ECLI:NL:RBZWB:2021:5951

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2021
Publicatiedatum
23 november 2021
Zaaknummer
02-260995-20
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met een vijfjarig meisje in Loon op Zand

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 november 2021 uitspraak gedaan in een ontuchtzaak waarbij de verdachte beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een vijfjarig meisje. De feiten vonden plaats op 18 oktober 2020 in Loon op Zand. De verdachte, een 44-jarige man, heeft het meisje benaderd terwijl zij aan het spelen was en heeft haar vastgepakt, opgetild, geknuffeld en een kus op de mond gegeven. De moeder van het slachtoffer heeft verklaard dat haar dochter direct na het voorval heeft verteld wat er was gebeurd. De officier van justitie heeft op basis van deze verklaring en camerabeelden van het incident, die de handelingen van de verdachte bevestigen, gevorderd dat de verdachte schuldig wordt bevonden aan ontucht.

De verdediging heeft vrijspraak bepleit, stellende dat er geen seksuele bedoeling was bij de handelingen van de verdachte. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de handelingen, gezien de context en de leeftijd van het slachtoffer, als ontuchtig moeten worden gekwalificeerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaring van de moeder van het slachtoffer consistent en betrouwbaar is en dat deze voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, waaronder de camerabeelden.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het plegen van ontuchtige handelingen met het vijfjarige meisje en heeft hem een taakstraf van 50 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. De vordering van de benadeelde partij, de moeder van het slachtoffer, is afgewezen omdat de schade niet door het slachtoffer zelf is geleden. De rechtbank heeft de zaak afgesloten met een duidelijke uitspraak over de strafbaarheid van de verdachte en de opgelegde straffen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/260995-20
vonnis van de meervoudige kamer van 22 november 2021
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1976 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. C.R. Pirone, advocaat te Rijen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 november 2021, waarbij de officier van justitie, mr. M.P. de Graaf, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Tevens is tijdens de zitting de vordering behandeld van de benadeelde partij [benadeelde partij] namens het slachtoffer en heeft mr. Verpaalen namens [benadeelde partij] het spreekrecht uitgeoefend.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 18 oktober 2020 in Loon op Zand met [slachtoffer] die toen nog geen zestien jaar oud was, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het geven van een kus op de mond van [slachtoffer] , het knuffelen, vastpakken en optillen van [slachtoffer] en het strelen van [slachtoffer] over haar rug en knie.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de toen vijfjarige [slachtoffer] . Hij baseert zich daarbij op de verklaring van de moeder van [slachtoffer] met betrekking tot hetgeen [slachtoffer] direct na het gebeurde tegenover haar heeft verklaard en op de camerabeelden, waarop duidelijk te zien is dat verdachte [slachtoffer] vastpakt, optilt, rondzwiert, tegen zich aandrukt en op haar mond kust.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging bepleit integrale vrijspraak. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er meer is gebeurd dan het vastpakken en optillen van [slachtoffer] en het wrijven over de rug en knie van [slachtoffer] door verdachte. Hierbij was geen sprake van een seksuele bedoeling en aldus geen sprake van ontuchtig handelen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Bewijs zedenzaken algemeen
Bij de beoordeling van het bewijs stelt de rechtbank voorop dat zedenzaken zich doorgaans laten kenmerken door het gegeven dat slechts twee personen aanwezig waren bij de tenlastegelegde seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader.
Op grond van artikel 342 tweede lid van het Wetboek van Strafvordering, dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan, kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing en geeft uitdrukking aan het beginsel van dubbele bevestiging, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad kan worden afgeleid dat niet is vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van aangever op onderdelen voldoende steun vindt in andere bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring heeft afgelegd. De vraag of aan het bewijsminimum van artikel 342 tweede lid Wetboek van Strafvordering is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval.
De rechtbank dient daarom te onderzoeken of de verklaring van aangeefster, de moeder van de vijfjarige [slachtoffer] , bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen en of zij deze verklaring op de door verdachte ontkende onderdelen betrouwbaar acht.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van aangeefster consistent en betrouwbaar is. Aangeefster heeft op verschillende momenten bij de politie consistent en gedetailleerd verklaard over wat er met haar dochter [slachtoffer] is gebeurd. Kortgezegd: [slachtoffer] was bij een speelpleintje vlakbij haar huis aan het spelen, toen verdachte haar benaderde en vroeg of zij pakkertje met hem wilde spelen. Hij heeft [slachtoffer] daarop vastgepakt, opgetild en geknuffeld. Hij heeft haar een kus op de mond gegeven en haar over haar knie en rug gestreeld.
Steunbewijs
De verklaring van aangeefster vindt steun in onder meer de camerabeelden en de verklaring van verdachte zelf.
Verdachte heeft een groot deel van de tenlastegelegde handelingen bekend. Hij heeft verklaard dat hij [slachtoffer] heeft vastgepakt, opgetild en rondgezwierd en over haar knie heeft gewreven.
Verdachte heeft ontkend dat hij [slachtoffer] heeft geknuffeld, een kus op de mond heeft gegeven en over haar rug en knie heeft gestreeld. Een kus is voor hem echt een grens te ver en onacceptabel, aldus verdachte.
De rechtbank ziet op grond van de inhoud van het dossier – waaronder de eigen waarneming van de rechtbank van de ter zitting getoonde camerabeelden – echter geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid en de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster op dat punt. Zo heeft de rechtbank op de camerabeelden waargenomen dat verdachte [slachtoffer] heeft vastgepakt, opgetild, geknuffeld en rondgezwierd. Verdachte heeft direct na deze handelingen terwijl hij [slachtoffer] nog vasthad, zijn gezicht naar het gezicht van [slachtoffer] gebracht, waarna de gezichten elkaar kort hebben geraakt. De duidelijk zichtbare handeling laat zich op geen andere manier uitleggen dan dat verdachte op dat moment [slachtoffer] een kus heeft gegeven.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank de verklaring van aangeefster betrouwbaar en redengevend voor het bewijs, ook daar waar zij heeft verklaard over het strelen en knuffelen van [slachtoffer] en het geven van een kus op de mond van [slachtoffer] .
