ECLI:NL:RBZWB:2021:6062

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2021
Publicatiedatum
29 november 2021
Zaaknummer
02-046714-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grootschalige marktplaatsoplichting, computervredebreuk en gewoontewitwassen

Op 30 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan grootschalige marktplaatsoplichting, computervredebreuk en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1986 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almelo, werd bijgestaan door raadsman mr. R. Wouters. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 2 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. R.C.P. Rammeloo, en de verdediging hun standpunten kenbaar maakten. De tenlastelegging omvatte meerdere feiten, waaronder het gebruik van identificerende persoonsgegevens van een ander, oplichting, online handelsfraude, computervredebreuk, en gewoontewitwassen. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank achtte de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte. De rechtbank verklaarde de verdachte schuldig aan de feiten en legde een gevangenisstraf op van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder bedragen van € 119,95, € 1.593,-, en € 1.047,94. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij [Naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering, terwijl andere vorderingen wel werden toegewezen. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/046714-20
vonnis van de meervoudige kamer van 30 november 2021
in de strafzaak tegen
[Verdachte]
geboren te [Geboorteplaats] op [Geboortedag] 1986,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almelo,
te 7601 PB Almelo, Bornsestraat 333,
raadsman mr. R. Wouters, advocaat te Middelburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2021, waarbij de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
feit 1;gebruik heeft gemaakt van identificerende persoonsgegevens van een ander;
samen met een ander of anderen:
feit 2; zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting;
feit 3;zich schuldig heeft gemaakt aan online handelsfraude;
feit 4; zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk;
feit 5; gegevens ( [Naam 18] ) onbruikbaar heeft gemaakt;
feit 6; niet-openbare gegevens (inlognamen en/of wachtwoorden) heeft geheeld;
feit 7; van het witwassen van geldbedragen een gewoonte heeft gemaakt.

3.De voorvragen

De geldigheid van de dagvaarding.
Verdachte wordt onder de feiten 4 en 5 verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk en dat hij gegevens ( [Naam 18] ) onbruikbaar heeft gemaakt. De raadsman heeft aangevoerd dat de dagvaarding in zoverre partieel nietig moet worden verklaard nu in de tenlastelegging niet concreet is gemaakt om welke [Naam 18] , gebruikersnamen of wachtwoorden het gaat en dat ook niet is gekwalificeerd wanneer en hoe dit is gebeurd.
De rechtbank stelt vast dat uit de tenlastelegging niet blijkt om welke [Naam 18] het precies gaat. Volgens vaste jurisprudentie kan een tenlastelegging onder die omstandigheden toch geldig worden geacht, wanneer uit het procesdossier in voldoende mate blijkt wat de opsteller van de tenlastelegging heeft bedoeld en het voor verdachte en de verdediging daarom duidelijk moet zijn waar de verdenking op ziet. De rechtbank is van oordeel dat hier in het onderhavige geval sprake van is. De rechtbank kent bij dat oordeel ook gewicht toe aan de bekennende verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting.
De rechtbank verklaart de dagvaarding geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen omdat verdachte (in de kern) alle feiten ter zitting heeft bekend. Bij een aantal deelaspecten van de tenlastelegging heeft de raadsman kanttekeningen geplaatst.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
feit 1; bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu verdachte dit feit heeft bekend en er nadien geen vrijspraak is bepleit of gevorderd, zal dit feit zonder verdere bespreking wettig en overtuigend bewezen worden verklaard en zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
feit 2; bewezenverklaring zonder nadere motivering
De rechtbank acht de ten laste gelegde oplichting in vereniging wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit feit ter zitting bekend. Nu de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
feit 3; bewezenverklaring
De rechtbank acht de ten laste gelegde online handelsfraude in vereniging wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit feit ter zitting bekend. Gezien de duur en de aard van de oplichtingen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt. Immers verdachte had in zijn telefoon zelfs een to-do lijst met daarin een tijdsplanning voor de te ondernemen stappen (advertenties zetten, bestellingen, adverteren, bestellen en e-mailen). Nu de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
voortgezette handeling: feit 2 en feit 3
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten 2 en 3 sprake is van een voortgezette handeling. Zij gaat er vanuit dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting (feit 2) en online handelsfraude (feit 3) in een aaneengesloten periode van meerdere jaren. Dat betekent dat geen sprake is van twee losstaande wilsbesluiten, maar van een zodanig verband tussen de feiten 2 en 3 dat ze kunnen worden beschouwd als een voortgezette handeling.
