Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een eiseres en het UWV. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. M.P.A.M. Voogt, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV dat een WW-uitkering had toegekend aan een ex-werknemer van eiseres, met ingang van 4 mei 2020. Eiseres betwistte de toekenning van deze uitkering en stelde dat het UWV onzorgvuldig had gehandeld en onvoldoende onderzoek had gedaan naar de omstandigheden rond de beëindiging van het dienstverband van de ex-werknemer. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV in zijn besluit niet voldoende had onderbouwd dat de ex-werknemer verwijtbaar werkloos was geworden. De rechtbank oordeelde dat het UWV ten onrechte had nagelaten eiseres de gelegenheid te geven om te reageren op de verklaringen van de ex-werknemer. Hierdoor was het bestreden besluit niet in stand te houden. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens is het UWV veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.496.