Op 19 november 2021 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waalwijk. De eiser, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had beroep ingesteld tegen een besluit van 5 februari 2021, waarin zijn bezwaar tegen een verkeersbesluit niet-ontvankelijk werd verklaard. Dit verkeersbesluit betrof de intrekking van een geslotenverklaring voor vrachtverkeer en de instelling van een geslotenverklaring voor autoverkeer ter hoogte van een bruggetje.
Tijdens de zitting op 20 oktober 2021 heeft de rechtbank de argumenten van de eiser gehoord. De eiser stelde dat hij als eigenaar van een pand een eigen belang had, omdat het verkeersbesluit de bereikbaarheid van zijn pand verslechterde en de huurwaarde zou verlagen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de eiser niet als belanghebbende kan worden aangemerkt volgens artikel 1:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit artikel definieert belanghebbende als degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn belang zich in voldoende mate onderscheidt van andere weggebruikers. De afsluiting van het bruggetje zou slechts leiden tot een omrijdafstand van maximaal 1,5 kilometer, wat niet voldoende is om hem als belanghebbende aan te merken. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het college terecht het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk heeft verklaard, waardoor het beroep ongegrond werd verklaard. Er is geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.