feit 4; bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu verdachte dit feit (computervredebreuk) heeft bekend en er nadien geen vrijspraak is bepleit of gevorderd, zal dit feit zonder verdere bespreking wettig en overtuigend bewezen worden verklaard en zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
feit 5; bewezenverklaring zonder nadere motivering
Nu verdachte dit feit (het onbruikbaar maken van [Naam 18] ) heeft bekend en er nadien geen vrijspraak is bepleit of gevorderd, zal dit feit zonder verdere bespreking wettig en overtuigend bewezen worden verklaard en zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
eendaadse samenloop: feit 4 en feit 5
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten 4 en 5 sprake is van steeds één samenstel van verschillende gedragingen die twee zelfstandige strafbare feiten opleveren. Deze gedragingen vloeien voort uit (steeds) één en hetzelfde wilsbesluit. Met deze strafbare feiten wordt hetzelfde rechtsbelang geschonden en beide feiten vallen naar maatstaven van tijd en plaats zodanig samen dat sprake is van één feit dat onder meer strafbepalingen is te rubriceren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat sprake is van eendaadse samenloop tussen de feiten 4 en 5.
feit 6; vrijspraak
Bij de Wet Computercriminaliteit III is het artikel 139g aan het Wetboek van Strafrecht toegevoegd. Uit de memorie van toelichting volgt dat met het voorgestelde artikel degene strafbaar wordt die niet-openbare gegevens, die door misdrijf zijn verkregen, verwerft, voorhanden heeft, aan een ander ter beschikking stelt, aan een ander bekend maakt of uit winstbejag voorhanden heeft of gebruikt. Hiermee wordt een voorziening getroffen voor de gevallen waarin iemand gegevens voorhanden heeft die zijn verkregen uit een misdrijf dat door een ander is begaan of waarin niet kan worden bewezen dat degene die de gegevens voorhanden heeft deze zelf door misdrijf heeft verkregen, bijvoorbeeld door het wederrechtelijk overnemen van de gegevens, al dan niet door middel van computervredebreuk. Zo worden personen strafbaar die gegevens, die uit de computer van anderen zijn ontvreemd, bekend maken aan een ander, verkopen of op internet plaatsen. Hiermee zal ook degene die zich erop beroept deze gegevens niet zelf te hebben ontvreemd maar van een derde te hebben verkregen, strafbaar zijn.
Uit de tenlastelegging blijkt dat verdachte het verwijt wordt gemaakt dat hij gestolen inlognamen en/of wachtwoorden (van email accounts en/of [Naam 18] ) voorhanden heeft gehad. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte deze inlognamen en wachtwoorden zelf heeft verworven (en dus uit eigen misdrijf heeft verkregen).
Gelet op de bedoeling van de wetgever om heling van niet-openbare gegevens strafbaar te stellen in situaties waarin niet aangetoond kan worden dat de persoon deze gegevens zelf heeft overgenomen, al dan niet na een geautomatiseerd werk te zijn binnengedrongen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van dit feit.
Daarbij heeft de rechtbank ook meegewogen dat het voor een bewezenverklaring van artikel 416 van het Wetboek van Strafecht noodzakelijk is dat het misdrijf waarvan de goederen afkomstig zijn, gepleegd is door een ander. Heling van een goed verkregen door een misdrijf dat de heler zelf heeft gepleegd of medegepleegd, valt niet onder de delictsomschrijving.
