In deze zaak heeft de kantonrechter op 11 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een volkshuisvester en een gedaagde huurder, die in verband met huurachterstand van meer dan drie maanden werd geconfronteerd met een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagde, die drie minderjarige kinderen heeft, heeft een beroep gedaan op de gevolgen van ontruiming voor deze kinderen. De kantonrechter heeft in zijn overwegingen artikel 3 van het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het Kind betrokken, waarin de belangen van het kind voorop staan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand groot genoeg was om ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen, maar heeft ook erkend dat de ontruiming ernstige gevolgen zou hebben voor de kinderen van de gedaagde.
De kantonrechter heeft geconcludeerd dat, hoewel de huurachterstand een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst vormt, de belangen van de kinderen zwaarder wegen. De gedaagde heeft recent hulp gezocht en een betaalde baan gevonden, wat ook in haar voordeel heeft meegewogen. De vordering tot ontbinding en ontruiming is afgewezen, maar de gedaagde is wel veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, die is erkend. De kantonrechter heeft de gedaagde ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de noodzaak om bij huurgeschillen rekening te houden met de belangen van minderjarige kinderen.