In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2021, stond de verdachte terecht voor het niet verlenen van voorrang aan een quad, wat resulteerde in een verkeersongeval waarbij de passagier van de quad overleed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op 27 augustus 2019 met zijn personenauto de Tramsingel in Breda opreed, niet schuldig was aan schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor dit artikel, maar de rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van aanmerkelijke onvoorzichtigheid aan de zijde van de verdachte. De rechtbank stelde vast dat de verdachte de nodige voorzichtigheid had betracht en dat het ongeval het gevolg was van een moment van onoplettendheid, wat niet voldoende was voor een veroordeling onder artikel 6.
De rechtbank oordeelde echter wel dat de verdachte artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 had overtreden door geen voorrang te verlenen aan de quad. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 250,00. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de impact van het ongeval op zijn leven. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de rechtbank oordeelde dat de verkeersfout van de verdachte in deze situatie in zo geringe mate had bijgedragen aan het ongeval dat de gevolgen daarvan niet aan hem konden worden toegerekend.