feit 7; bewezenverklaring zonder nadere motivering
De rechtbank acht het ten laste gelegde witwassen in vereniging wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft dit feit ter zitting bekend. Gezien de duur en de aard van het witwassen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte hiervan een gewoonte heeft gemaakt. Immers verdachte heeft gedurende een periode van zo’n anderhalf jaar meer dan 100 verschillende bedragen witgewassen. Nu de verdachte een bekennende verklaring heeft afgelegd, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
4.3.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
feit 1
in de periode van 1 september 2018 tot en met 27 februari 2020 te
Enschede, in elk geval Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende
persoonsgegevens, te weten de naam van [Naam 1] en de
adresgegevens en het KvK nummer en het BTW nummer van voornoemde
onderneming en de naam [Naam 2] en de naam [Naam 3] en het
adres van [Naam 3] en het KvK nummer van [Naam 3] en de naam
van [Naam 4] en de adresgegevens van voornoemde
onderneming, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, heeft gebruikt door zich
voor te doen als voornoemde ondernemingen en voornoemde persoon op
[Naam 18] waarbij hij, verdachte, goederen aanbood, met het oogmerk om zijn
identiteit te verhelen en te
misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
feit 2
op meer tijdstippen in de periode van 4 januari 2018 tot en
met 28 februari 2019 te Oudenbosch, gemeente Halderberge, en Baarle-Nassau
en Breda en Hilversum en Veenendaal en Enschede en andere
plaatsen/gemeenten in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
telkens
met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid,
een groot aantal personen, heeft bewogen tot de
afgifte van een of meer geldbedragen, waaronder de
navolgende personen, voor de navolgende geldbedragen:
- [Naam 5] , tot afgifte van 229 euro, en
- [Naam 6] , tot afgifte van 119,95 euro, en
- [Naam 7] , tot afgifte van enig geldbedrag, en
- [Naam 8] , tot afgifte van 1047,94 euro, en
- [Naam 9] , tot afgifte van 107,95 euro, en
- [Naam 10] tot afgifte van
1593euro, en
in elk geval voornoemde personen heeft bewogen tot de afgifte van een hoeveelheid
geld, door:
- gebruik te maken van een of meer (gedeeltelijk) valse namen, waaronder [Naam 11]
en [Naam 12] en [Naam 13] en [Naam 14] , en
[Naam 15] en [Naam 16] en [Naam 17] , en
- vervolgens met gebruikmaking van deze namen op het internet, te weten op de
[Website] een of meer advertenties te plaatsen waarin een of
meer goederen waaronder een Intex zwembad en/of Sonos Play 1 en een bakfiets
en Lego en een stofzuiger Dyson, te koop werden aangeboden, en
- waaronder via het e-mailadres [E-mailadres 1] en
[E-mailadres 2] en [E-mailadres 3] en de
berichtendienst van [Naam 18] en whatsapp een of meermalen contact te
onderhouden en overleg te voeren en informatie te verschaffen over de wijze
van en het tijdstip van levering en de track en trace code en betaling van
die aangeboden goederen, en
- een niet kloppende/bestaande track&trace code door te geven, en
- daarbij toe te zeggen dat deze goederen na ontvangst van betaling zouden worden
toegezonden of geleverd, en
- daarbij bankrekeningen, waaronder [Rekeningnummer 1] [Naam 12]
en [Rekeningnummer 2] [Naam 15] door te geven, waarop de te
betalen aankoopbedragen (inclusief verzendkosten) konden worden overgeboekt
en gestort en over welke rekening hij, verdachte, of zijn mededader
(s
)de
beschikking had, en
- daarbij zich voor te doen als eigenaar en als bonafide/betrouwbare
verkoper van die goederen, en
- de indruk of het vertrouwen te wekken bij voornoemde personen dat hij,
verdachte, en zijn mededader
(s
)de te koop aangeboden goederen na betaling
daadwerkelijk zouden toezenden/leveren;
feit 3
op meer tijdstippen in de periode van 1 maart 2019 tot en
met 27 februari 2020 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, een beroep of
gewoonte heeft gemaakt van het door middel van een geautomatiseerd werk,
te weten door middel van zijn, verdachtes, laptop en de servers van
[Naam 18]
van het
verkopen van goederen, onder meer een
karcher k5 premium full control plus en mobiele airco De’Longhi en Intex
TMU Ultra Pool en Airfryer en Intex bubbel jacuzzi en lego (trein) en
Een Sonos Beam,
tegen betaling met het oogmerk om zonder volledige levering zich en zijn
mededader
(s
)van de betaling van die goederen te verzekeren;
feit 4
hij op meer tijdstippen in de periode van 4 januari 2018 tot en met 27
februari 2020 te Enschede, tezamen en in vereniging met
een of meer anderen telkens opzettelijk en wederrechtelijk
