Op 16 oktober 2019 diende eiseres sub 2 een verzoek in bij het college van burgemeester en wethouders om handhavend op te treden tegen het gebruik van een woning door zeven arbeidsmigranten, wat in strijd was met het bestemmingsplan. Het college wees dit verzoek gedeeltelijk af op 18 december 2019. Eiseressen, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. I.E. Nauta, maakten bezwaar tegen deze afwijzing en tegen de verlening van een omgevingsvergunning voor het gebruik van de woning door vier personen. Het college verklaarde de bezwaren ongegrond bij besluit van 11 november 2020, waarna eiseressen beroep instelden bij de rechtbank.
De rechtbank behandelde de zaak op 15 oktober 2021. Eiseres sub 1 werd niet-ontvankelijk verklaard in haar beroep, omdat zij geen bezwaar had gemaakt tegen het besluit van 18 december 2019. De rechtbank oordeelde dat het college de omgevingsvergunning voor de huisvesting van vier personen in de woning terecht had verleend, omdat het gebruik niet in strijd was met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank volgde het standpunt van het college dat de woning in een gemengd gebied ligt en dat de richtafstand tussen de horecafunctie en de woonfunctie aanvaardbaar was.
De rechtbank concludeerde dat de belangen van de eiseressen niet zwaarder wogen dan de belangen van de vergunninghoudster en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 26 november 2021, en partijen werden geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.