In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2021, gaat het om een deelgeschil naar aanleiding van een fietsongeval dat plaatsvond op 16 september 2019. De verzoekster, die op een smalle weg fietste, kwam ten val door een bouwhek met uitstekende bouwhekvoeten dat aan de rechterzijde van de weg was geplaatst. De kantonrechter heeft de toedracht van het ongeval vastgesteld op basis van getuigenverklaringen, waaronder die van de verzoekster zelf en een getuige. De verzoekster verklaarde dat zij moest uitwijken naar rechts vanwege een remmende voorganger, wat leidde tot de aanrijding met de bouwhekvoet.
De kantonrechter heeft vervolgens de aansprakelijkheid van de verwerende partij, BAN Bouw, beoordeeld aan de hand van de kelderluikcriteria. Het oordeel was dat er sprake was van eigen schuld aan de zijde van de verzoekster, omdat zij te weinig afstand had gehouden tot haar voorganger en de uitwijkmanoeuvre heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De kantonrechter heeft de eigen schuld van de verzoekster vastgesteld op 50%.
BAN Bouw is voor 50% aansprakelijk gesteld voor de schade die de verzoekster heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval. Daarnaast zijn de deelgeschilkosten, begroot op € 1.627,75, toegewezen aan de verzoekster, waarbij de kantonrechter oordeelde dat het eigenschuldpercentage niet van toepassing was op deze kosten, aangezien het deelgeschil specifiek betrekking had op de vaststelling van de aansprakelijkheid. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. van 't Nedereind, in aanwezigheid van de griffier.