in een geautomatiseerd werk, te weten:
de beveiligde marktplaatsomgeving
telkens is binnengedrongen,
- met behulp van een valse sleutel, te weten: de inloggegevens
voor verschillende [Naam 18] , de gebruikersnaam en het wachtwoord
en,
- door het aannemen van een valse hoedanigheid, te weten: zijnde geautoriseerde klanten/gebruikers van die [Naam 18] ,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) met door phishing
verkregen inloggegevens, zich toegang verschaft tot
de beveiligde marktplaatsomgeving;
feit 5
hij op één of meer tijdstippen in de periode van 4 januari 2018 tot en
met 27 februari 2020 te Enschede tezamen en in
vereniging met een of meer anderen telkens opzettelijk en
wederechtelijk gegevens die door middel van een
geautomatiseerd werk, zijnde de computersystemen van
[Naam 18] bevattende [Naam 18] ,
worden verwerkt heeft veranderd,
onbruikbaar gemaakt en ontoegankelijk gemaakt, dan wel gegevens daaraan
heeft toegevoegd, immers
hebben verdachte en zijn mededader
(s)de wachtwoorden gewijzigd
van [Naam 18] zodat de rechtmatige gebruikers van deze accounts geen
toegang meer hadden tot betreffende accounts;
feit 7
in de periode van 4 januari 2018 tot en met 27 februari 2020 te
Enschede, telkens tezamen en in vereniging met een of
meer anderen, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft
gemaakt, immers hebben verdachte en zijn mededader
(s
)telkens
vanvoorwerpen, te weten meer geldbedragen,
in elk geval een hoeveelheid geld, de herkomst,
heeft verhuld en voornoemde geldbedragen, voorhanden heeft gehad en
daarvan gebruik heeft gemaakt, terwijl hij en zijn mededader
(s
)telkens wisten
dat de geldbedragen geheel,
onmiddellijk, afkomstig
warenuit enig eigen misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat het voor verdachte, na het krijgen van gevangenisstraf op gevangenisstraf, wel duidelijk is dat misdaad niet loont en dat preventie het belangrijkst is. De raadsman verzoekt aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van de tijd die hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Een voorwaardelijke gevangenisstraf doorkruist het ingezette traject.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan onder meer marktplaatsoplichting en gewoontewitwassen. Hij heeft gedurende ruim twee jaar mensen opgelicht via [Naam 18] door goederen aan te bieden en deze goederen na ontvangst van de afgesproken betaling niet te leveren omdat de goederen niet bestonden. Verdachte is daarbij op zeer listige en bedrieglijke manier te werk gegaan. Door lang bestaande [Naam 18] van anderen, waaronder die van ondernemingen, te gebruiken, een veelheid aan valse namen te gebruiken en de geldbedragen veelal te laten storten op verschillende bankrekeningen op naam van iemand anders, heeft verdachte onopgemerkt te werk kunnen gaan. Dat verdachte dit alles zeer gewiekst heeft aangepakt blijkt wel uit het feit dat hij, zoals hij ter zitting heeft verklaard, in het register van de [Naam 19] op zoek ging naar ondernemingen met een soortgelijke naam als die van de eigenaren van de bankrekeningen. Door aldus te handelen heeft verdachte de slachtoffers financieel benadeeld en schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het economisch verkeer moet kunnen worden gesteld in de wijze waarop (via het internet) goederen worden gekocht en verkocht.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan computervredebreuk. Hij heeft ter zitting verklaard dat hij door middel van een programma het internet heeft gescand en zo een groot aantal e-mailadressen heeft verkregen. Daarmee heeft hij aan de gebruikers van deze e-mailadressen vervolgens een nagemaakt e-mailbericht, zogenaamd afkomstig van [Naam 18] , gestuurd. Door middel van deze phishingmail heeft verdachte de inloggegevens en wachtwoorden van een aantal van deze gebruikers verkregen waardoor hij gebruik kon maken van hun reeds bestaande [Naam 18] . Daarmee heeft verdachte inbreuk gemaakt op het recht van deze mensen op bescherming van gevoelige gegevens en het vertrouwen dat iedereen zou moeten kunnen hebben in het gebruik van internet.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen door met het geld van de slachtoffers te voorzien in zijn eigen levensbehoeften (waaronder het doen van boodschappen) en zijn gokverslaving. In algemene zin geldt dat witwassen een ernstig misdrijf betreft. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en het draagt bij aan de instandhouding van criminaliteit. Witwassen dekt namelijk onderliggende strafbare feiten af en realiseert de mogelijkheid van beloning voor die strafbare feiten.
