ECLI:NL:RBZWB:2021:6082

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
AWB- 20_10272
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursrechtelijke procedure inzake handhaving en omgevingsvergunning voor huisvesting arbeidsmigranten

Op 16 oktober 2019 diende eiseres sub 2 een verzoek in bij het college van burgemeester en wethouders om handhavend op te treden tegen het gebruik van een woning door zeven arbeidsmigranten, wat in strijd was met het bestemmingsplan. Het college wees dit verzoek gedeeltelijk af op 18 december 2019. Eiseressen, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. I.E. Nauta, maakten bezwaar tegen deze afwijzing en tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het gebruik van de woning door vier personen. Het college verklaarde de bezwaren ongegrond bij besluit van 11 november 2020, waarna eiseressen beroep instelden bij de rechtbank.

De rechtbank behandelde de zaak op 15 oktober 2021. Eiseres sub 1 werd niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep, omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 18 december 2019. De rechtbank oordeelde dat het college de omgevingsvergunning voor de huisvesting van vier personen in de woning terecht had verleend, omdat het gebruik niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank volgde het standpunt van het college dat de woning in een gemengd gebied ligt en dat de richtafstand tussen de horecafunctie en de woonfunctie aanvaardbaar was.

De rechtbank concludeerde dat de belangen van de eiseressen niet zwaarder wogen dan de belangen van de vergunninghoudster en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 26 november 2021, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10272 GEMWT

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 november 2021 in de zaak tussen

1. [naam eiseres 1]te [naam woonplaats] , eiseres sub 1;
2. [naam eiseres 2]eiseres sub 2,
gemachtigde: mr. I.E. Nauta,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [plaatsnaam] , verweerder.

Als derde partij heeft aan het geding deelgenomen:
[naam vergunninghoudster], te [naam woonplaats] (vergunninghoudster)
gemachtigde: [naam gemachtigde] .

Procesverloop

Op 16 oktober 2019 heeft eiseres sub 2 bij het college een verzoek ingediend om handhavend op te treden tegen het gebruik van de woning [adres 1] . Het pand is in gebruik genomen door zeven arbeidsmigranten, wat in strijd is met het bestemmingsplan.
Bij besluit van 18 december 2019 heeft het college het verzoek om handhaving gedeeltelijk afgewezen, te weten voor zover het gaat over het verblijf van maximaal vier arbeidsmigranten. Op 29 januari 2020 heeft (de gemachtigde van) eiseres sub 2 bezwaar ingediend tegen de gedeeltelijke afwijzing van het handhavingsverzoek.
Op 24 december 2019 heeft [naam vergunninghoudster] een aanvraag ingediend voor een omgevingsvergunning voor het mogen gebruiken van het pand voor huisvesting van vier personen (die niet samen één huishouden vormen).
Bij besluit van 3 april 2020 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend.
Op 12 mei 2020 heeft de gemachtigde van eiseressen hiertegen een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 11 november 2020 (bestreden besluit), gericht aan de gemachtigde van eiseressen, heeft het college de bezwaren van eiseressen tegen de besluiten van 18 december 2019 en 3 april 2020 ongegrond verklaard.
Eiseressen hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 15 oktober 2021. Eiseressen zijn daarbij vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. I.E. Nauta. Daarnaast is eiseres sub 2 ook in persoon verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam vertegenwoordiger college] en [naam vertegenwoordiger college] . Derde partij heeft zich doen vertegenwoordigen door [naam gemachtigde] en [naam gemachtigde] .

