In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2021, is de verdachte beschuldigd van het opzettelijk negeren van een wegafzetting, waardoor levensgevaar voor anderen is ontstaan. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 17 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. M.E.W.G. Stals, en de verdachte hun standpunten kenbaar maakten. De verdachte heeft bekend de wegafzetting te hebben genegeerd en reed met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur de snelweg op, zonder haar snelheid te minderen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het overtreden van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994, wat resulteerde in een levensgevaarlijke situatie voor andere weggebruikers, waaronder een weginspecteur en een berger die op de vluchtstrook stonden.
De rechtbank legde de verdachte een taakstraf van 80 uur op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis van 40 dagen, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor zes maanden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van € 1.400,- aan immateriële schadevergoeding aan de benadeelde partij, die psychische gevolgen had ondervonden van het handelen van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de ernst van de normschending en de gevolgen voor de benadeelde partij de toewijzing van de schadevergoeding rechtvaardigden. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 9, 22c, 22d en 36f van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.