Bij de strafbepaling neemt de rechtbank tot uitgangspunt de straffen die in soortgelijke zaken doorgaans worden opgelegd. Hierbij neemt de rechtbank ook in ogenschouw dat het niet de eerste keer is dat verdachte wordt veroordeeld voor dit soort feiten. Het gerechtshof te Den Haag heeft verdachte op 26 augustus 2021 voor soortgelijke feiten gepleegd tot en met 2015 nog een gevangenisstraf voor de duur van 33 maanden opgelegd. Verdachte liep ten tijde van het plegen van onderhavige feiten ook nog in een proeftijd.
Gelet op de lange periode waarin verdachte strafbare feiten heeft gepleegd en zichzelf heeft onderhouden met crimineel geld, het stelselmatige en listige karakter van zijn handelen en het grote aantal slachtoffers is de rechtbank van oordeel dat in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur is gerechtvaardigd en dat niet volstaan kan worden met een gevangenisstraf van achttien maanden, zoals door de raadsman is bepleit. De rechtbank zal daarnaast, in tegenstelling tot het verzoek van de verdediging, wel een deels voorwaardelijke gevangenisstraf aan verdachte opleggen. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat zijn gokverslaving een van de reden was waarvoor hij het geld van de Marktplaatsoplichtingen nodig had. Een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf kan de kans op recidive bij verdachte verminderen.
De rechtbank zal verder ten aanzien van de duur van het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf rekening houden met het feit dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is. Daarnaast komt de rechtbank nu zij, anders dan de officier van justitie, feit 6 niet bewezen acht, tot een enigszins lagere gevangenisstraf dan geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, passend en geboden.

7.De benadeelde partijen

7.1
De benadeelde partij [Naam 2] (feit 1)
De benadeelde partij [Naam 2] vordert een schadevergoeding van € 18.000,-.
De rechtbank is van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Daar komt bij dat verdachte de vordering heeft betwist.
Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
7.2
De benadeelde partij [Naam 6] (feit 2)
De benadeelde partij [Naam 6] vordert een schadevergoeding van € 119,95.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De schade is door de verdediging ook niet betwist. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 119,95 ter zake van materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 28 mei 2018, tot de dag der algehele voldoening.
7.3
De benadeelde partij [Naam 10] (feit 2)
De benadeelde partij [Naam 10] vordert een schadevergoeding van € 1.593,-.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De schade is door de verdediging ook niet betwist. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.593,- ter zake van materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 4 november 2018, tot de dag der algehele voldoening.
7.4
De benadeelde partij [Naam 9] (feit 2)
De benadeelde partij [Naam 9] vordert een schadevergoeding van € 107,95.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De schade is door de verdediging ook niet betwist. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 107,95 ter zake van materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 30 december 2018, tot de dag der algehele voldoening.
7.5
De benadeelde partij [Naam 8] (feit 2)
De benadeelde partij [Naam 8] vordert een schadevergoeding van € 1.047,94.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De schade is door de verdediging ook niet betwist. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 1.047,94 ter zake van materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 8 november 2018, tot de dag der algehele voldoening.
7.6
De benadeelde partij [Naam 20] (feit 3)
De benadeelde partij [Naam 20] vordert een schadevergoeding van € 1.999,-, zijnde de prijs van een nieuw zwembad.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 399,-, ter zake van materiële schade. Deze schade bestaat uit het bedrag dat de benadeelde partij heeft betaald voor een niet geleverde goederen. Deze schade is door de verdediging ook niet betwist en staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de vordering moet worden afgewezen, nu een wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 3 juli 2019, tot de dag der algehele voldoening.
7.7
De benadeelde partij [Naam 21] (feit 3)
De benadeelde partij [Naam 21] vordert een schadevergoeding van € 500,-, bestaande uit € 250,- aan materiële schade (waarvan € 125,- voor een betaald maar niet geleverd goed en € 125,- in verband met twee niet gewerkte uren) en € 250,- aan immateriële schade.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 125,-, ter zake van materiële schade. Deze schade bestaat uit het bedrag dat de benadeelde partij heeft betaald voor een niet ontvangen goed. Deze schade is door de verdediging ook niet betwist en staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de feiten en omstandigheden die tot toewijzing van de vordering zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Daar komt bij dat verdachte de vordering heeft betwist. Verdere behandeling van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 21 augustus 2019, tot de dag der algehele voldoening.
