ECLI:NL:RBZWB:2021:5985

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2021
Publicatiedatum
25 november 2021
Zaaknummer
02-023297-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot schorsing van voorlopige hechtenis in verband met uitvaart

Op 25 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis van een verdachte. Het verzoek was ingediend op 24 november 2021 en had als doel de verdachte in staat te stellen afscheid te nemen van haar overleden moeder. De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld in het licht van de ernst van de feiten waarvoor de verdachte in voorlopige hechtenis is genomen. De officier van justitie en de raadsman hebben schriftelijk gereageerd op het verzoek, waarbij de rechtbank de spoedeisendheid van de situatie in acht heeft genomen.

De rechtbank erkende dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zwaarwegend zijn, maar oordeelde dat deze omstandigheden niet opwegen tegen de belangen van de samenleving en de noodzaak van toezicht. Het mortuarium waar de moeder van de verdachte zich bevond, was gelegen op Belgisch grondgebied, en de rechtbank concludeerde dat er geen adequate mogelijkheden waren voor toezicht door de autoriteiten in België. Hierdoor kon niet worden gegarandeerd dat de verdachte onder toezicht zou staan tijdens de schorsing.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis afgewezen, met de overweging dat de belangen van de vrijheidsbeneming van de verdachte zwaarder wegen dan de persoonlijke omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag lagen. Deze beslissing is genomen in raadkamer op 25 november 2021.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats Middelburg
parketnummer : 02-023297-21
beslissing op verzoek schorsing van de voorlopige hechtenis van de raadkamer d.d. 25 november 2021
(artikel 80 Wetboek van Strafvordering)
in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats]
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
nu gedetineerd in P.I. Zuid Oost, loc. Ter Peel, HvB.
Raadsman mr. P. van de Kerkhof.

Procedure

Op 24 november 2021 is op de griffie van de rechtbank een verzoekschrift ingekomen dat strekt tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafdossier en heeft in verband met de spoedeisendheid van het verzoek de officier van justitie en de raadsman in de gelegenheid gesteld daarop schriftelijk over en weer te reageren.

Beoordeling

Het schorsingsverzoek ziet erop dat verdachte in de gelegenheid gesteld wil worden om afscheid te nemen van haar overleden moeder. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat dit een bijzondere zwaarwegende de persoon van verdachte betreffende omstandigheid betreft die in beginsel een korte schorsing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigt.
Gezien de ernst van het feit waarvoor verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt is de rechtbank van oordeel dat een schorsing slechts aan de orde kan zijn als verdachte gedurende de schorsing permanent onder fysiek toezicht van daartoe bevoegde ambtenaren staat. Complicerende factor is dat het mortuarium waar het stoffelijk overschot van de moeder van verdachte zich bevindt op Belgisch grondgebied is gelegen. Uit de informatie die door de officier van justitie is overgelegd blijkt dat vervoer en begeleiding (en dus ook bewaking) door daartoe bevoegde Nederlandse autoriteiten tot aan de grens met België georganiseerd kan worden, maar dat daartoe in België geen mogelijkheden bestaan.
De persoonlijke omstandigheden die aan het verzoek ten grondslag zijn gelegd dienen zwaar te wegen, maar wegen minder zwaar dan de belangen die gediend worden met het voortduren van de vrijheidsbeneming van de verdachte. En die kan niet worden gegarandeerd als verdachte zich zonder toezicht door Nederlandse of Belgische autoriteiten op Belgisch grondgebied zou mogen begeven. Daarom wijst de rechtbank het verzoek om schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis af.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek tot schorsing af.
Deze beslissing is gegeven in raadkamer van deze rechtbank op 25 november 2021 door
Mr. N. van der Ploeg-Hogervorst rechter:
in tegenwoordigheid van M.A. de Waard-Nooitgedagt, griffier.