voorgedrukt formulier een onjuiste pleegplaats en
-datum staan vermeld, nu duidelijk blijkt uit alle overige ingevulde gegevens en de bijlagen dat de vordering betrekking heeft op de diefstal die is gepleegd op 8 juli 2021 in Harmelen.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag aan benzine is echter opgevoerd inclusief BTW. Aangezien de benadeelde partij dit bedrag kan verhalen, zal de rechtbank het bedrag aan benzine met 21% verlagen. De door de benadeelde gevorderde vergoeding van schade acht de rechtbank dan ook toewijsbaar tot een bedrag van € 103,53, te vermeerderen met de wettelijke rente. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde feit. Dat de administratiekosten per ongeluk in het verkeerde vak, te weten onder immateriële kosten, zijn ingevuld, doet hier niet aan af. De rechtbank zal de vordering voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Diefstal, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 308 dagen, waarvan 201 voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van het vonnis zal melden bij Emergis GGZ verslavingsreclassering te Kloetinge en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Emergis GGZ en/of Antes GGZ, danwel een soortgelijke zorgverlener te bepalen door de reclassering. De behandeling zal starten op aangeven van zijn behandelaar en de gehele proeftijd duren, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte zich zal houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, waarbij het innemen van medicijnen onderdeel kan zijn van de behandeling;
* dat verdachte, indien de voor indicatie verantwoordelijke instelling een kortdurende klinische opname indiceert, zich gedurende de proeftijd zal laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing voor de maximale duur van zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
* dat verdachte gedurende de proeftijd zal mee te werken aan de controle van het gebruik van heroïne en amfetamine, waarbij de reclassering een urineonderzoek of ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken, zo frequent als de reclassering nodig acht;
* dat verdachte binnen zeven dagen na vrijlating kan aantonen dat hij zijn inschrijving bij BRP in gang heeft gezet;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft op de voorlopige hechtenis van verdachte zodra deze gelijk is geworden aan de opgelegde straf;
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [tankstation 14] van
€ 103,53, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 juli 2021 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [tankstation 14] , € 103,53, te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 juli 2021 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.H. Goossens, voorzitter, mr. D. van Kralingen en
mr. A. Hello, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.M.J.H. van den Hurk-Van der Zanden, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 december 2021.

10.Bijlage I

De tenlastelegging
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 november 2019
tot en met 16 juli 2021 te Gilze en/of Nieuwegein en/of Rucphen, gemeente
St. Willebrord en/of Harmelen, gemeente Woerden en/of Wateringen en/of
Roosendaal, althans in Nederland, (telkens) hoeveelheden benzine, in elk geval
enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan [tankstation 3] en/of [tankstation 8]
en/of [tankstation 13] en/of [tankstation 7] en/of [tankstation 11] en/of [tankstation 16]
en/of [tankstation 1] en/of [tankstation 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(art 310 Wetboek van Strafrecht)