Overwegingen

Ontvankelijkheid eiseres sub 1
1. Het handhavingsverzoek en het bezwaar tegen de gedeeltelijke afwijzing ervan is ingediend door eiseres sub 2. Eiseres sub 1 heeft geen bezwaarschrift ingediend tegen de afwijzing van de handhaving. Ingevolge de artikelen 8:1 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, bezwaar te maken. Omdat eiseres sub 1 geen bezwaar heeft gemaakt tegen het besluit van 18 december 2019 zal zij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar beroep voor zover dit beroep betrekking heeft op het besluit van 18 december 2019.
Omgevingsvergunning
2.1
Ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan ‘Buitengebied, 2e herziening’ (2017) heeft het perceel [adres 1] de bestemming ‘Horeca’ met de aanduiding ‘Specifieke vorm van horeca – 1’. Oorspronkelijk is het pand aan de [adres 1] gebouwd als de bedrijfswoning van de naastgelegen horecavoorziening [naam eiseres 1] . Ook een tankstation behoorde tot het complex, maar de exploitatie daarvan is intussen in handen van derden. [naam eiseres 1] is een restaurant met motel en zalenverhuur op het adres [adres 2] 12. Eiseres sub 2 is directeur van [naam eiseres 1] . De bedrijfswoning [adres 1] is in eigendom van derde partij die het pand verhuurt aan een detacheringsbureau.
De constatering dat de woning [adres 1] door het detacheringsbureau in gebruik is genomen voor het huisvesten van arbeidsmigranten en het op die huisvesting betrekking hebbende verzoek om handhavend op te treden, hebben geleid tot legalisering van het gebruik van de woning voor maximaal vier personen (die niet samen één huishouden vormen) door het verlenen van een omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan. Daarbij heeft het college toepassing gegeven aan artikel 2.12, lid 1, onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) in samenhang met artikel 4, lid 9, van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor).
2.2
Artikel 4, lid 9, van Bijlage II bij het Bor, biedt de mogelijkheid om af te wijken van het bestemmingsplan ten behoeve van het gebruiken van bouwwerken en van bij die bouwwerken aansluitend terrein.
Uit artikel 2.12, eerste lid, van de Wabo vloeit voort dat een omgevingsvergunning voor een dergelijke afwijking slechts kan worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.
3. Eiseressen hebben aangevoerd dat de afwijking van het bestemmingsplan niet getuigt van een goede ruimtelijke ordening omdat daarmee binnen een afstand van 10 meter van het horecabedrijf burgerbewoning wordt toegestaan. In dit verband hebben zij betoogd dat hun bedrijf moet worden aangemerkt als een categorie 2-inrichting als bedoeld in de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering” (hierna: de Handreiking). Eiseressen hebben er op gewezen dat hun bedrijf de bestemming ‘Horeca’ heeft met de aanduiding ‘Specifieke vorm van horeca – 1’. Ingevolge artikel 14.1 sub b van het bestemmingsplan zijn zodanig aangeduide gronden tevens bestemd voor zalenverhuur tot en met categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten en is er daarom onvoldoende afstand tussen de horecafunctie en de woonfunctie. Eiseressen vrezen dat ze in hun bedrijfsvoering worden beperkt door de vergunde nieuwe woonsituatie.
4.1
De rechtbank overweegt dat het college het door derde partij beoogde gebruik voor huisvesting van vier personen heeft getoetst aan de Handreiking. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de omgeving van de woning [adres 1] terecht aangemerkt als "gemengd gebied". De woning ligt tussen het horecabedrijf van eiseressen en het tankstation aan een hoofdontsluiting van [plaatsnaam] en [plaatsnaam] , tegenover het bedrijventerrein aan de andere zijde van de [adres 2] . Ter zitting hebben eiseressen overigens erkend dat de omgeving niet aangemerkt kan worden als een “rustige woonwijk”. Bij “gemengd gebied” geldt voor het aspect geluid een richtafstand van 10 meter tussen bedrijven van milieucategorie 2 en woningen. Die richtafstand bedraagt 0 meter indien het een bedrijf van milieucategorie 1 betreft.
4.2
