ECLI:NL:RBZWB:2021:5936

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2021
Publicatiedatum
19 november 2021
Zaaknummer
9465828 OV VERZ 21-6278
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij fietsongeval door bouwhek met uitstekende voeteisen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2021, gaat het om een deelgeschil naar aanleiding van een fietsongeval dat plaatsvond op 16 september 2019. De verzoekster, die op een smalle weg fietste, kwam ten val door een bouwhek met uitstekende bouwhekvoeten dat aan de rechterzijde van de weg was geplaatst. De kantonrechter heeft de toedracht van het ongeval vastgesteld op basis van getuigenverklaringen, waaronder die van de verzoekster zelf en een getuige. De verzoekster verklaarde dat zij moest uitwijken naar rechts vanwege een remmende voorganger, wat leidde tot de aanrijding met de bouwhekvoet.

De kantonrechter heeft vervolgens de aansprakelijkheid van de verwerende partij, BAN Bouw, beoordeeld aan de hand van de kelderluikcriteria. Het oordeel was dat er sprake was van eigen schuld aan de zijde van de verzoekster, omdat zij te weinig afstand had gehouden tot haar voorganger en de uitwijkmanoeuvre heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. De kantonrechter heeft de eigen schuld van de verzoekster vastgesteld op 50%.