7.8
De benadeelde partij [Naam 22] (feit 3)
De benadeelde partij [Naam 22] vordert een schadevergoeding van € 280,-.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De schade is door de verdediging ook niet betwist. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 280,- ter zake van materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 28 oktober 2019, tot de dag der algehele voldoening.
7.9
[Naam 23] (feit 3)
De benadeelde partij [Naam 23] vordert een schadevergoeding van € 219,-.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De schade is door de verdediging ook niet betwist. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 219,- ter zake van materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 12 mei 2019, tot de dag der algehele voldoening.
7.1
[Naam 24] (feit 3)
De benadeelde partij [Naam 24] vordert een schadevergoeding van € 299,-.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld naar de benadeelde partij toe en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden. De schade is door de verdediging ook niet betwist. De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 299,- ter zake van materiële schade. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezen verklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. Ook zal de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen vanaf het tijdstip waarop het feit is gepleegd, te weten 22 juli 2019, tot de dag der algehele voldoening.

8.Het beslag

8.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat de feiten zijn begaan met behulp van deze voorwerpen.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte. Het in beslag genomen voorwerp is niet gecontroleerd op strafbaar materiaal en is om die reden niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer. Het voorwerp is onder verdachte in beslag is genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 47, 55, 56, 57, 63, 138ab, 139, 231b, 326, 326e, 350a en 420ter van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 6 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen en de identiteit van een ander te misbruiken, waardoor uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan, meermalen gepleegd;
De voortgezette handeling van:
feit 2:medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd,
en:
feit 3:een beroep of gewoonte maken van het door middel van een geautomatiseerd werk verkopen van goederen of verlenen van diensten tegen betaling met het oogmerk om zonder volledige levering zich of een ander van de betaling van die goederen of diensten te verzekeren;
feit 4:medeplegen van computervredebreuk, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 5;
feit 5:medeplegen van opzettelijk en wederechtelijk gegevens die door middel van een geautomatiseerd werk zijn opgeslagen, veranderen/onbruikbaar maken/ontoegankelijk maken, meermalen gepleegd,
in eendaadse samenloop met feit 4;
feit 7:van het plegen van witwassen een gewoonte maken;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 3 (drie) jaar, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 (twee) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd de in beslag genomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK computer, G2116062, zilverkleurig, merk Apple;
* 1 STK telefoontoestel, G2165028, grijs, merk Apple;
* 1 STK bankpas, G2165085, [rekeningnummer] , [bank] ;
- gelast de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp, te weten;
* 1 STK computer, G2165074, grijs, merk Lenovo;
Benadeelde partijen
De benadeelde partij [Naam 2]
- verklaart de benadeelde partij [Naam 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [Naam 2] in de kosten van verdachte, tot nu toe begroot op nihil;
De benadeelde partij [Naam 6]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 6] van € 119,95 terzake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 mei 2018 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 6] (feit 2), € 119,95 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 mei 2018 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [Naam 10]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 10] van € 1.593,- terzake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 4 november 2018 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam 10] (feit 2), € 1.593,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
4 november 2018 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 25 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [Naam 9]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 9] van € 107,95 terzake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 30 december 2018 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam 9] (feit 2), € 107,95 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
30 december 2018 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [Naam 8]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 8] van € 1.047,94 terzake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 8 november 2018 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam 8] (feit 2), € 1.047,94 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
8 november 2018 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 20 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [Naam 20]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 20] van € 399,- terzake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 3 juli 2019 tot aan de dag der voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam 20] (feit 3), € 399,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
3 juli 2019 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [Naam 21]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 21] van € 125,- terzake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 21 augustus 2019 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [Naam 21] (feit 3), € 125,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
21 augustus 2019 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [Naam 22]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 22] van € 280,- terzake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 oktober 2019 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam 22] (feit 3), € 280,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
28 oktober 2019 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [Naam 23]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 23] van € 219,- terzake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 12 mei 2019 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam 23] (feit 3), € 219,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
12 mei 2019 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 4 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
De benadeelde partij [Naam 24]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [Naam 24] van € 299,- terzake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 22 juli 2019 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[Naam 24] (feit 3), € 299,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf
22 juli 2019 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 5 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. van der Ploeg-Hogervorst, voorzitter, mr. J. Bergen en mr. J.P.E. Mullers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Willeboordse, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 30 november 2021.
Mr. Mullers is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.