Voorts overweegt de rechtbank dat in de Staat van Horeca-activiteiten in bijlage 5 bij het bestemmingsplan onder ‘middelzware horeca – categorie 2’ wordt verstaan: ‘bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, grillroom en zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen)’. Dat zalenverhuur in het bestemmingsplan wordt aangemerkt als ‘middelzware horeca – categorie 2’ betekent niet dat de desbetreffende activiteiten de inrichting van eiseressen kwalificeren als milieucategorie 2 als bedoeld in de Handreiking. Hun horecabedrijf kan meer op één lijn gesteld worden met de in milieucategorie 1 genoemde café/bar, conferentieoord of congrescentrum dan met de in milieucategorie 2 ingedeelde discotheek of muziekcafé. Dit betekent dat de rechtbank het college kan volgen in het standpunt dat de richtafstand 0 meter bedraagt en dat met de realisatie van de beoogde woonfunctie voor vier personen sprake blijft van een aanvaardbaar woon- leef- en ondernemersklimaat.
4.3
Met betrekking tot de vrees van eiseressen dat hun bedrijfsvoering wordt beperkt door de huisvesting van vier personen in het pand [adres 1] overweegt de rechtbank dat dit een bedrijfswoning is die behoort bij het horecabedrijf. Volgens eiseressen werd de bedrijfswoning na de afsplitsing van het tankstation jarenlang bewoond door een pompbediende. Na diens vertrek is de bedrijfswoning geschikt gemaakt voor en betrokken door arbeidsmigranten. Daarmee staat vast dat de woning al vele jaren niet meer in gebruik is als dienst- of bedrijfswoning, maar wordt bewoond door personen die geen relatie hebben met het horecabedrijf. Blijkens onder meer de uitspraak van de AbRS van 23 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2235, zijn de begrippen dienstwoning en bedrijfswoning in het Activiteitenbesluit niet gedefinieerd en is bij de vraag of aan een hindergevoelig object bescherming toekomt niet de planologische status van dit object doorslaggevend maar het feitelijk gebruik dat hiervan wordt gemaakt. Omdat het feitelijk gebruik van de woning [adres 1] niet als dienst- of bedrijfswoning kan worden aangemerkt zijn de geluidswaarden van artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit hierop van toepassing. Het geluidniveau van [naam eiseres 1] mocht deze waarden tot op heden niet overschrijden en door de komst van vier bewoners in het pand [adres 1] verandert er in dit opzicht niets voor eiseressen.
5. Het college heeft bij de vergunningverlening aangesloten bij het Regionaal beleidskader huisvesting arbeidsmigranten. Op grond van dit beleid is de huisvesting van arbeidsmigranten in reguliere woningen toegestaan mits het gaat om maximaal vier personen per woning. Volgens eiseressen geldt dit beleid voor reguliere woningen terwijl het pand [adres 1] een bedrijfswoning betreft, maar deze stelling – wat daar verder ook van zij – neemt niet weg dat het Regionaal beleidskader ook geen belemmering vormt om arbeidsmigranten te huisvesten in bedrijfswoningen. Overigens heeft het college aangegeven dat de term ‘reguliere woningen’ in het beleidskader is bedoeld om onderscheid te maken met andere in dat beleid genoemde objecten, zoals caravans en recreatiewoningen.
6. Het vorenstaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat niet gezegd kan worden dat verweerder, bij afweging van alle betrokken belangen, niet in redelijkheid de gevraagde omgevingsvergunning heeft kunnen verlenen. Het beroep van eiseressen, voor zover gericht tegen de verlening van de omgevingsvergunning van 3 april 2020, zal daarom ongegrond verklaard worden.
Handhavingsverzoek
7. Gegeven deze uitkomst acht de rechtbank het niet onredelijk dat het college het verzoek van eiseres sub 2 om handhavend op te treden heeft afgewezen voor zover de bewoning plaatsvindt door maximaal 4 personen. Nu de door het college verleende omgevingsvergunning voor gebruik in strijd met het bestemmingsplan stand houdt, is immers geen sprake (meer) van een overtreding. Het beroep van eiseres sub 2, voor zover gericht tegen deze afwijzing, zal daarom ongegrond verklaard worden.
8. Er is geen reden voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart eiseres sub 1 niet-ontvankelijk in haar beroep voor zover dit beroep betrekking heeft op het besluit van 18 december 2019;
  • verklaart de beroepen voor het overige ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.M.J. Kok, rechter, in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, op 26 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
P.H.M. Verdonschot, griffier G.M.J. Kok, rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.