Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
raadsman mr. M.G. Eckhardt, advocaat te ’s-Gravenhage.
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
3 oktober 2019 blijkt dat [slachtoffer] als gevolg van het ongeval, kort samengevat, onder meer ernstig schedelhersenletsel, bestaande uit bloedingen buiten de hersenen, een hersenkneuzing en schedelfracturen, heeft opgelopen en dat hij waarschijnlijk nooit meer voor zichzelf zal kunnen zorgen. De rechtbank is van oordeel dat dit letsel, gelet op de aard en de gevolgen daarvan, als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Dit is ook niet door de verdediging betwist.
5.De strafbaarheid
6.De strafoplegging
7.De wettelijke voorschriften
8.De beslissing
ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt
toegebracht;
een taakstraf van 160 uren;
vervangende hechteniszal worden toegepast van
80 dagen;
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
mr. B.A.S.E. Maandag, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 1 december 2021.