BAN Bouw is voor 50% aansprakelijk gesteld voor de schade die de verzoekster heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het ongeval. Daarnaast zijn de deelgeschilkosten, begroot op € 1.627,75, toegewezen aan de verzoekster, waarbij de kantonrechter oordeelde dat het eigenschuldpercentage niet van toepassing was op deze kosten, aangezien het deelgeschil specifiek betrekking had op de vaststelling van de aansprakelijkheid. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. van 't Nedereind, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Middelburg
zaaknummer / rolnummer: 9465828 OV VERZ 21-6278
Proces-verbaal van mondelinge behandeling, gehouden op 18 november 2021, houdende mondelinge uitspraak
in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te Middelburg,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H.C. Struijk, advocaat te Goes,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BAN BOUW B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Nuenen,
2. de vennootschap naar buitenlands recht
HDI GLOBAL SE,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
verwerende partijen,
gemachtigde: mr. B. Fluit, advocaat te Amsterdam.
Partijen worden hierna aangeduid als respectievelijk [verzoekster] , BAN Bouw en HDI.
Tegenwoordig zijn mr. M.M. van 't Nedereind, rechter, en mr. J.A.J. Oostvogels, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen
­ [verzoekster] , bijgestaan door mr. Struijk voornoemd,
­ namens BAN Bouw, de heer M. Nooien, bijgestaan door mr. Fluit voornoemd.
Partijen hebben hun standpunten toegelicht, waarbij mr. Struijk gebruik heeft gemaakt van schriftelijke spreekaantekeningen. Nadat partijen over en weer hebben gereageerd op de standpunten van de wederpartij en vragen van de kantonrechter hebben beantwoord, heeft de kantonrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Na hervatting van de zitting heeft de kantonrechter met toepassing van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) de behandeling van de zaak gesloten en mondeling uitspraak gedaan. Omdat HDI enkel bij haar haar gemachtigde is verschenen, heeft de kantonrechter dit in overleg met partijen gedaan. De uitspraak van de kantonrechter luidt als volgt.
Het gaat in deze zaak om de vraag of BAN Bouw aansprakelijk kan worden gehouden voor het op 16 september 2019 aan [verzoekster] overkomen ongeval. De eerste vraag is of de toedracht van het ongeval kan worden vastgesteld. Naar het oordeel van de kantonrechter is dat het geval aan de hand van de getuigenverklaringen, met name aan die van de heer [getuige] , in aanvulling op de verklaring van [verzoekster] zelf. Vast staat dat het een smalle weg was met fietsverkeer in twee richtingen. Aan de rechterzijde was de weg afgezet door een bouwhek met uitstekende bouwhekvoeten. [verzoekster] heeft verklaard dat zij uitweek naar rechts in verband met een remactie vóór haar. Meneer [getuige] heeft verklaard dat het achterwiel van [verzoekster] omhoog ging en dat zij ergens tegenaan was geklapt, dat bleek later de voet van het hek te zijn. Naar het oordeel van de kantonrechter staat dus vast dat [verzoekster] reed op een smalle weg, in verband met remmend verkeer voor haar is uitgeweken naar rechts, vervolgens op de bouwhekvoet is gereden en daardoor ten val is gekomen.
De volgende vraag die beantwoord dient te worden is of BAN Bouw aansprakelijk is. De aansprakelijkheid moet worden getoetst aan de kelderluikcriteria, daarover zijn partijen het eens. De relevante factoren zijn:
  • een smalle rijbaan door het geplaatste bouwhek,
  • met verkeer in twee richtingen,
  • met daarop ook nog uitstekende bouwhekvoeten,
  • de bouwhekvoeten hadden ook anders geplaatst kunnen worden, dat is na het ongeval ook gedaan en de kantonrechter oordeelt dan ook dat het niet bezwaarlijk is om te doen,
  • van ondergeschikt belang: er is geen waarschuwing gegeven voor obstakels op de rijbaan,
  • ook van ondergeschikt belang: er was geen gebod voor fietsers om af te stappen.
Die combinatie van omstandigheden, met name de smalle rijbaan en de uitstekende bouwhekvoeten, is heel erg ongelukkig. Daarbij komt dan nog:
  • de kans dat iemand tegen zo’n uitstekende voet aanrijdt is reëel,
  • bij een dergelijke val kunnen de gevolgen ernstig zijn.
Dus is de conclusie dat BAN Bouw aansprakelijk is voor het ongeval.
BAN Bouw heeft een beroep gedaan op eigen schuld aan de zijde van [verzoekster] . Naar het oordeel van de kantonrechter is er sprake van eigen schuld. Vast staat namelijk ook dat [verzoekster] weinig afstand had tot haar voorganger en dat zij de uitwijkactie heeft gedaan om haar remmende voorganger te ontwijken. Als zij gewoon rechtdoor was gereden, is er geen reden om aan te nemen dat zij ook op de bouwhekvoet was gereden. Dus die uitwijkmanoeuvre heeft bijgedragen aan het ontstaan van het ongeval. Dus is er eigen schuld en de kantonrechter stelt dat percentage op grond van de causale verdeling vast op 50%. Zij ziet in dit geval geen aanleiding om op grond van de billijkheidscorrectie tot een andere verdeling te komen.
De kantonrechter bepaalt dat BAN Bouw voor 50% aansprakelijk is voor de door het ongeval geleden en nog te lijden schade en BAN Bouw en HDI moeten die schade vergoeden.
De kantonrechter begroot de deelgeschilkosten op € 1.627,75, conform de begroting van mr. Struijk. Deze voldoet aan de dubbele redelijkheidtoets. De kantonrechter veroordeelt BAN Bouw en HDI tot vergoeding van die kosten. Het eigenschuldpercentage wordt niet toegepast op deze deelgeschilkosten omdat het deelgeschil specifiek ziet op de vaststelling van de aansprakelijkheid.

De beslissing

De kantonrechter
bepaalt dat BAN Bouw voor 50% aansprakelijk is voor de door [verzoekster] ten gevolge van het ongeval op 16 september 2019 geleden en nog te lijden schade en bepaalt dat BAN Bouw en HDI die schade dienen te vergoeden;
begroot de kosten van dit deelgeschil aan de zijde van [verzoekster] op € 1.627,75 en veroordeelt BAN Bouw en HDI tot betaling aan [verzoekster] van deze kosten;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gegeven ter zitting door mr. M.M. van ‘t Nedereind, in tegenwoordigheid van de griffier.
Waarvan proces-verbaal.