ECLI:NL:RBZWB:2021:6078

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 november 2021
Publicatiedatum
30 november 2021
Zaaknummer
AWB- 21_1063
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om veroordeling in proceskosten na intrekking beroep inzake NOW-1 tegemoetkoming

In deze zaak heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 februari 2021, dat betrekking heeft op de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (NOW-1). Op 15 oktober 2021 heeft de minister het bestreden besluit gewijzigd. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van de minister in de proceskosten. De minister heeft in een brief van 10 november 2021 aangegeven zich te kunnen vinden in een veroordeling in de proceskosten van het beroep.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank overweegt dat, volgens artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb, de rechtbank het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen. De rechtbank concludeert dat de minister gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om de minister te veroordelen in de proceskosten.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat de minister op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 360,00 aan verzoekster dient te vergoeden, wat al door de minister is toegezegd. De rechtbank stelt de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,00, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank beslist dat de minister in de proceskosten van verzoekster wordt veroordeeld tot een bedrag van € 748,00.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/1063 Now
uitspraak van 26 november 2021 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[naam verzoekster] , te [naam woonplaats] , verzoekster,

gemachtigde: mr.A.E.E. Vollebrecht,
en

de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 februari 2021 (bestreden besluit) van de minister inzake de definitieve vaststelling van de tegemoetkoming in de loonkosten op grond van de Tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid (Now-1).
Bij besluit van 15 oktober 2021 heeft de minister het bestreden besluit gewijzigd. Vervolgens heeft verzoekster het beroep ingetrokken, met het verzoek de minister te veroordelen in de proceskosten. De minister heeft in zijn brief van 10 november 2021 gesteld zich te kunnen vinden in een veroordeling in de proceskosten van beroep.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 15 oktober 2021 dat de minister in ieder geval gedeeltelijk aan verzoekster is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding de minister te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten.
Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 748,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 748,00).
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat de minister op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 360,00 aan verzoekster dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is. Overigens heeft de minister al toegezegd dit bedrag te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de minister in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 748,00
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 26 november 2021 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.