De rechtbank stelt aldus op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte [slachtoffer] heeft vastgepakt, opgetild, geknuffeld, haar op de mond heeft gekust en over haar rug en knie heeft gestreeld.
Ontuchtige handelingen?
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is of de tenlastegelegde handelingen als ontuchtig zijn aan te merken.
Blijkens de wetgeschiedenis en vaste jurisprudentie gaat het bij ontuchtige handelingen gericht op seksueel contact althans contact van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het gaat daarbij zowel om de aard als de intentie van de handelingen. Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval en de context waarin handelingen hebben plaatsgevonden.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn de door verdachte verrichte handelingen – het geven van een kus op de mond, het knuffelen, het vastpakken, het optillen en het strelen over de rug en knie – in onderling verband en samenhang bezien van seksuele aard en in strijd met de sociaal-ethische norm. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de handelingen zijn verricht bij een (destijds) vijfjarig meisje, terwijl verdachte op dat moment vierenveertig jaar oud was. Er was aldus sprake van een zeer groot leeftijdsverschil. Verdachte en [slachtoffer] kenden elkaar bovendien niet. Zij hadden elkaar kort daarvoor bij het speeltuintje ‘ontmoet’. Er was ook geen aanleiding om de bewuste handelingen te verrichten, oftewel de handelingen zijn in de gegeven context ook echt afwijkend van de normale omgangsvorm. [slachtoffer] hoefde op dat moment niet getroost te worden en vroeg niet zelf om fysieke aandacht. De handelingen gaan bovendien verder dan de normale interactie met kleine kinderen zoals het ‘pakkertje’ spelen waar [slachtoffer] over heeft verklaard of het troosten na een val zoals verdachte heeft benoemd. Bovendien duurt de ‘knuffel’ die verdachte aan [slachtoffer] geeft lang, drukt hij haar hoofd dicht tegen zijn lichaam aan en eindigt het zelfs met een kus op de mond. Het geheel van handelingen is in deze context en gelet op alle hiervoor benoemde omstandigheden niet anders uit te leggen dan gericht op seksueel getint contact en in strijd met de sociaal-ethische norm.
Opzet
De rechtbank verwerpt het verweer dat verdachte geen bepaalde (seksuele) bedoelingen had oftewel dat hij niet opzettelijk ontuchtig handelde. Opzet omvat ook voorwaardelijk opzet. Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg (hier: op het ontuchtige karakter van het handelen) is aanwezig indien verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden. Het moet gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten. In dit geval betrekt de rechtbank hierbij de algemene bekendheid van de sociaal-ethische norm. Niet is gebleken dat verdachte daar niet mee bekend mag worden verondersteld. Hij stelt zelfs zelf dat een kus op de mond echt een grens te ver en onacceptabel is. De kans dat die norm werd overschreden heeft hij met zijn handelen op de koop toe genomen.
Nu voorwaardelijk opzet voldoende is, is het ontbreken van een bedoeling in zoverre niet relevant.
De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de verdediging en is gelet op het voorgaande van oordeel dat de door verdachte verrichte handelingen in deze omstandigheden dienen te worden aangemerkt als ontuchtige handelingen.
Conclusie
Op grond van het voorgaande, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , zoals tenlastegelegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 18 oktober 2020 te Loon op Zand, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2015, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten:
- het geven van een kus op de mond/lippen van die [slachtoffer] en
- het knuffelen en vastpakken en optillen van die [slachtoffer] , en
- het strelen van die [slachtoffer] over haar rug en knie;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, nu niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 50 uren. Daarnaast vordert hij een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De officier van justitie heeft bij zijn strafeis rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit en om die reden geen strafmaat verweer gevoerd.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met de – destijds – vijfjarige [slachtoffer] . [slachtoffer] was bij een speelpleintje vlakbij haar huis aan het spelen, toen verdachte haar benaderde. Hij heeft [slachtoffer] , zonder dat daartoe enige aanleiding was, vastgepakt, opgetild en geknuffeld. Hij heeft haar een kus op de mond gegeven en haar over haar knie en rug gestreeld.
Verdachte heeft daarmee de lichamelijke integriteit van [slachtoffer] geschonden. Het is algemeen bekend dat het mogelijk is dat slachtoffers van dergelijke delicten, hoe jong ook, nog langdurig de nadelige, psychische gevolgen daarvan (kunnen) ondervinden. Uit de ter zitting voorgelezen slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer] blijkt dat zijzelf erg lijdt onder de gevolgen van het handelen van verdachte en daarvoor psychische hulp heeft moeten zoeken. Het gevoel dat zij haar dochter niet heeft kunnen beschermen blijft knagen. Zij durft haar kinderen niet meer los te laten. Verdachte heeft bij dit alles kennelijk niet stilgestaan, hetgeen de rechtbank verdachte kwalijk neemt.
De persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij het bepalen van de strafmaat houdt de rechtbank rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit en dat
artikel 63 Sr van toepassing is.
Ook slaat de rechtbank acht op de inhoud van het rapport van de reclassering van 8 oktober 2021 dat over verdachte is opgesteld. Uit het rapport blijkt dat verdachte op vrijwillige basis therapie voor zijn alcoholverslaving heeft gevolgd. Deze therapie heeft een positieve verandering teweeggebracht. Verdachte is inmiddels negen maanden abstinent, heeft structuur in zijn dag en erkent het belang van sociale contacten en het uitvoeren van vrijwilligerswerk. Het recidiverisico wordt vooralsnog ingeschat als matig.
Het contact met verdachte wordt niet als vloeiend ervaren. Er worden aanwijzingen gezien voor problemen op het gebied van psychosociaal functioneren. Gelet hierop wordt ten behoeve van het bepalen van de straf geadviseerd een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, het meewerken aan middelencontrole en het meewerken aan verdiepingsdiagnostiek als bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel. Verdachte heeft zich ter zitting bereid verklaard alle in het rapport gestelde voorwaarden na te komen.
Straf
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd en daarbij aansluiting gezocht.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf recht doet aan de aard en de ernst van het feit en de persoon van verdachte.
De rechtbank zal aan verdachte dan ook een taakstraf voor de duur van 50 uren met aftrek van het voorarrest en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken met een proeftijd van twee jaren opleggen. Met dit voorwaardelijk strafdeel beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden in de toekomst nieuwe strafbare feiten te plegen en begeleiding en toezicht door de reclassering mogelijk te maken. Aan het voorwaardelijk strafdeel zullen de door de reclassering geadviseerde voorwaarden worden gekoppeld.

