ECLI:NL:RBZWB:2021:5896
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak
Op 17 november 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen een verzoekster en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Verzoekster had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het college waarbij haar recht op uitkering was ingetrokken. Tevens verzocht zij de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
Volgens artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) was een zitting niet noodzakelijk. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster niet voldeed aan de vereisten voor het indienen van een verzoek om een voorlopige voorziening, zoals vastgelegd in artikel 8:81 van de Awb, in samenhang met artikel 6:6 van de Awb. Verzoekster kreeg de gelegenheid om het verzuim te herstellen, maar heeft binnen de gestelde termijn van een week na 3 november 2021 geen ondertekend verzoekschrift, kopie van het bestreden besluit en kopie van het bezwaarschrift ingediend.
Aangezien verzoekster niet heeft gereageerd op het verzoek van de voorzieningenrechter, werd het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De voorzieningenrechter heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.