7.De benadeelde partij [slachtoffer]

De moeder van [slachtoffer] heeft als wettelijke vertegenwoordiger namens haar dochter een vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij ingediend van € 1321,46, waarvan
€ 321,46 aan materiële schade en € 1000,- aan immateriële schade wegens de door moeder ondervonden psychische gevolgen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De opgevoerde materiële schadepost betreft kosten voor de door moeder bezochte psycholoog.
Bij de beoordeling van de gevorderde schade stelt de rechtbank vast dat het gaat om schade die niet door [slachtoffer] zelf is geleden, maar door haar moeder. Die schade komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat een wettelijke grondslag daarvoor ontbreekt. De rechtbank zal de vordering dan ook afwijzen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen
plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 50 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
25 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf naar rato van 2 uur per dag;
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen drie werkdagen na het onherroepelijk worden van het vonnis meldt bij Novadic-Kentron Verslavingsreclassering op de Jan Wierhof 14, 5017 JD te Tilburg via het telefoonnummer 013-5837500. Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken;
* dat verdachte zich laat behandelen door Fivoor, Forensisch Poliklinisch Psychiatrische behandeling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ook als dit het innemen van medicijnen inhoudt;
* dat verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol om het middelengebruik te beheersen, waarbij de reclassering urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) kan gebruiken voor de controle en bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte medewerking verleent aan verdiepingsdiagnostiek, uitgevoerd door Fivoor of een soortgelijke instelling;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer]
-
wijstde vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
af;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten van verdachte, tot nu toe op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Diepenhorst, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en
mr. M. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.D.M. Bos, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 november 2021